Op Seideravond richten we ons tot de rasja

Bij het stukje in de Hagada over de vier zonen vraag ik altijd aan de aanwezigen met welk van de vier Jodendomstypes zij zich identificeren. Mijn kinderen en de regelmatige gasten hebben deze psychologische projectie-truc door en brengen mij op een dwaalspoor. Maar de onervaren gasten verzinken in een diep gepeins en proberen hun positie op de Jodendomskaart vast te leggen tijdens de lange Seideravond, terwijl de matze-ballen in de keuken pruttelen.

Door: Rabbijn mr. drs. R. Evers

Helemaal verbaasd reageren ze als ik ze vertel, dat ik mij vereenzelvig met de rasja, de bad guy en slechte persoon uit het Seider-drama. Waarom ik mij identificeer met de rasja? Omdat de tweede beker wijn de beker van de rasja is. Over die tweede beker vertellen we de hele Haggada. Het Jodendom identificeert zich met de rasja. Hoewel hij vele misstappen beging, nog steeds blijft hij Joods. Ondanks alles houdt hij zijn Jiddisje nesjomme. Dit wordt aangeduid in de inleiding op de passage van de vier kinderen:“èchad chacham we’èchad rasja”.

Niemand mag ontbreken
Het woord ‘èchad’ betekent ‘één’, en geeft aan dat in iedereen, van de eenvoudigste tot de meest wijze, het gevoel van de Eenheid van G’d aanwezig is. Als er maar één van de 600.000 letters in de Tora ontbreekt, mag de Tora niet meer gebruikt worden. Hetzelfde geldt voor de zeshonderdduizend leden van het Joodse volk. Wanneer er maar één ontbreekt, is het Joodse volk gebrekkig. Daarom moeten wij ook bij het Seiderverhaal de rasja betrekken. Zou hij niet bij de viering van de uittocht betrokken zijn, dan zou er iets missen aan de eenheid van het Joodse volk. Eigenlijk is het zo, dat wij bij het Seiderverhaal ons in hoofdzaak richten tot de rasja, omdat juist hij buiten de boot dreigt te vallen.
Dit verklaart ook, dat de rasja naast de chacham staat, want alleen de chacham kan de rasja van zijn desinteresse afhelpen. Alleen de uiterst goede is in staat het extreem slechte te helen en te helpen.

Iedereen heeft negatieve kanten
Voorgaande geldt ook intra psychisch. Want iedere chagam draagt een rasja in zich. De Talmoed verklaart, dat iedereen die groter is dan zijn naaste, ook meer neigt tot het ‘slechte’. Daarom staan ook alle volgende zonen met een verbindende waw (èn) in relatie tot de chacham. Want juist de chacham is in staat alle volgende categorieën Joden te helpen, door zijn kennis en leiding. Hierdoor kunnen alle Joden een eenheid vormen, die nodig is voor het vervolg op de Uittocht uit Egypte, het ontvangen van de Tora.

Maar wat bedoelt de Hagada dan met de uitspraak dat indien deze rasja in Egypte was, hij niet bevrijd zou zijn? Wij willen hem hiermee niet de toegang tot het Jodendom ontzeggen. Integendeel. Deze uitspraak gold alleen vóór het geven van de Tora op de berg Sinaï. Na de Tora wetgeving, toen G’d Zelf aan iedere Jood zei: ‘Ik ben jullie G’d’ is het idee ontstaan dat iedereen voor eeuwig onlosmakelijk verbonden is met het grotere geheel van het Joodse volk.

De vijfde zoon
Dit legt ook uit, waarom het belangrijkste deel van de Seider zich richt op de tweede zoon, de rasja. En over de vijfde zoon, die niets van het Jodendom weet en zich op geen enkele wijze verbonden voelt met onze voorouders, Awraham, Jitschak of Ja’akov, spreken we bij het stukje van “oorspronkelijk waren onze voorouders afgodendienaren”. Daar kan iedereen zich mee verbonden voelen als springplank voor verheffing.
Pas na de bespreking van de positie van de rasja en de vijfde zoon, is het zinnig om verder te gaan praten over de uittocht uit Egypte. Het doel van de voor Seider, het vertellen over de uittocht, is om de weg te bereiden voor de komst van de Masjieach. En die kan pas komen nadat alle Joden zich verenigd hebben.

Toneelvoorstelling?
Laten we ons eens wat meer verdiepen in de belevingswereld van de rasja. De rasja: ”Wat is deze dienst voor jullie?”. In feite stelt de rasja voor dat we een toneelvoorstelling moeten maken van de slavernij en de uittocht uit Egypte. De bedoeling van alle mitsvot op Seideravond is om de wonderen en gebeurtenissen zo levendig mogelijk te herinneren. Eigenlijk moeten we alles herbeleven.
De rasja vindt het eten van matsa en maror te weinig. Als wij stenen gaan maken en piramiden gaan bouwen, zal men veel beter begrijpen wat de ellende in Egypte heeft ingehouden. Als de slavernij concreet wordt neergezet in een toneelstuk zullen de toeschouwers en de Seidervierders veel meer onder de indruk raken en er veel meer van meenemen! Op deze manier stelt de rasja dat we veel te weinig creatief omgaan met onze Jodendomsbeleving.

“En ook jij moet zijn tanden stomp maken.”
Bij de rasja draagt de Tora op ‘om hem te vertellen dat dit een Pesachoffer is voor Hasjeem’ (Sjemot 12:26). In de Haggadatekst staat echter dat wij zijn tanden moeten `stomp maken’.

Het antwoord is dat men in eerste instantie zeker moet proberen de rasja op alle mogelijke sympathieke manieren naderbij te brengen tot het Jodendom. Dat is de inhoud van de pasoek (vers) uit de Tora.
Maar wanneer hij volhardt in zijn slechtheid, moet men hem stevig aanpakken. Waarom zijn wij zo hard tegen deze rasja? Soms moet je harde maatregelen nemen. Wanneer een kind zichzelf dreigt kapot te maken, moeten de ouders de strategie van “harde liefde” toepassen. Hard omdat het hard is voor het kind, liefde omdat het om het welzijn van het kind gaat. Wanneer een kind het verkeerde pad op dreigt te gaan, kunnen alleen maar extreme maatregelen helpen. Hij moet leren, dat hij zijn of haar vervulling uiteindelijk alleen zal vinden in de ontplooiing van al zijn positieve mensaspecten.

Spiegelneuronen
Iedere vader en moeder moeten hun kinderen over de uittocht uit Egypte vertellen. Men had kunnen denken dat het al veel eerder, voor Pesach moest. Daarom staat er in de Tora dat je pas moet vertellen wanneer matsa en maror voor je liggen. Wanneer de zoon ziet dat zijn vader en moeder de mitsvot van Pesach, door het vertellen over de Exodus en het eten van matsa en maror, vervullen, maakt dat een diepe indruk op zijn ziel (nesjomme). Op oudere leeftijd zal dat niet van hem wijken.
De spiegelneuronen, die zeer vroeg in het leven actief zijn, maken dit ouderlijk gedrag mee, vangen dit op en slaan ook het doel van de handelingen op. Niet alleen de uitvoering van de mitsvot maar ook de wijze waarop ze worden uitgevoerd wordt opgevangen in het hart van de kinderen. Wanneer een kind ziet dat de ouders het Jodendom in liefde en vreugde beleven, blijft deze belangrijke waarde van liefde voor het Jodendom als een waakvlam aanwezig in het hart van de kinderen.
Het gaat niet om wat we zeggen maar om wat we doen!!!

Reacties zijn gesloten.