Ons gebedshuis heeft verschillende namen, die uitdrukken welke functies deze ruimte heeft: beth hakenesset of synagoge (huis van samenkomst); sjoel (school); en, Mikdasj me’at – kleine Tempel, omdat ons bedehuis qua heiligheid en doel zoveel mogelijk lijkt op de Tempel te Jeruzalem.
De benaming ‘sjoel’ komt van het Duits-Jiddisj voor ‘school’. Het duidt op de verwevenheid tussen dagelijks leren met het dagelijks uitspreken van de gebeden. Het leren kent geen beperking in de tijd, maar wordt onderbroken voor gebed dat op bepaalde tijdstippen dient te worden uitgesproken; het ochtendgebed ’s ochtends, het middaggebed ’s middags en het avondgebed nadat de schemering is ingetreden.
Dit huis is een huis van samenkomst. Daar wordt mee bedoeld samenkomst tussen mens en God. De sjoel is een plaats waar men God ontmoet. In sjoel vinden – om een vormelijke uitdrukking te gebruiken – godsdienstoefeningen plaats. Een oefening in godsdienstigheid, een poging de band met Gd te herstellen. Met het gezamenlijk gebed in sjoel wordt een herwinning van het religieus bewustzijn nagestreefd, een verinnerlijking van het religieuze besef.
De sjoel heeft tot functie een plaats van devotie te zijn, een plaats waar men rustig met zichzelf en het Opperwezen kan praten. Maar u zult merken dat er interactie is tussen de deelnemers aan de dienst en dat diverse sjoelbezoekers een actieve rol hebben in de dienst.
Om de aandacht niet af te leiden van het gebed, zitten mannen en vrouwen niet bij elkaar. Iedereen gaat decent gekleed. Mannen en getrouwde vrouwen dragen in sjoel hoofdbedekking, voor mannen is dat vaak een keppel, vrouwen dragen meestal een hoed of sjaaltje. Op sjabbat en feestdagen wordt er in het sjoelgebouw niet gefotografeerd of getelefoneerd.
Minimaal tien joodse mannen – Minjan
Een dienst in de synagoge vindt doorgang wanneer er minimaal tien joodse mannen van dertien jaar of ouder aanwezig zijn. Dat quorum van tien heet minjan.
Bij een dienst in de synagoge worden alle gebeden en voorlezingen in het Iwriet (Hebreeuws) gedaan. Dit is de universele taal van het Jodendom. Het Hebreeuws als gemeenschappelijke taal van de synagoge is een bindmiddel zonder weerga. Overal ter wereld wordt de dienst in het Hebreeuws uitgesproken waardoor, wanneer men de taal machtig is, er geen drempel bestaat om hier of waar ook ter wereld de dienst bij te wonen en er aan deel te nemen. De sjoel is ook door het gebruik van die taal de school van het jodendom gebleven. Het Hebreeuws is daarnaast ook een levende taal, de taal die in zijn moderne vorm, wordt gesproken in Israël.
De inrichting van de sjoel
In Nederland zijn op tal van plaatsen sjoels gebouwd. De oudste in gebruik zijnde sjoels staan in Amsterdam, Middelburg en Nijmegen. Er zijn in Nederland zo’n dertig verschillende sjoels waar wekelijks diensten plaatsvinden. Op een wijze zoals dat ook op tal van plaatsen wereldwijd, gebeurt.
De sjoel moet om als zodanig te kunnen functioneren aan een aantal voorwaarden voldoen, maar behoudens die basiselementen verschillen de gebouwen architectonisch vaak sterk van elkaar.
Enkele voorwaarden zijn:
• De gebedsrichting is naar het oosten toe, n.l. naar de plaats in Jeruzalem waar ooit de Tempel stond.
• Tegen de oostelijke muur van de sjoel staat een kast voor de Torarollen, de Aron Hakodesj, waar boven vaak een afbeelding van de twee stenen tafelen waarop de eerste woorden van ieder der Tien Geboden (Tien Uitspraken) staan weergegeven
• een plaats voor de voorzanger
• een Almemmor of Biema, dit is een plaats (verhoging, met een grote tafel) om de Torarol voor te lezen
• een heren- en een damesafdeling
• Vooraan brandt een bijzondere altijd brandende lamp; een eeuwig licht, zoals het ook in de Tempel brandde.
• De sjoel heeft ramen.