Vanaf de tweede sederavond tot Sjavoe’ot worden zeven keer zeven dagen geteld, elke avond een dag erbij, dat is de omertelling. Daarnaast vallen er bijzondere dagen in de omertijd. Maar wat is een omer eigenlijk? Daarvoor gaan we even terug naar Pesach.
Pesach heeft meerdere namen:
– pesach פֶּסַח Pesach
– chag hamatsot חַג הַמַצּוֹת matsefeest
– zeman cheroeteenoe זְמַן חֵרוּתֵנוּ feest van onze vrijheid
– chag ha’aviv חַג הַאָבִיב lentefeest
Lente is in het Hebreeuws אָבִיב aviv. Je kent het woord wel van Tel Aviv, dat betekent lenteheuvel. Pesach valt in de lente en dan is in Israël de eerste gerstoogst rijp. Op de tweede dag van Pesach werd van die eerste gerst altijd een offer gebracht. Pas daarna mochten de mensen zelf eten van de nieuwe opbrengst van het land.
Het gerstoffer bestond uit een עוֹמֶר omer, een oude joodse maat, die zo groot is als de hoeveelheid voedsel die een mens per dag nodig heeft. In de woestijn kreeg iedereen één omer manna per dag. Vanaf de tweede dag Pesach tellen we de dagen tot Sjavoe’ot. We noemen dit סְפִירַת הָעוֹמֶר sefirat ha’omer, de omertelling. De omertelling verbindt de feesten Pesach en Sjavoe’ot. Pesach maakte van ons een volk en Sjavoe’ot, het feest waarop we de Tora kregen, maakte ons tot een bijzonder volk, het volk van God. Tussen de uittocht en het moment waarop we in de woestijn de Tora kregen zat zeven weken. Daarom tellen we de omer negenenveertig dagen lang, zeven dagen keer zeven weken. Voordat we tellen zeggen we eerst een bracha. Dan noemen we in het Hebreeuws eerst het nummer van de dag in de omertelling, dan het aantal weken en dan het aantal losse dagen. Zo zeggen we de eerste dag (dat is de dus de tweede dag Pesach): “Vandaag is het één dag van de omer”. Op de drieëndertigste dag zeggen we: “Vandaag is het drieëndertig dagen, dat is vier weken en vijf dagen van de omer”. En op de laatste dag: “Vandaag is het negenenveertig dagen, dat is zeven weken van de omer”. Daarna spreken we de hoop uit dat het beet mikdasj tijdens ons leven herbouwd mag worden.
Door Pesach is de groep afstammelingen van Ja’akov een volk geworden. Dit volk kan niet bestaan zonder de Tora, die gegeven werd op Sjavoe’ot. Dát is de les die de omer ons leert. Tegelijkertijd is er dankbaarheid aan God voor de vruchtbaarheid van het land en voor de gerstoogst. Op die manier leert de omertijd ook dat we ook het joodse land en ons bezit moeten zien in het licht van de Tora. Het joodse volk en het joodse land hebben alleen betekenis als we ze zien als Gods volk en Gods land.
De omertijd valt in een periode waarin door de eeuwen heen met het joodse volk bijzonder veel nare dingen zijn gebeurd. Op 27 niesan is het יוֹם הַשּׁוֹאָה Jom Hasjoa. Op die dag denken we aan de zes miljoen joden die door de nazi’s zijn vermoord tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er zijn ook lichtpuntjes in de omertijd. Op de vijfde dag van de maand ijar van het joodse jaar 5708, 14 mei 1948, werd door David Ben Goerion, de eerste premier van Israël, in Tel Aviv de onafhankelijkheidsverklaring van מְדִינַת ישְִׂרָאֵל medinat Jisraeel, de Staat Israël, voorgelezen. Die dag werd daarom een nationale feestdag יוֹם הָעַצְמָאוּת Jom Ha’atsmaoet, Onafhankelijkheidsdag.
De dag ervoor staat Israël stil bij de slachtoffers van de Israëlische oorlogen en terreuraanslagen. Duizenden Israëlische soldaten en burgers worden met groot respect en dankbaarheid herdacht. Die dag heet יוֹם הַזִּכָּרוֹן Jom Hazikaron, Herdenkingsdag. Op Jom Ha’atsmaoet hangen de vlaggen uit en komen joden binnen en buiten Israël samen om de Onafhankelijkheidsdag te vieren. In Israël zijn er optochten en wordt er vuurwerk afgestoken. In de sjoels wordt halleel gezegd en speciale gebeden voor vrede in het land. Toch is de omertijd traditioneel een treurtijd waarin dus niet getrouwd mag worden, er geen muziek gemaakt mag worden en je zelfs niet naar de kapper mag gaan. Dat komt omdat er in deze tijd vroeger zoveel verdrietigs is gebeurd. In de tweede eeuw van de jaartelling stierven duizenden leerlingen van rabbi Akiva aan een besmettelijke ziekte. Vanaf de elfde eeuw werden in deze periode veel mensen die hoorden bij joodse gemeenten langs de Rijn uitgemoord door de Kruisvaarders, de deelnemers aan de Kruistochten. De dag waarop de sterfte onder de leerlingen van rabbi Akiva ophield is een uitzondering in de treurtijd. Deze dag heet ל”ג בָּעוֹמֶר Lag Ba’omer, de drieëndertigste dag van de omer. De letter ל lamed geeft het getal 30 aan, en de ג gimmel is 3. Samen ל”ג lag vormen ze dus het getal drieëndertig. Op die dag staan steevast bruiloften en kappersbezoeken gepland.
Aan het eind van de omertijd, op 28 ijar, is er nog één feestdag en dat is יוֹם ירְוּשָׁלַיםִ Jom Jeroesjalajiem, Jeruzalemdag. Want op die dag kwam de oude stad van Jeruzalem in 1967 na een kleine tweeduizend jaar weer in joodse handen. Het Opperrabbinaat van Israël stelde daarop een feestdag in om God te danken voor het in vervulling laten gaan van die oude joodse wens: volgend jaar in Jeruzalem. In Israël en daarbuiten leren joodse kinderen die dag over de betekenis en geschiedenis van Jeruzalem. Verder zijn er dansfeesten, optochten en speciale televisieprogramma’s.