Parsja Misjpatiem 5772

(Exodus/Sjemot 21:1 – 24:18) 

MISJPATIEM (wetten).
Samenvatting
• De naam van de sidra betekent civiel recht’, dat de hoofdinhoud vormt.
• Dienaren moeten na 6 jaar vrijgelaten worden (of eerder wanneer het Jubeljaar arriveert). Een Joods meisje wordt vrij wanneer ze puber wordt (21:1-11).
• De Tora maakt onderscheid tussen koelbloedige moord en doodslag (21:12-14).
• De Tora geeft een schaderegelingsysteem voor schade: verlies van ledematen, WAO, medische behandeling, pijn en schaamte (21:18-25).
• Eigenaren van dieren moeten er voor zorgen, dat ze geen schade veroorzaken en potentiële schadeveroorzakers moeten verwijderd worden.
• Zelfverdediging (zelfs wanneer men de agressor moet doden) is toegestaan (22:1).
• Verschillende verantwoordelijkheden voor de onbetaalde en betaalde bewaarder, lener en huurder worden geregeld (22:6-14).
• Rente wordt verboden (22:24).
• Tora verplicht om verloren voorwerpen aan de oorspronkelijke eigenaar terug te geven (23:4).
• Sjemita-voorschriften (23:11).

Het Joodse volk krijgt een aantal sociale voorschriften zoals behandeling van slaven en de verplichtingen van een man ten opzichte van zijn vrouw. Het land moet het zevende jaar rusten – dit zijn de Sjemita-voorschriften, evenals de mensen en de dieren op de zevende dag. De mannen moeten met de voetfeesten: Pesach, Sjawoeot en Soekot, voor G’d verschijnen met producten van het Land. G’d belooft de volkeren in het Land te helpen verdrijven. Hij zal het volk zegenen als ze zich aan Zijn voorschriften houden. Het volk belooft dat zij zullen “doen en luisteren’’ wat G’d wil. Mosje schrijft alles op wat HaSjeem gezegd heeft, leest het het volk voor en gaat naar boven om de Stenen Tafelen te ontvangen.

Misjpatiem is de 18e parsja van de Tora, de zesde van het tweede Tora-boek, Sjemot. Parsja Misjpatiem bestaat uit 33parsjiot, afdelingen waarvan 6 open en 27 gesloten zijn, telt 118 pesoekiem, verzen, 1462 woorden, 5313 letters en is hiermee de 22 na langste parsja. Misjpatiem bevat 23 ge- en 30 verboden.

VERDIEPING I: EERLIJKHEID
Deze week staan de Misjpatiem – de civiele en sociale voorschriften – in het voetlicht. Deze diniem – bepalingen – worden verder uitgewerkt in de Misjna – Mondelinge Leer, Talmoed en Sjoelchan Aroech, de Joodse wet.
Meestal heeft men hoge verwachtingen van een artikel over zakendoen volgens de Joodse wet. Als men mij `staand op een voet’ vraagt of ik de halacha van het zakendoen kan samenvatten in een `nutshell’ dan antwoord ik steevast, dat men veel halachot, voorschriften gewoon kan aanvoelen als men eerlijk is.
Natuurlijk zijn er vele voorschriften, zoals ribiet, het renteverbod, dat uitermate ingewikkeld is en zich niet voor gevoelsbeslissingen leent maar veel andere zaken zijn voor een oprechte geest direct invoelbaar.
Bij lezing van alle voorschriften valt op hoe oprecht en eerlijk onze wet is. Het beeld van de bedrieglijke Jood – zoals in de `cartoons’ van Julius Streicher en in de Arabische karikaturen – hebben gelukkig niets met de realiteit van de Tora van doen. De regels voor bedrijfsleven en handel werden 3324 jaar geleden op de Sinai gegeven, meer dan 2000 jaar geleden in moderne vorm geredigeerd en iets later opgeschreven. Ik doe en greep.

Competitie
Mag je een ander beconcurreren? Dit is een uiterst gevoelig punt waar vele dinee Tora, rechtzaken over gevoerd zijn. Over het algemeen is het uitoefenen van hetzelfde beroep of het openen van eenzelfde soort winkel als andere mensen uit de straat of uit de stad toegestaan. Het verbod van hasagat gewoel (het betreden van andermans werkterrein) is beperkt. Niettemin zullen vrome mensen anderen in hun levensonderhoud (parnassa) niet willen storen en hun zaken elders doen of hun winkel op een andere plaats openen. De nieuwe winkelier mag volgens de Joodse wet elke indirecte methode gebruiken om klanten aan te trekken. Speciale kortingen, cadeautjes, prijsverlaging, gratis bezorging en allerlei vormen van adverteren zijn zonder meer voor iedereen toegestaan.

Het wekken van een verkeerde indruk
Bij het aanprijzen van handelswaar of diensten is het nooit toegestaan om de spullen van anderen af te keuren of de concurrenten in een kwaad daglicht te stellen. Dit geldt zelfs als dat wat de verkoper beweert, waar is. Natuurlijk mag men de goede kwaliteiten van de eigen waren aanprijzen en de gunstige prijs benadrukken. Het is dus toegestaan om te zeggen:”Mijn computer is beter dan alle andere”. Maar je mag nooit een ander in een kwaad daglicht stellen door bijvoorbeeld te zeggen dat “…de anderen slechte computers verkopen of te hoge prijzen vragen etcetera”.
Bij het aanprijzen van de eigen goederen moeten de beweringen wel waar zijn. Men mag geen valse indruk wekken. Doordat de meeste klanten geen verstand hebben van de zaak die zij kopen, is het verboden om ze verkeerd te adviseren enkel en alleen om de verkoopcijfers te laten stijgen. Zo mag een kleermaker tegen zijn klanten niet zeggen, dat het kostuum dat hij nu koopt zeker jaren zal meegaan, als dit normaliter niet het geval is.

Belangenconflicten
Over het algemeen mag iedereen zijn eigen belang laten voorgaan, maar alles moet op een eerlijke manier gebeuren. Dit geldt ook voor eenmalige goederen zoals de aankoop van een huis of het solliciteren naar een baan. Om een baan te bemachtigen mag men zelfs gebruik maken van ‘protectia’ (een ‘kruiwagen’ of relaties). Dit laatste geldt voor prive-werkgevers of prive-ondernemingen. Voor gemeenschapsinstellingen is het zeer twijfelachtig of men gebruik mag maken van kruiwagens. Bij gemeenschapsinstellingen mogen de personeelschefs zich niet laten leiden door persoonlijke voorkeur of antipathie maar dient de beslissing enkel en alleen genomen te worden op basis van de kwaliteiten van de sollicitant. Anders dient men het gemeenschapsbelang niet.

Een andere werknemer `wegdrukken’
Het is niet toegestaan om jouw diensten aan te bieden en daarmee een andere, reeds werkende werknemer weg te drukken. Dit geldt zelfs als de werkgever niet tevreden is met de huidige werknemer, tenzij hij al aktief bezig is om nieuwe werknemers te zoeken. Dit is een typisch voorbeeld van hasagat gewoel oftewel onrechtmatig andermans terrein (in dit geval een baan) betreden.

Maar wanneer er voor een job geadverteerd wordt, mag men proberen deze te krijgen zolang de onderhandelingen tussen een andere sollicitant en de werkgever nog niet gesloten zijn. Maar zodra de onderhandelingen afgesloten zijn (ook al is er nog geen contract getekend) mag men niet meer de baan van een ander proberen weg te kapen (zelfs niet wanneer de nieuwe werknemer bereid is harder en langer te werken voor een lager salaris). Als de werkgever zich echter bedacht heeft en alsnog nieuwe werknemers oproept, is het toegestaan daarop te solliciteren.
Wanneer het echter een zeer zeldzame gelegenheid betreft, zoals een baan waarvan er maar een in de stad bestaat, heeft men het recht om zijn diensten aan te bieden zolang een andere sollicitant nog niet is aangenomen door de werkgever (Sjoelchan Aroech IV:337:1)

Hetzelfde geldt voor handelsaanbiedingen of dienstverlening: zodra er een prijs overeengekomen is, mag geen andere winkelier of dienstverlener (zoals een loodgieter) de klant benaderen, zelfs als er een betere prijs geboden wordt. Echt vrome mensen vinden goed gedrag belangrijker dan financieel gewin en zullen andere mensen niet voor de voeten lopen.

HAFTARA: Jeremia 34: 8-22, 33: 25&26

“Hasjeem richtte zich tot Jeremia, nadat koning Tsidkiahoe met de inwoners van Jeruzalem overeengekomen was dat er een totale vrijlating zou worden afgekondigd. Alle Hebreeuwse slaven en slavinnen zouden worden vrijgelaten, zodat geen Judeeër nog een volksgenoot als slaaf in dienst zou hebben…Maar enige tijd later kwamen ze erop terug en onderwierpen zij hun vrijgelaten slaven en slavinnen weer…Daarom – dit zegt Hasjeem: Omdat jullie niet naar Mij hebben geluisterd, je volksgenoten niet de vrijheid hebben geschonken, geef ik het zwaard, de honger en de pest de vrijheid om jullie te treffen. Ik maak jullie tot een afschrikwekkend voorbeeld voor alle koninkrijken op aarde”.
Wat een vreselijke straf voor dit vergrijp tegen de medemenselijkheid. G’d wilde, dat deze slaven vrije mensen zouden worden om Hasjeem in vrijheid te kunnen dienen.
Na de Exodus uit Egypte zouden alle Bnee Jisraeel dienaren van Hasjeem moeten worden en zo de volledige vrijheid in perfect harmonische gebondenheid kunnen bereiken.
Historisch gezien waren de Babyloniers in het tiende regeringsjaar van Tsidkiahoe heer en meester in het Joodse land. Babylonie maakte zich op voor het beleg rond Jeroesjalajiem toen ze werden verdreven door Farao Necho. Onder leiding van koning Tsidkiahoe sloten de Bnee Jisraeel in het Beet Mikdasj, de Tempel een plechtig verbond om hun slaven en slavinnen vrij te laten. Maar de Bnee Jisraeel hielden zich niet aan het verbond en haalden hun slaven en slavinnen terug. De Tempel werd verwoest en het Joodse volk ging in ballingschap. Maar G’d liet Zijn volk niet los.
De haftara eindigt met een prachtig citaat. Jeremia 33:25 e.v.: Maar dit zegt Hasjeem: Als Mijn verbond er niet dag en nacht is, zou Ik de hemel en de aarde niet aan vaste wetten onderworpen hebben. Zomin als Ik die zal verwerpen, zal ik het nageslacht van Ja’akov en van mijn dienaar David verwerpen. Ik zal altijd een van zijn nakomelingen laten heersen over het nageslacht van Avraham, Jitschak en Ja’akov. Ik zal hun lot ten goede keren en Mij over hen ontfermen.’
Dit verbond van dag en nacht is onze band met de Tora. Zo voldoen wij aan de opdracht:“Jullie zullen mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk.” (Ex./Sjemot 19:6). Rabbi Avraham, de zoon van de Rambam, schrijft in naam van zijn vader, dat met Kohaniem hier de geestelijke leiders van het volk worden bedoeld. Als het volk tot een rijk van Kohaniem wordt en zij inderdaad luisteren naar hun spirituele voormannen, zullen zij zeker tot een heilig volk worden, een waar volk van Hasjeem.

Wat is de combinatie van de termen in de pasoek (vers) `een rijk van Kohaniem en een heilig volk’? De grote kracht van het Joodse volk ligt in het feit dat zij mensen van vlees en bloed zijn maar desondanks een heilig volk kunnen zijn dat zelfs boven het niveau van de Engelen uit kan komen.

Rabbenoe Bachja legt uit dat er drie kronen bestaan:
1. De kroon van de Tora
2. De kroon van Kehoena (Koheenschap)
3. De kroon van koningschap.
Welke is de mooiste? De geciteerde pasoek geeft hier antwoord op: “Als jullie de Tora zullen aanvaarden en jullie je met de kroon van de Leer zullen tooien, dan zullen jullie een koningrijk van Kohaniem zijn: Jullie zullen belangrijker zijn dan koningen en zelfs meer dan de Kohaniem (priesters), zoals er staat (Spreuken 3:15): “De Tora is kostbaarder dan paarlen”. Zelfs meer dan de Hogepriester die in het Allerheiligste naar binnen ging” (B.T. Horajot 13a).

Rabbi Jischak Abarbanel vond in deze pasoek een antwoord op een bekende vraag: ‘We hebben zoveel Mitsvot, omheiningen en waarschuwingen dat het lijkt alsof wij gevangenen zijn van de Torawet?”. Toch is het omgekeerde de realiteit. Doordat wij gebonden zijn aan deze spirituele opdrachten, worden wij bevrijd van onze lagere driften, lusten en passies. In feite beheersen wij daardoor onze verlangen en neigingen. Dit heeft G’d ons laten weten vlak voor de Torawetgeving: “Weet dat jullie door de Tora een koninkrijk van priesters zullen worden”. Inderdaad, priesters, dienaren van de Allerhoogste maar ook koningen en vrije mensen. Wie zijn de koningen? Dat zijn mensen die goed thuis zijn in de Tora! (B.T. Gittien 62a).

Reacties zijn gesloten.