(Dewariem/ Deuteronomium 33:1-34:12)
Van Simchat Tora naar Poeriem – De Schriftelijke en MondelingeTora
Met Simchat Tora vieren we dat we de Tora hebben uitgelezen en opnieuw zijn begonnen. Wij vieren Simchat Tora uitbundig met zang en dans en met name in de grote Joodse centra is Simchat Tora een van de vrolijkste dagen van het jaar.
Er is nog een andere dag in het jaar, dat wij uitbundig feest vieren en dat is met Poeriem. We moeten dan drinken tot we het verschil niet meer weten tussen `Baroech Mordechai, gezegend is Mordechai’ en `Aroer Haman, vervloekt is Haman’. Bestaat er een verband tussen beide feestdagen?
Verband Tora en Poeriem?
Wat is het verband tussen Tora leren en Poeriem? Rabbi Aryeh Kaplan legt dit op meesterlijke wijze uit. De meesten van ons kennen Poeriem als het feest van de redding van de Joden uit de klauwen van Haman en Achasjwerosj. Toen het hele volk met een totale vernietiging werd bedreigd, vastten de Joden en deden zij tesjoeva, kwamen zij tot inkeer. Zij overwonnen hun vijanden en Mordechai werd eerste minister in plaats van Haman. Maar er gaat veel meer schuil achter het feestgedruis van Poeriem dan alleen maar een fysieke redding van het Joodse volk.
Nationale feestdag
Toen Mordechai en Ester de Chagamiem, Wijzen benaderden met het verzoek om Poeriem tot een nationale feestdag uit te roepen, beargumenteerden zij hun verzoek met de stelling, dat als wij Pesach vieren om te gedenken, dat de Joden uit hun slavernij werden bevrijd, het toch zeker gepast is een redding
van een gewisse dood te vieren. Hoewel de Chagamiem in eerste instantie aarzelden, willigden zij hun verzoek uiteindelijk in. Natuurlijk was iedereen verheugd over de redding uit de doodsnood maar uiteindelijk speelden er andere ontwikkelingen op de achtergrond. De Joden zijn wel vaker met de dood bedreigd zonder dat er sprake was van nieuwe nationale feestdagen na de zoveelste redding.
Nieuwe commitment
De Talmoed (B.T. Sjabbat 88a) vertelt, dat de Joden na hun redding met Poeriem hun commitment aan de Tora vernieuwden en op een hoger plan brachten door de Mondelinge Leer (Misjna en Talmoed) vrijwillig op zich te nemen. Dit proces van acceptatie van de Mondelinge Leer was al een kleine 900 jaar eerder begonnen bij de berg Sinai maar verliep in stadia. De traditie wil, dat de Joden, toen zij de Tora aan de voet van de berg Sinai accepteerden 50 dagen na de Exodus uit Egypte, G’d de berg over hun hoofd moest houden om de Joden te dwingen te Tora te accepteren: ‘Als jullie de Tora aanvaarden, is het goed. Maar als jullie de Tora weigeren, is hier jullie graf’. De Midrasj Tanchoema schept het achtergrondperspectief.
Nakomen en begrijpen
Toen G’d de Tora aanbood aan het Joodse volk, accepteerden zij dit gaarne: `Na’asee wenisjma’ – wij zullen de Tora nakomen en begrijpen. Werden de Joden niet gedwongen tot aanvaarding van de Leer? Ja en nee. De Schriftelijke Tora hebben zij zonder problemen aangenomen. Maar met de Mondelinge Leer
hadden ze veel meer moeite. Mosje las hen het Sefer Haberiet, het Boek van het verbond, de Schriftelijke Leer voor. Dat vonden de Joden prettig en acceptabel. De geschreven Tora is namelijk veel globaler, makkelijker en begrijpelijker dan de Mondelinge Leer. In de Tora staan prachtige gedachten als `Heb uw naaste lief gelijk uzelf’ en `Houd de Sjabbat in acht en houd rust’.
Vele details
Maar de Mondelinge Leer kent vele haken en ogen en een bijna oneindig aantal details. Het echte Jodendom zoals wij dit nu kennen, is voornamelijk een uiting van de Mondelinge Leer. Het kent vele regels en voorschriften, die voor veel mensen niet zo eenvoudig uit te voeren of te begrijpen zijn. Daarom verliep de acceptatie van met name de Mondelinge Leer zo stroef en waren er vele generaties van gewenning en wonderen voor nodig om deze geaccepteerd te krijgen bij het Joodse volk. Pas na het wonder van Poeriem waren de Joden bereid de volle breedte van de Tora vrijwillig op zich te nemen en werden zij volledig G’ds uitverkoren volk in de ware zin van het woord. Daarmee is Poeriem niet alleen een volgende redding van het Joodse volk maar tevens een bevestiging van de innige band in optima forma tussen G’d en het Joodse volk.
Het proces van eenwording met het G’ddelijke in de wereld naderde pas met Poeriem zijn voltooiing.
Eed en convenant
In twee stadia werden de afstammelingen van de Aartsvaders werkelijk Joods: door een eed aan G’d en door een convenant met G’d. De eed waren de woorden
`Na’asee wenisjma’ – wij zullen de Tora nakomen en begrijpen bij de berg Sinai. Maar veel meer dan een belofte waren deze woorden niet. Een convenant ontstond pas toen de Joden ook de Mondelinge Leer aanvaardden. Dat gebeurde met Poeriem. Pas toen werd de band tussen het Joodse volk en G’d voltooid. Gelijk een man die Joods wil worden twee handelingen moet verrichten – onderdompeling in een mikve, een ritueel bad en een besnijdenis – verliep ook het `huwelijk’ tussen HaSjeem en Am Jisraeel in twee stadia: acceptatie van de Schriftelijke Leer en later aanvaarding van de Mondelinge Leer in al zijn details. Daarom konden de Ansjee Knesset Hagedola – de mannen van de Grote Vergadering – Poeriem aanvaarden als een nationale feestdag met eeuwige strekking en betekenis. Toen zij zagen dat het Joodse volk na de wonderbaarlijke redding uit de handen van Haman de Mondelinge Leer vrijwillig ging naleven, begrepen zij, dat er een tweede stadium in de relatie met HaSjeem voltooid was. Dit rechtvaardigde een nieuwe feestdag zonder meer.
Afsluiting Schriftelijke en opleving Mondelinge Leer
Vrij snel na de Poeriem-geschiedenis werd de Schriftelijke Leer, de canon, Tenach afgesloten en stopte de profetie onder Israel. Voor profetie is het vereist, dat het grootste deel van de Joden in Israel woont. Sinds de herbouw van de Tweede Tempel is dat nooit meer het geval geweest. Daarmee eindigde de periode van profetie. Ester wordt met het slot van profetie in verband gebracht. Maar de studie van de Mondelinge Leer bereikte in de eeuwen na de Poeriem- geschiedenis een ongekend hoogtepunt. Gedurende de Tweede Tempelperiode was er meer intellectuele interesse dan ooit tevoren. Tijdens de periode van de Eerste Tempel overheerste de sfeer van chogma, dat nogal eens beschreven wordt als een vorm van bovenaardse, globale en enigszins mystieke kennis. Tijdens de Tweede Tempelperiode overheerste de sfeer van bina, meer rationele en gedetailleerde kennis, zoals te lezen valt in de Misjna en Talmoed, de twee hoofdbestanddelen van de Mondelinge Leer.
De Derde Tempel
Hoe zal het zijn in de tijd van de Masjieach, bij de herbouw van de Derde Tempel? We kennen drie intellectuele sferen:
1. chogma, 2. bina en 3. da’at –
1. de flits van wijsheid, 2. de uitwerking van deze flits en 3. de vaste kennis die daaruit resulteert.
Het menselijk denken wordt beheerst door de sferen van Chogma en Bina. Chogma kan omschreven worden als de flits of Aha-Erlebnis, de oplossing van een ingewikkeld probleem, die in één verlichtende bliksemschicht wordt geschouwd. Deze ‘kiem’ van inzicht heeft nog geen duidelijke vorm aangenomen en dreigt in het niets te verdwijnen als het niet snel wordt uitgebouwd en ontwikkeld tot een duidelijke gedachtengang.
Bina – van ‘be-grijpen’ – moet verder aan de slag met de flits van inzicht, onderzoekt het en werkt het tot in details uit. Van abstractie krijgt het flitsende idee gestalte en vorm en wordt het ingekaderd in concrete denkpatronen, toepasselijk op de alledaagse realiteit. De oorspronkelijke ‘vonk’ van inzicht daalt af en wordt ‘verduisterd’ tot een nivo van hanteerbaarheid en communicatie.
De afdaling van de zwevende flits tot een concrete en ook voor anderen volgbare logische gedachtengang wordt ook wel in termen van de conceptie van het menselijk leven omschreven. Het mannelijke element in de voortplanting wordt gevat door het vrouwelijke, smelt hiermee samen en wordt in de baarmoeder uitgewerkt tot een gedetailleerd menselijk wezen. Daar het Jodendom zich concentreert op het hier en nu van de aardse realiteit moge het ons niet verbazen, dat juist de identiteit van de moeder het Joods-zijn van het kind bepaalt.
Kort samengevat betekent dit, dat het ‘mannelijk’ element in de Schepping – de sfeer van Chogma – volstaat met abstracte waarneming, terwijl het vrouwelijk element de vrij-zwevende gedachtenflitsen ‘naar beneden trekt’ en concrete en tastbare gestalte geeft. Chogma is creatief, Bina is uit op ontwikkeling, expansie en concretisering.
Dit betekent overigens niet dat vrouwen of mannen per definitie tot één van beide categorieën ‘veroordeeld’ zijn. Chogma en Bina zijn slechts sferen, globale denkpatronen, die ieders deel kunnen zijn. Het zijn universele tendensen.
Sfeer van da’at, vaste kennis van het G’ddelijke
In Messiaanse tijden zal de sfeer van da’at overheersen. De Derde Tempel zal in het teken staan van da’at, vaste kennis van het G’ddelijke in de wereld. En daarmee zal uiteindelijk de zonde van de eerste mens Adam gerectificeerd zijn, die at van de Eets hada’at, de boom van kennis van goed en kwaad. Adam corrumpeerde het begrip da’at en in de tijd van de Masjieach zal de da’at weer gecorrigeerd worden totdat de `wereld weer gevuld zal zijn van da’at van het G’ddelijke, zoals water de zee vult’ (Jesjaja 11:9).
Er bestaan vier meningen over de exacte vrucht die door Adam en Eva gegeten werd. Een mening stelt, dat de Eets hada’at, de boom van kennis van goed en kwaad een wijnstok was. Noach probeerde deze fout te herstellen toen hij spoedig na de Zondvloed een wijngaard plantte. Het liep echter fout af met Noach. Hij werd dronken van de wijn en kon de wijnstok uit het Paradijs niet rectificeren.
Nazier en Poeriem
Een andere manier van het corrigeren van Adams fout is totaal weigeren van wijn. Dit is de Nazier uit de Tora, die Adams fout deels corrigeert door abstinentie, totale afwijzing van alles wat verbonden is met de wijnstok.
Met Poeriem drinken tot we het verschil niet meer weten tussen `Baroech Mordechai, gezegend is Mordechai’ en `Aroer Haman, vervloekt is Haman’. We drinken tot wij het niveau van de door Adam gecorrumpeerde da’at ontstegen zijn. Alleen de Masjieach zal in staat zijn de foute da’at weer geheel in zijn goede, oorspronkelijke staat te herstellen zodat we met recht kunnen stellen, dat
de `wereld weer gevuld zal zijn van da’at van het G’ddelijke, zoals water de zee vult’ (Jesjaja 11:9; gebaseerd op de Aryeh Kaplan reader)
HAFTARA: Jehosjoea hoofdstuk 1
In de parasja lazen we: “Zo stierf Mozes, de dienaar van Hasjeem…De Bnee Jisraeel luisterden naar Jehosjoea ben Noen, omdat hij vervuld was van de geest van wijsheid sinds Mosje hem de handen had opgelegd. Daarmee deden de Bnee Jisraeel wat Hasjeem Mosje opgedragen had” (Deut. 34: 5-9). Om direct na afsluiting van de Tora verder te gaan met het eerste hoofdstuk van Nach, dwz. Newie’iem – Profeten- en Chetoewiem – Geschriften lijkt een logische keus. Zo laten we duidelijk zien, dat de Joodse geschiedenis doorgaat als een levende realiteit en niet gestopt is bij het overlijden van Mosje, de
grootste Joodse leider, die wij ooit hebben gehad. De haftara sluit zo nadeloos aan bij de parasja temeer daar reeds eerder in Dewariem (Deut. 31:7 en 23) Jehosjoea al moed wordt ingesproken door Mosje.
Maar dit is niet altijd zo geweest. De Talmoed geeft aan dat de haftara van deze Sjabbat eigenlijk de tefilla, het gebed had moeten zijn van koning Sjelomo, Salomo bij de inwijding van de eerste Beet Hamikdasj, de Tempel.
Toch is deze haftara zeer gepast bij de periode. Aan het einde van de Tora worden Mosje’s voortreffelijke kwaliteiten beschreven: “Nooit stond er meer onder Israël een profeet op als Mosje, met wie Hasjeem zo vertrouwelijk omging. Door hem heeft Hasjeem wonderen laten zien aan Farao en heel zijn land. Van Mosje’s daden waarmee hij overal enorme indruk maakte, is heel Israël getuige geweest”. Het leiderschap van Jehosjoea was veel natuurlijker en gewoner dan dat van Mosje. De overgang van Mosje naar Jehosjoea is te vergelijken met de overgang van Jom tov naar door de weekse dagen die wij meemaken na afloop van Simchat Tora. Er gebeurden nog veel wonderen ook naar het overlijden van Mosje maar qua diepgang en frequentie was dit niet te vergelijken met de wonderen uit de tijd van Mosje. De periode van Jehosjoea begeleidde de Joden van een bovennatuurlijk bestaan in de woestijn met manna, water uit de bron van Mirjam en de Ananee hakawod, de wolken van G’ddelijke Majesteit naar een bestaan als boer in Israel.
Jehosjoea was al aangesteld tijdens het leven van Mosje zodat Am Jisraeel geen moment zonder leider zat. Jehosjoea had Mosje nooit een moment alleen gelaten en heeft zo kunnen genieten van de overweldigende kennis van zijn Rebbe. Jehosjoea had meer dan wie dan ook dag en nacht contact met Mosje. Hij kon precies leren hoe een Joodse leider en profeet zich gedroeg, ook in zijn prive- leven.Daarom was Jehosjoea de meest aangewezen persoon om Mosje op te volgen.