Bereesjiet / Genesis 6:9 – 11:35
Na Adam was corruptie, afgodendienst en onzedelijkheid gemeengoed. G’d besluit een geweldige vloed over de aarde te brengen waarin elk levend wezen ten onder zal gaan, behalve Noach en de zijnen. Noach krijgt opdracht een grote ark te bouwen voor zijn gezin en ook voor één of meer paren van de dieren, zodat die zich na de vloed weer kunnen voortplanten. De regen duurt veertig dagen en nachten en bedekt zelfs de hoogste bergtoppen. Na een tijd begint het water te zakken. Noach zendt een raaf en een duif uit om te zien of de aarde weer bewoonbaar is. De eerste keer kwam de duif terug, de tweede keer met een olijftak; de derde keer kwam ze niet meer terug. G’d draagt de mensen op de ark te verlaten. Uit dankbaarheid brengt Noach een offer. G’d belooft nooit meer de wereld te verwoesten. De regenboog wordt het teken van die belofte. Noach plant een wijngaard en wordt dronken van zijn eigen product. Hij ligt naakt in zijn tent te slapen en Cham ziet hem. Hij vertelt het aan zijn broers Sjeem en Jafet, die met een deken over hun schouders achteruit de tent inlopen zonder hun vaders naaktheid te zien. Noach vervloekt Kena’an, de zoon van Cham. Na een tijd willen de mensen een toren bouwen die tot in de hemel reikt. Door de spraakverwarring verspreidt de mensheid zich over de aarde.
Noach is de 2e parsja van de Tora, de tweede van het eerste Tora-boek, Bereesjiet en bestaat uit 18 parsjiot, afdelingen waarvan 5 open en 13 gesloten zijn, telt 153 pesoekiem, verzen, 1861 woorden, 6907 letters en is hiermee de vijftienst na langste parsja. Geen mitsvot, geboden.
Verdieping: Vernieuwing van de hele wereld
De hele wereld moest vernieuwd worden van mens tot dier, van 15 el boven de hoogste bergtop tot drie handbreedten, de diepte van de ploegschaar in de aarde. Hierbij moeten we 3 vragen stellen:
1. Waarom werden ook de dieren gestraft, die geen vrije wil hebben?
2. Waarom werd iedereen gelijk bestraft? Er waren ongetwijfeld verschillen tussen de misdadigers!
Een masjal, een vergelijking
Een masjal betekent een vergelijking waarmee ook verheven spirituele zaken begrijpelijk gemaakt kunnen worden. Bij ziektes bestaan er verschillende soorten. Sommige treffen alleen de persoon zelf maar zijn niet gevaarlijk voor de omgeving en anderen. Maar er zijn ook ziekten, die besmettelijk zijn, anderen kunnen ziek maken en ook de lucht en andere objecten in de omgeving kunnen aantasten. In dit laatste geval moet ook de hele omgeving ontsmet worden en in quarantaine blijven.
In de tijd van Noach was de morele vergiftiging zo ver doorgedrongen, dat vrijwel alle aspecten van de Schepping waren besmet. ”
Er bestaan twee soorten `kwaad’ of `slecht’:
1. Toevallig kwaad, dat meer een gevolg is van verleiding door de jetser hara, de kwade neiging dan dat wat werkelijk a priori kwaad bedoeld was. Dit toevallige slechts heeft niet de allesdoordringende kracht van het essentiele kwaad.
2. Het essentiele kwaad zoals er staat: `alle neiging van de gedachten van zijn hart was alleen maar kwaad de hele dag’. Dit kwaad is zo slecht dat er zelfs niet het geringste spoortje goeds meer in aanwezig was. Bij de meeste slechte zaken is er meestal nog iets goeds aanwezig, waardoor tikoen, verbetering mogelijk is. In de tijd van de Zondvloed was alles zo door en door verdorven, dat er zelfs geen sprankje van hoop op verbetering overbleef.
Dit door en door slechte was ook de eigenschap van Amalek. Vandaar dat voor beide situaties geen verbetering van binnenuit mogelijk was. De enige oplossing, die overbleef, was totaal opnieuw beginnen.
“Noach, een braaf man, was volmaakt onder zijn tijdgenoten” (6:9).
Noach wordt volmaakt onder zijn tijdgenoten genoemd. Wat dit betekent, vormt een meningsverschil:
1. Sommige van onze Geleerden verklaarden dit tot Noachs lof. Als hij al in een slechte tijd zo goed was, dan zou hij in een generatie van goede mensen zeker nog veel beter zijn geweest!
2. Maar anderen verklaren het tot Noachs nadeel. Noach was oké in verhouding tot zijn generatie maar als hij had geleefd in de tijd van Awraham, dan zou hij niets betekend hebben. Volgens deze laatste verklaring leefde hij als koning éénoog in het land der blinden. Zo wordt het inderdaad ook begrepen door de Midrasj (Bereesjiet Rabba (30:10)). Zou hij in de tijd van Mosjé of de profeet Sjemoe’eel hebben geleefd, dan zou Noach onbetekenend zijn geweest. Hoe kunnen we deze twee benaderingen harmoniseren?
De eerste verklaring luidt: Noach was anders dan onze Aartsvaders. Onze Aartsvaders deden méér dan er van hen verwacht werd. Noach deed precies wat G’d van hem wilde. Hij deed het goede en bleef weg bij het slechte. Daarom noemt de Tora hem ook een Tsaddiek. Toch wordt hij subtiel bekritiseerd omdat hij niet meer deed dan van hem verwacht werd.
Awraham daarentegen deed veel meer dan van hem gevraagd werd. Op de derde dag na zijn Briet-mila ging hij op zoek naar gasten, ondanks de hevige pijn. Hij zocht gelegenheden om chessed (liefde) te bewijzen. Toen er geen gasten langskwamen, ging hij op zoek naar bezoekers. Doordat Awraham zijn grenzen overschreed, werd hij verheven en uiteindelijk een totaal nieuwe persoonlijkheid. Moraal van het verhaal: doe méér dan strikt vereist is!
De beperkingen van zijn tijd
Maar er is ook een tweede verklaring mogelijk. Noach wordt aan de ene kant een perfecte tsaddiek genoemd. Hoe is het dan mogelijk nog aan Noachs karakter en morele kracht te twijfelen, het te relativeren en te stellen dat als hij had geleefd in de tijd van Awraham, hij niets betekend zou hebben? Voor een goed begrip van de Zondvloed, was het voldoende geweest om ons te vertellen, dat Noach een grote tsaddiek was en dat hij daarom gered zou worden.
Twee wegen in G’dsdienst
In de religie wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen de jirat Hasjeem, G’dsvrees en ahawat Hasjeem, liefde voor Hasjeem. In de Scheppingsorde staat jirat Hasjeem, G’dsvrees voorop. Jirat Hasjeem is de basis van alle goede eigenschappen en met name van liefde voor Hasjeem. Gelijk bij een gebouw waar eerst stevige fundamenten moeten liggen alvorens men kan verder bouwen, moet ook goede religie beginnen met vrees voor Hasjeem.
Iedere geschapen dag heeft zo zijn taak in het ontvouwen van het Scheppingsplan. Hetzelfde geldt voor ieder mens en iedere generatie. Noach was bestemd om deze basis van G’dsvrezendheid te leggen alvorens Awraham aan de slag kon met Ahawat Hasjeem, zijn liefdevolle manier van G’d dienen.
Daarom vermeldt de Tora, dat Noach een volledige tsaddiek was in zijn generaties omdat hij de door G’d bedoelde taak van zijn generaties uitvoerde. Zou Noach Awrahams manier van G’d dienen hebben overgenomen, dan zou hij zijn eigen taak nooit naar behoren hebben uitgevoerd. In zijn manier van G’d dienen door vrees en ontzag excelleerde Noach volledig en op het hoogste niveau.
Noach was oké in verhouding tot zijn generatie maar als hij had geleefd in de tijd van Awraham, dan zou hij niets betekend hebben, omdat G’d dienen door ontzag en vrees in het niet valt bij G’d dienen uit liefde.
Omdat Awrahams houding liefde was, bekeerde hij ook veel proselieten (geriem) uit andere volkeren. Awraham wilde, dat iedereen zou delen in de G’ddelijke boodschap:
1. Liefde wil geven en delen, angst en ontzag betrekt de mens op zichzelf.
2. Liefde breidt zich uit, angst en vrees beperkt.
Daarom had Awraham wel invloed op zijn generatiegenoten en Noach veel minder.
Omgevingsinvloeden
Echte kritiek is dit niet op Noach. Noach leefde in een dusdanig verdorven tijd, dat hij niet anders kon dan G’d dienen uit `jira’, vrees. Dit is dan het hoogste wat men kon bereiken in de religie: er voor te zorgen, dat de toema, onreinheid hem niet bereikt.
Dit was ook de idee van de Arke van Noach waarin de goeden van de kwaden gescheiden werden. De goedwillenden moesten zich totaal afscheiden van de slechte mensen. Alleen zo konden zij religieus verdergaan en groeien.
Dit is overigens een les voor iedere generatie. Op ieder moment moet men ook nagaan wat de situatie buiten de eigen kring is om de eigen taak in de wereld beter te kunnen inschatten.
HAFTARA Jesjaja 54:1 – 55:5
De haftara herbergt vele verschillende gedachten. Allereerst zijn onze ervaringen in goles, de diaspora te vergelijken met de situatie in de tijd van de Zondvloed. We worden overspoeld door een tsunami aan problemen wanneer wij pogen onze identiteit te handhaven in een zee van totaal anders denkende stromingen.
Ten tweede benadrukt de profeet Jesjaja het belang van rechtvaardigheid. Jesjaja 54:14 leest: ”gerechtigheid zal je fundament zijn.” Oneerlijkheid vierde hoogtij in de generatie van de Zondvloed.
Ten derde wordt Jeroesjalajiem getroost na haar vernietiging: “Jubel…de kinderen van deze verstoten vrouw zullen talrijker zijn dan die van de gehuwde (54:1). Uiteindelijk zal Jeroesjalajiem weer herbouwd en bewoond zijn! De toestand van Am Jisraeel en Erets Jisraeel zag er gedurende lange tijd hopeloos uit. Maar eindelijk ging de dageraad gloren.
Ten vierde zegt de profeet: `Dit is voor mij als bij de vloed van Noach: zoals ik heb gezworen dat het water van Noach nooit meer de aarde zou overspoelen, zo zweer ik dat mijn toorn jou niet meer treft” (54:9).
Ten vijfde staat er: ‘Al je kinderen worden onderricht door Hasjeem, rust en vrede zal hun ten deel vallen’ (54:13). Als alle Bnee Jisraeel de Tora leren en nakomen zal er vrede zijn. `Je kinderen’ kan in het Hebreeuws ook vertaald worden als `Je bouwers’ omdat de volgende generatie aan onze traditie voortbouwt. G’d belooft, dat wanneer wij ons best doen met Tora-leren, Hij ons Zelf zal onderwijzen in de Toekomstige Wereld, de Olam Haba. Beloning is voorbehouden voor de Olam Haba. Een onwrikbaar geloof in G’ds wereldleiding en rechtvaardigheid overbruggen de kloof tussen de leugen van het heden en de waarheid van het Hiernamaals.
Naar onze opvatting is de beloning van het `lernen’ de nabijheid van G’d. Dat G’d ons Zelf zal wegwijs maken in Zijn Tora, is onze hoogst denkbare beloning.
Hoe moeten wij ons het tijdperk van de Masjieach voorstellen? Hasjeems knecht, herboren in een late nakomeling van de illustere koning David, zal over het volk heersen. Maar: “denk niet dat in de tijd van de Masjieach iets in de huidige wereldorde zal veranderen of dat er iets nieuws ontstaat” (Maimonides). Jesjaja’s profetie (11:6), dat de wolf bij het lammetje ligt, is slechts een masjal, parabel, waarin op treffende wijze geschilderd wordt hoe Israël zonder angst onder de volkeren zal wonen. Toch wordt ons een universeel vredesrijk van liefde en gerechtigheid geschilderd. G’ds woord zal vanuit Zion de hele wereld bestrijken. Alle volkeren zullen in harmonie en eenheid aan de G’ddelijke verwachtingen voldoen.