Wederkerigheid ontbreekt in Protestantse Islam-nota

De Protestantse Kerk is bezig een beleid te formuleren aangaande de Islam in Nederland. Aan het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap is gevraagd op het concept van een nota die de PKN hier over opstelt, te reageren. De titel van de nota luidt ‘Integriteit en Respect’.
In reactie heeft de Permanente Commissie (bestuur) van het NIK opgemerkt dat enige verwijzing naar reciprociteit ontbreekt. 

In de titel van de nota Integriteit en Respect mist het woord ‘wederzijds’ of ‘wederkerig’ voor het woord ‘respect’. Terwijl de nota daar wel in een citaat naar verwijst: Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de Wet en de Profeten. (Matt. 7:12)
Ook: Heb je naaste lief gelijk jezelf, en, Wat jij niet wil dat jou geschiedt, doe dat ook een ander niet. Het zijn allemaal min of meer uitspraken, die een duidelijk reciprocitief karakter hebben.

Opmerkelijk is de totstandkoming van de nota. De nota is tot stand gekomen vanwege het feit dat de Synode (het algemeen bestuur van de Protestantse Kerk) de nota het Israelisch-Palestijns conflict heeft aangenomen:

De directe aanleiding om te komen tot een islamnota was de bespreking en aanvaarding van de nota Het Israëlisch-Palestijns conflict, de zogenaamde IP-nota uit april 2008. Toen is besloten dat een voortgaande bezinning op het Israelisch-Palestijns conflict in de context van de Arabische wereld ook vroeg om een diepere doordenking van een christelijke visie op de islam.

Het NIK noemt dit ‘een verrassende basis”.

De relatie met de Islam in Nederland zou voor de kerk niet moeten worden beheerst door het in een nota over het Israelisch-Palestijns conflict aangesneden onderwerp.

Onopgeefbare verbondenheid
Het NIK valt ook over de bewoording van de onopgeefbare verbondenheid, zoals de kerkorde van de Protestantse Kerk die bepaalt wat betreft de relatie met het Joodse volk. In het stuk wordt gesproken over de onopgeefbaar beleden verbondenheid. Hierop merkt het NIK op: “Die verbondenheid wordt niet slechts ‘beleden’, maar zo hebben wij steeds begrepen, is uit zijn aard onopgeefbaar. Wij vragen ons dan ook af of het woord ‘beleden’ wel op zijn plaats is.”

Juist het opstellen van een nota over de relatie met de islam, biedt voor de PKN de mogelijkheid om ook duidelijk te borgen, te verwoorden en uit te dragen dat de Protestantse Kerk een onopgeefbare verbondenheid heeft met Israel inclusief de plaats die de staat Israel waarvan het bestaan een onlosmakelijk onderdeel vormt van de Joodse identiteit, daar bij inneemt.

Daarnaast wordt een aantal (deels theologisch-)inhoudelijke kanttekeningen geplaatst in de NIK-reactie op de concept-nota Integriteit en Respect van de Protestante Kerk.

Joden, vroege christenen of moslims?
Is het niet zo dat de Islam de twee Testamenten als bronnen van de Islam beschouwt en de figuren daarin dan niet als Joden of vroege christenen ziet maar als islamieten?
Dit belangrijke verschil, wat voor christenen in hun gesprek met mohammedanen toch wel van belang is, wordt in de nota niet aangekaart.

Jezus – joods; Mohammed – geen jood
Daar waar het christendom als volgelingen van de jood Jezus het eerste Testament een plaats in de eigen theologie geeft, hanteert de islam dit ook, maar is de grondlegger van die religie, Mohammed, niet van oorsprong een jood die vanuit zijn interpretatie van het Jodendom de God van Abraham, Izak en Jacob wil vertegenwoordigen. Het Mohammedanisme incorporeert de personen en gebeurtenissen die voorkomen in de Bijbelboeken, maar grijpt niet terug op het Jodendom of christendom als oudere broeder.

Doen als vorm van religie; vrijheid van religie
Het NIK herkent de asymmetrie die in de nota wordt geconstateerd tussen enerzijds christendom en anderzijds islam. Bij het christendom wordt de nadruk gelegd op de inhoud van de geloofsverbondenheid en de concrete daden als daaruit voortvloeiende vrucht beschouwd; in de islam geldt de geloofsdaad (kennelijk) als minstens zo wezenlijk.
Dit geldt ook voor het Jodendom, waar het doen van de religieuze verplichtingen een centrale positie inneemt. Gezien in het kader van de vrijheid van godsdienst, is voor Jodendom en islam de uitvoering van religieuze riten essentieel. Voor hen is het grondrecht van de vrijheid van godsdienst op die grond wezenlijk anders dan de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van gedachten of de vrijheid van vereniging en vergadering.
In de ontmoeting met de islam (en het Jodendom) zal dit voor de kerk van belang zijn, ook om de positie van de islam in de samenleving en jegens de overheid te kunnen begrijpen.

Meerderheids- of staatsreligie vs. een minderheid, seculiere samenleving
Een belangrijk aspect voor de relatie met de Islam in Nederland, maar wat niet echt tot uitdrukking komt in de nota, is het feit dat de volgelingen van de Islam zelf of hun kinderen, of hun leiders of de leiders waar naar zij zich richten, afkomstig zijn uit landen waar de Islam de grootste, de meerderheids- of zelfs de staatsgodsdienst is.

In Nederland is de Islam een minderheidsgodsdienst in een samenleving die in tegenstelling tot diverse van de landen van herkomst, of van landen in het centrum van de islam, sterk seculariseert. Dit kan leiden tot een identiteitsprobleem voor de in Nederland woonachtige aanhangers van de Islam: hier een minderheid, daar een meerderheid; hier een zich seculariserende samenleving, daar een religieuziserende samenleving.

Het eigen geloof als het enig ware
Zijn reactie op de Islam-nota sluit het NIK af met een punt dat om verdere aandacht vraagt.
N.l., de vraag hoe om te gaan met het gegeven dat men in vele religies, de christelijke, islamitische en joodse daaronder, het eigen geloof als het (enig) ware ziet. Vergelijk: aartsvader Abraham die in tegenstelling tot zijn omgeving tot monotheïstisch inzicht was gekomen.
Gaat deze geloofsopvatting gepaard met de sterke drang tot het overtuigen van de ander? Met alle mogelijke middelen, en met de invulling dat niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen die tot deze stroming behoren er geloofsdwang geldt, en nog verdergaand: dat er voor (mensen met) een ander geloof geen plaats kan zijn.

Juist het niet-pogen tot overtuigen van de niet-Jood onderscheidt klaarblijkelijk het Jodendom van Islam en Christendom, geloven die ook pretenderen het religieus gelijk aan hun zijde te hebben [veronderstellen wij, en dat hebben wij in ieder geval door de geschiedenis als ervaring opgedaan].

In april 2013 bespreekt de Synode van de Protestantse Kerk de nota en daarop uitgebrachte commentaren.

Reacties zijn gesloten.