(BEREESJIET/GENESIS 25:19-28:10)
TOLEDOT (letterlijk: geslachten). Hasjeem zegt Riwka dat ze een tweeling draagt. Hun wegen zullen ver uiteen gaan. Bij de bevalling houdt de jongste de hiel van de eerstgeborene Esau vast. Daarom werd Ja’akov (hielelichter) genoemd wordt. Esau wordt jager. Ja’akov is een tentbewoner. Op een dag komt Esau moe van de jacht thuis. Ja’akov wil hem soep geven als hij zijn eerstgeboorterecht verkoopt. Esau denkt dat hij spoedig sterft. Hij verkoopt zijn eerstgeboorterecht. Jitschak zegt in Gerar, dat Rivka zijn zuster is. Jitschak wordt erg rijk. De koning van Gerar verzoekt hem het land te verlaten.
Jitschak graaft de oude putten van zijn vader uit. Als Jitschak zijn einde voelt naderen, roept hij Esau om hem de eerstgeboren-zegen te geven. Rivka draagt Ja’akov op een gerecht te bereiden om de zegen te ontvangen. Ja’akov is nog niet weg met de zegen of Esau komt binnen. Jitschak schrikt geweldig, maar handhaaft toch Ja’akovs zegen.
Rivka hoort dat Esau zijn broer wil doden en stuurt Ja’akov naar Lawan om uit de familie een vrouw te zoeken.
Toldot is de 6e parsja in de Tora. Toldot telt 106 pesoekiem, verzen,
1432 woorden en 5426 letters. Geen mitsvot, geboden.
VERDIEPING I: ZONDER VERLEDEN GEEN TOEKOMST
Laatst kwam ik een oude vriend tegen die een moeilijke tijd had doorgemaakt. Ik vroeg hoe het met hem ging. “Ik dank G’d elke dag dat wij kunnen vergeten”. Dagelijks herinneren wij in het Jodendom.
Gegevens uit het verleden zijn belangrijk. Maar we moeten ons niet door het negatieve laten leiden. Joseef kon doorgaan met zijn leven omdat hij de ellende uit het verleden – hoe hij verraden en verkocht werd door zijn broers – kon vergeten. Hij noemde zijn eerste zoon zelfs Menashe van het werkwoord `vergeten’: Want G’d heeft mij mijn ellende laten vergeten” (Gen. 41:51).
Maar vergeten kent ook een keerzijde. Ik was vorige week in de Snoge bij de herdenking van de Kristallnacht. Geen verbreding of vervaging.
Wij willen de Joodse identiteit van deze herdenking vasthouden. Minder kunnen we niet doen voor de werkelijke slachtoffers. De vervaging is ook onverdraaglijk. Dat in Geffen daders en slachtoffers op een steen gepland waren, is onverteerbaar. Verzoening was het motto. Door wie en voor wie? Totaal verkeerd. Maar hierover is al genoeg geschreven in de landelijke pers. In ieder geval `l’histoire se repete’:
1. eerst werd onze Tenach door derden ingelijfd,
2. daarna wordt onze Masjieach geclaimd,
3. vervolgens werd onze rol in de geschiedenis door de vervangingsleer vervangen,
4. daarna wordt ons land geclaimd door anderen en
5. vervolgens worden onze gedenkdagen zonder mededogen geïncorporeerd
in het algemeen cultureel erfgoed. In ieder geval blijven wij een voortrekkersrol vervullen.
Terug naar het vergeten. In de meeste extreme vorm leidt vergeten tot identiteitsverandering. Het vergeten van het verleden kan ten koste van de Joodse identiteit gaan. Worden we zo zeer beziggehouden door ons verleden dat een positieve toekomst ontbreekt? Herinneren heeft een duidelijke functie voor het heden. Veel van onze jamiem toviem, feesten zijn ter herinnering aan de Exodus, de Uittocht uit Egypte. Nu is dit niet alleen een historische gebeurtenis maar een dagelijks gegeven.
Egypte heet Mitsrajiem in het Hebreeuws, wat beperkingen en vernauwingen betekent. We moeten iedere dag afrekenen met de beperkende negativiteit uit het verleden en steeds weer op een hoger niveau beginnen of daar in ieder geval op af stevenen.
JITSCHAK VROEG OM BEPROEVINGEN
Jitschak, onze tweede Aartsvader, overleed. Hij was de eerste in de menselijke geschiedenis, die blind werd en de eerste die G’d om pijnigingen vroeg omdat hij wilde dat de mens reeds in deze wereld enige verzoening zou krijgen voor zijn overtredingen. Toch zoeken wij het lijden zeker niet.
Wijder perspectief
Heb ik het recht om over pijn te willen schrijven? Ik heb G’dzijdank geen last van chronische pijn. Kan ik dan toch over het onderwerp spreken? Ik denk van wel. De pijnervaring is vreselijk maar enige afstand kan toch een wijder perspectief scheppen. Het is bovendien belangrijk om op een of andere manier voorbereid te zijn op het ergste. Wanneer men pro-actief voor de crisis al bezig is met het verwerken van de psychologische implicaties van pijn is men wellicht meer in staat om te gaan met de ellende wanneer die zich eenmaal aandient. Maar…zullen wij de test inderdaad kunnen doorstaan wanneer wij worden beproefd? Hoe sterk is ons geloof?
Job
Job had veel vragen. Job vocht met zichzelf maar bleef doorvragen.
Uiteindelijk antwoordde G’d hem. Job had goed gesproken. Beter in ieder geval dan zijn vrienden die dachten dat zij alle antwoorden hadden (Job 42:7). Kunnen wij vragen en tegelijkertijd geloven? Moeten wij G’ds besluiten niet zonder klagen aanvaarden? Aharon, de hogepriester, zweeg ook toen hij beide zoons verloor. Aharon zweeg.
Job bleef vragen stellen. De profeet Chavakoek vroeg een uitleg voor de chaos waarmee hij geconfronteerd werd en waarvoor hij geen uitleg kon vinden (1:2-3).
Rabbi Eli’ezer
Rabbi Eli’ezer was een vechter. Bij zijn vader bevocht hij het recht om Tora te leren. Hij had niets te eten. Tussen de duizenden leerlingen van Rabbi Jochanan ben Zakkai leed hij vreselijke honger.
Met zijn collega’s had hij een groot meningsverschil over halachische vragen (B.T. Bava Metsia 59b). Enorm eenzaam leed hij aan het eind van zijn leven. Hij was in de ban gedaan (B.T. Sanhedrien 68a).
Uiteindelijk kreeg hij een fatale ziekte. Vier van zijn leerlingen bezochten hem. Iedereen, behalve Rabbi Akiva, huilde: “We zullen u meer dan onze eigen ouders missen”.
Lijden is dierbaar
Maar Rabbi Akiva deed niet mee in hun klaagzang. Hij had een heel andere boodschap: “Lijden is dierbaar”. Rabbi Eli’ezer wilde meer van Rabbi Akiva horen en vroeg zijn dienaren hem rechtop te zetten. “Met welke bronnen kun je dit staven?”. Rabbi Akiva formuleerde zijn bewijzen uit Tenach. Pijn heeft ook een louterend en verzoenend effect (B.T. Sanhedrien 100a). Die puntige uitspraak ‘lijden is dierbaar’
shockeerde Rabbi Eli’ezer. Plotseling werd hij geconfronteerd met een totaal nieuw concept. Hoe kan het zijn dat aan het einde van het leven die paar pijnlijke momenten nog zo dierbaar zijn? Rabbi Eli’ezer was eerder in de ban gedaan. Hij was blij dat zijn studenten uiteindelijk bij hem terugkwamen. Hij was verheugd te horen dat hij toch heel veel voor hen betekend had. Hij was veel te lang alleen gebleven (B.T.
Sanhedrien 68a).
Lijden verandert
Rabbi Eli’ezer voelde zich op zijn laatste levensweg gesteund door Rabbi Akiva’s uitspraak. Lijden kan verzoenen. Lijden kan een mens veranderen. Vanuit het juiste perspectief kan lijden zin geven aan het leven. Rabbi Eli’ezer had geen aandacht meer voor zijn drie andere leerlingen. Hij had geen tijd meer. Die laatste lijdensmomenten zouden hem zo op de trein naar het eeuwige leven kunnen zetten.
Wij zoeken het lijden niet. In onze gebeden vragen wij G’d ons niet op de proef te stellen of te testen. David vroeg om beproeving om te kijken of hij de verleiding zou kunnen weerstaan. Kennelijk is dit geen anti-religieuze houding. Toch zeggen wij dagelijks: ”Breng ons niet tot beproeving, stel ons niet bloot aan testen”. Is dit tegenstrijdig?
Gulden middenweg
Rav Hutner vertelt dat wij de gulden middenweg moeten bewandelen.
Iedere gelovige wil zijn loyaliteit tonen. Maar aan de andere kant kan men soms niet bestand zijn tegen extreme omstandigheden. Wat gebeurt er met ons als wij de toets niet doorstaan? We zoeken de beproevingen niet, maar gaan deze ook niet uit de weg. We zijn zeer loyaal maar vragen niet om getest te worden. Pijn is een grote bedreiging maar pijn is ook een uitdaging. Pijn dwingt ons soms tot grootheid van geest. Pijn genereert soms energie om tot steeds grotere hoogten klimmen (Bron: `Pain and suffering, a Jewish perspective’).
HAFTARA: Maleachi 1:1 – 2:7
De profeet Maleachi zei het al: “Esav was een broer van Ja’akov”. De nadruk ligt hier op het woord “was”. Esav en Ja’akov waren inderdaad gelijk in elk opzicht en hadden gelijke rechten. Esau was feitelijk de eerstgeborene. Doordat G’d Esau haatte kreeg zijn afstammelingen de Tora uiteindelijk niet. Edom, de spirituele erfgenaam van Esau, in wiens goles wij reeds 2000 jaar zitten, zal niet voor eeuwig heersen over Ja’akovs kinderen.
Alleen Ja’akov was het, die het verdiende om de opvolger in de Joodse traditie te worden. Ook Ja’akovs kinderen moeten G’ds liefde verdienen. Daarom verwijt Maleachi het Joodse volk hun hypocrisie. Hij roept de kohaniem, priesters op hun rol als leraren serieus te nemen en als rolmodel het goede voorbeeld te geven.
Jitschak wilde de materiële en geestelijke wereld verdelen. Niet als aparte eenheden maar als complementaire. Zou Esav hiervoor geschikt zijn geweest, dan had hij de alleenheerschappij over de fysieke wereld gekregen. “De handen zijn de handen van Esav en de stem is de stem van Ja’akov” – de doe-realiteit en de spirituele zijn aparte werelden, maar moeten elkaar aanvullen. Het is het uiterlijk naast de innerlijke bedoeling.
Jitschak wilde een harmonie tussen zijn zoons, maar Esav zou dit niet toelaten. Ja’akov en Esav waren verschillende karakters, reeds vanaf de conceptie. Beiden wilden beide werelden. De belichamingen van goed en kwaad kunnen niet coëxisteren. Anders dan de relatie tussen Jismaëel en Jitschak waren Ja’akov en Esav als tweeling vanaf de conceptie al onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het zou een eeuwige rivaliteit worden. Wanneer de één zou vallen, zou de ander opstaan en vice versa.