Parsja Vajislach 5773

(BEREESJIET 32:4 – 36:43)

Samenvatting: Ja’akov stuurt gezanten om Esau gunstig te stemmen. Esau is met 400 gewapende mannen onderweg. Ja’akov zendt gezanten met geschenken voor Esau. In de nacht worstelt een man – een Engel, met Ja’akov. Aan het einde van de strijd vertelt de man dat Ja’akovs naam in het vervolg Jisraëel zal zijn: hij heeft met G’d en mensen gestreden en overwonnen. Ja’akov hield hier een gekwetste zenuw in zijn heup aan over (daarom mogen wij een deel van de achterbout niet eten). Ja’akov verdeelt zijn familie zodat bij een ramp niet allen ten onder gaan. Bij de ontmoeting vallen de broers elkaar om de hals en huilen. Ja’akov gaat niet in op het voorstel van Esau om bij elkaar in de buurt te wonen.

Ja’akov koopt land van Chamor, de vorst van Sjechem. Enige tijd later wordt Dina, Lea’s dochter, verkracht door Sjechem, de zoon van Chamor. Hoewel Sjechem met haar wil huwen en zijn vader voorstelt beide volksstammen met elkaar te vermengen, zijn de zonen van Ja’akov zeer beledigd door de ontering van hun zuster. Zij stellen voor dat huwelijken pas kunnen plaatsvinden als alle mannen van de stad besneden zijn.
Daarna doden Sjimon en Levie, twee broers van Dina, alle mannen van Sjechem. G’d beveelt Ja’akov naar Beth-El te gaan en daar een altaar te bouwen. Hij verschijnt Ja’akov weer en bevestigt de naamsverandering in Jisraëel. Onderweg sterft Rachel tijdens de bevalling van haar zoon Benjamin. Ja’akov begraaft haar en richt een gedenksteen op. Jitschak sterft op de leeftijd van 180 jaar.

Vajisjlach is de achtste parsja in de Tora, telt 9 parsjiot, 9 afdelingen, waarvan 6 open, petoechot en 3 gesloten, setoemot, 153 relatief korte pesoekiem, verzen, 1976 woorden, 7458 letters en is hiermee de 4e na langste parsja. Vajisjlach bevat het verbod van gied hanasje, de verwrongen spier die wij niet mogen eten.

VERDIEPING 1: DENKFOUTEN VOOR DUMMIES
Daniel Kahneman heeft enige jaren geleden een nieuw boek gepubliceerd. Het heet Thinking, fast and slow. Deze Israëlische psycholoog van 77 heeft op basis van zeer langdurig onderzoek aangetoond, dat wij uitermate bizarre denkers zijn en zeker niet rationeel beslissen.

Er zijn veel intellectuele valkuilen.
1. Om te beginnen zijn wij meestal luie denkers. We hebben moeite met nieuwe, revolutionaire denkbeelden. We blijven meestal hangen bij het bekende. We zien alleen die informatie, die past bij onze denkbeelden (confirmation bias).
2. We vertrouwen erop dat als we goed zijn op terrein A wij ook goed zijn op terrein B.
3. Verder wordt ons oordeel vaak gekleurd door recente dingen, die we gezien of ervaren hebben.
4. We lijden ook aan chronische overschatting van ons kennen en kunnen. En dat leidt vaak tot volledig foute beslissingen gebaseerd op ongefundeerd optimisme. Zelfoverschatting van mensen aan de macht heeft geleid tot meest uitzichtloze oorlogen, steeds weer budgetoverschrijdende projecten en fusies, die uiteindelijk op niets uitliepen.
5. De grootste gemene deler van al deze intellectuele ellende is een doorlopende schaamteloze zelfoverschatting van de lui denkende mens. We projecteren onze ideeën en wensen op andermans situatie en leggen voor hem of haar acuut onze maatstaven aan.
Ik moest hier aan denken toen ik het verhaal van onze aartsvader Ja’akov (Jakob) en zijn oudste zoon Re’oeween (Ruben) las in de Tora. Vlak na de dood van Ja’akovs geliefde vrouw Racheel, verplaatst Ja’akov zijn bed naar de tent van Bilha, de
bijvrouw bij Racheel. Dit schoot bij Re’oeween, zoon van Lea, in het verkeerde keelgat want hij vond dat zijn moeder Lea hierdoor niet voldoende aandacht kreeg van Ja’akov. Lea moest Ja’akovs nieuwe hoofdvrouw zijn. Wat deed Re’oeween?

`Re’oeween ging heen en lag bij Bilha’ (Gen. 35:22). Volgens de Talmoed vergist iedereen zich die denkt dat Re’oeween geslapen heeft met Bilha. Dit lijkt de letterlijke vertaling van de Tora misschien wel aan te geven maar is een foutieve uitleg. Het wordt hem alleen aangerekend alsof hij met Bilha heeft geslapen. Maar het enige wat Re’oeween deed was Ja’akovs bed verschuiven. Hij beging hiermee een grove fout, dat wel. Inmenging in de intieme affaires van je ouders wordt gezien als een zware overtreding. Het geldt als `liggen bij Bilha’.
Re’oeween heeft inderdaad iets verkeerd gedaan, maar op een volledig ander niveau dan de lezer meent te weten. De Tora is geen gewoon boek. Het is geschreven vanuit het hoge morele niveau, dat God van de mens eist. Het oordeel is daarom vaak hard. `Hij, die meent, dat Re’oeween heeft gezondigd, vergist zich’ stelt de Talmoed. Er was geen sprake van incest. Maar omdat Re’oeween groot gebrek aan respect voor het intieme leven van zijn vader Ja’akov en zijn vrouw Bilha aan de dag legde, heet het toch `liggen bij Bilha’.
Om misverstand te voorkomen werd deze pasoek (vers) vroeger niet vertaald bij de openbare Tora-voorlezingen.

Hoe weet de Talmoed, dat we de pasoek (vers) niet letterlijk moeten vertalen? Omdat direct hierna alle zonen van Ja’akov gelijk worden gesteld:`De zonen van Ja’akov waren twaalf in getal’ (35:22 einde). Allen waren tsaddiekiem (oprechte, heilige mensen) zodat niet is vol te houden, dat Re’oeween incest zou hebben gepleegd met Bilha.

In 35:23 wordt Re’oeween nog steeds de bechor (eerstgeborene) van Ja’akov genoemd. Het enige wat van hem werd afgenomen was het eerstgeboorterecht op het aantal stammen. Dit ging over naar Joseef, de eerstgeborene van Racheel, omdat uit Joseef twee stammen – Menasje en Efraim – voortkwamen, die ieder een apart deel in Erets Jisraeel kregen.
Voor het overige bleef Re’oeween de bechor in de erfenis, behield hij het recht op de Tempeldienst (vergelijkbaar met de voorrechten van de kohaniem tegenwoordig) en werd hij als eerste geteld onder de kinderen.

VERDIEPING II: IDEALE JEHOEDE
Ja’akov wordt de bechier ha’avot – ideale aartsvader genoemd. Avraham was zeker een grote geest maar het lukte hem niet om die hoge geest te vertalen in materiële kedoesja (heiligheid). Ook Jitschak, die zichzelf bereid had verklaard om als offer te sterven, was niet meer helemaal van deze wereld. Ja’akov was de geleerde die vol van verheven spiritualiteit toch met zijn beide benen in de wereld stond. Hij zat met zijn hoofd in de hemel maar met zijn voeten op aarde. De Jakobsladder, waarvan Ja’akov droomde, gaf deze verbinding tussen hemel en aarde goed weer maar duidde tevens op het niveau van Ja’akov zelf: hij was een grote geest maar hulde zich in aardse kleding. Toen hij voor zijn vader Jitschak stond om de beracha te bemachtigen, riep Jitschak uit: ”De stem is de stem van Ja’akov maar de handen zijn de handen van Esav”. Jitschak gaf die dubbele persoonlijkheid zonder aarzelen de beracha want dit was de ideale jehoede: iemand die qua stem en verhevenheid een tora-geleerde was maar die qua uiterlijk en wereldse verschijning op Esav, de man van de aardse bezigheden, leek.

Ja’akov heerste over zijn lichaam omdat hij de perfecte fusie tussen lichaam en geest was. Daarom was hij in staat om met één klap een onvoorstelbaar zware steen van de bron te rollen. Uit de oosterse meditatie kennen wij die concentratie van de geest om het lichaam ijzersterk te maken. Dit was de kracht van Ja’akov. Hij heerste over het aardse. Dat kostte hem veel voorbereiding. Zevenenzeventig jaar had hij uitsluitend Tora geleerd en zich voorbereid op het voorvaderschap van het Joodse volk.

HAFTARA: De profeet Ovadja
Ovadja is het kleinste boek van Tenach. Esau en Ja’akov waren inderdaad broers maar de verhouding tussen de afstammelingen van Esau en Ja’akov was nooit goed. Het land van Esau’s afstammelingen heet Edom naar de bijnaam van Esau in de Tora. De kinderen van Esau wordt trots, lafheid en onverschilligheid verweten. Het gebergte van Esau is de tegenhanger van har Tsion, de berg van Tsion. De Edomieten trekken achter de Babyloniers aan, laten deze Babyloniers de oorlog strijden maar plunderen naar hartelust na de nederlaag van de Bnee Jisraeel. Uiteindelijk bleef van het rijk Edom, dat ten zuid-oosten van Israel ligt, niets dan een puinhoop over. De Bnee Jisraeel kregen van Hasjeem een `doorstart’, een hernieuwde kans om hun cultureel erfgoed te herbouwen.

De profeet Ovadja was een geer tsedek (een proseliet) uit Edom. Hij leefde aan het hof van de verdorven Achav en Izevel maar leerde niet van hun slechtheid. Achav en Izevel vervolgden de Joodse profeten. Op eigen kosten heeft Ovadja hen verstopt en onderhouden. Esau was het tegendeel van Ovadja. Esau leefde tussen goede mensen maar leerde niets van hen. Vandaar, dat Ovadja bij uitstek in aanmerking kwam voor profetie. Hij voorspelde onder meer de val van Edom (1: 1-14), de dag waarop Hasjeem zich zal openbaren over de hele wereld en het Joodse volk gezegend zal worden (15-21).
Edom is Esau’s antieke rijk, dat ongeveer 2325 jaar geleden viel maar symboliseert ook het Romeinse Rijk, dat volgens de Midrasj daarvan afstamt. Ja’akov vreesde de Romeinen enorm omdat dat vele Joodse levens en Jiddisjkeit zou kosten.

Reacties zijn gesloten.