Parsja Besjallach 5773

(Sjemot /Exodus 13:17 – 17:16)

BESJALLACH (bij het zenden). Mosjé neemt het gebeente van Jozef mee de woestijn in. Overdag leidt G’d het volk met een wolkzuil, ’s nachts met een vuurzuil. Farao achtervolgt hen. Mosjé heft zijn staf en G’d splijt de zee. De Egyptenaren verdrinken. Mosjé en Mirjam zingen een danklied. Mosjé weet het bittere water te veranderen in drinkwater.
Men bejammert Egypte’s vleespotten. G’d laat dan kwartels ‘invliegen’ in de avond en ‘dropt’ ‘s morgens manna, behalve op Sjabbat.
Op vrijdag kon men een dubbele portie inzamelen. Eén kruik werd gevuld met manna als bewijs voor de komende geslachten. Later is er weer geen water en het volk klaagt. Mosjé haalt water uit een rots. Amalek valt Israël aan. Jehosjoea leidt de strijd. Als Mosjé zijn handen opheft, winnen de Bné Jisraeel.

Besjallach is de 16e parsja van de Tora, de 4e van het 2e Tora-boek Sjemot. Besjallach heeft uit 14 parsjiot, afdelingen waarvan 9 open en 5 gesloten zijn, telt 116 pesoekiem, verzen, 1681 woorden, 6423 letters en is hiermee de 23e na langste parsja. Besjallach bevat 1 mitsva, techoem sjabbat, dat men niet meer dan 2000 el buiten de woonplaats mag lopen op Sjabbat.

VERDIEPING I:
Farao: DE EERSTE HOLOCAUST-ONTKENNER
Met de regelmatig terugkerende, doch steeds weer verassend onfrisse Holocaustontkenningen in het achterhoofd en met het oog op de Auschwitzherdenking (morgen) ben ik Besjallach met andere ogen gaan lezen. Farao was de eerste Holocaust-ontkenner. Na 210 jaar hevige onderdrukking en moord meende Farao, dat er niets gebeurd was. Gevoel en intellect spoorden niet.
“Farao werd verteld, dat het volk gevlucht was en zijn hart en dat van zijn dienaren veran¬derden: wat hebben we gedaan? Om Israël weg te sturen om ons niet meer te dienen?” (14:5). Verbazingwekkend!
Het mocht Farao niet verbazen! Hij had ze 210 jaar ernstig mishandeld. Alsof er niets gebeurd was, wilde hij zijn vroegere slaven terughalen. Bovendien was Farao hier toe gedwongen door de 10 plagen. Farao had geen keus.

Contact met de realiteit verloren
Rabbi Ja’akov Kaminetski (1891-1986) diept de strijd tussen gevoel en verstand uit. Wanneer onze emoties maar sterk genoeg zijn, kunnen zij de realiteit enorm verdraaien. Ons vertrek was een harde economische crisis. Egypte’s wens om het Joodse volk weer tot slavernij te brengen was zo groot, dat zij hen zelfs midden door een woeste zee achtervolgden. Natuurlijk had Farao een goede verklaring: het water van de Rietzee stond overeind vanwege een orkaan (14:21). Hij zag de hand van G’d niet, verblind als hij was door zijn haat, emoties en belangen.

Het hele Egyptische leger werd `in de pan gehakt’ door een foute beslissing van enkelen! Ieder contact met de realiteit was verloren. Hoe vaak gebeurt dat ons niet? En in de geschiedenis van een instituut, dat ons eeuwenlang vervolgd heeft en zich pas onlangs aan het begin van een dialoog heeft gezet. De beslissing van de Paus – bijna 4 jaar geleden – om de Holocaust-ontkenner R. Williamson te rehabiliteren, heeft de relatie tussen kerk en synagoge weer tientallen jaren teruggeplaatst. En dit alles als gevolg van een blinde historische vlek en een communicatiestoornis tussen gevoel en intellect.

VERDIEPING II: Aanval Amalek
Direct na de doortocht door de Rietzee valt Amalek aan. De Joden hadden G’d beproefd: `Is G’d in ons midden of niet? (17:7). De Joden klaagden. Amalek was G’ds educatieve reactie. Rasjie:`Amalek komt na hun ondankbare reactie om duidelijk te maken, dat Ik steeds in uw midden ben en dat Ik voor al jullie behoeften zorg. Jullie vragen je dan nog steeds af of `G’d in ons midden is’? De hond (Amalek) zal komen om jullie te bijten. Dan zullen jullie Mij weten te vinden.
Men kan het vergelijken met een vader, die op weg zijn zoon op zijn schouder draagt. De zoon wil dan eens dit en dan weer dat. De vader vervult de wensen van zijn zoon steeds.

Op een goed moment komen ze iemand tegen. Zittend op vaders schouders roept de zoon naar de tegenligger: `Heeft u mijn vader ergens gezien?’. Zijn vader riep verontwaardigd:`Weet jij niet waar ik ben?’. Pa zette zoonlief op de grond, de hond kwam langs en beet hem”. Moraal: we moeten niet alleen op andermans onrecht maar ook op ons eigen gedrag letten.

VERDIEPING III: Adam en Eva hadden geen ouders
We mopperen wat af! Lees het na in 14:11 bij de achtervolging, in 15: 24 over het gebrek aan water, in 16:2 over Egypte’s vleespotten en in (17:3(water).

Ondankbaarheid is een zeer negatieve eigenschap. Dankbaarheid als belangrijke waarde wordt breed uitgemeten in het werk Chovot halevavot van Rabbenoe Bachja.

Dertig overwegingen om dankbaar te zijn
In zijn laatste hoofdstuk geeft hij dertig overwegingen waarom de mens dankbaar moet zijn aan zijn Schepper. Als hij dankbaar is aan G-d voor de ogen die Hij hem gegeven heeft, voor de oren die Hij in hem geplant heeft en voor het denken en praten dat Hij hem mogelijk heeft gemaakt dan is de tegenprestatie die G-d van ons vraagt maar bijzonder gering.

Een van de voorbeelden die Rabbenoe Bachja brengt, vertaal ik in hedendaagse begippen: als iemand, G-d beware, niet meer kan zien na een ongeluk of ziekte en hij hoort dat er een medisch centrum in Amerika is dat hem kan helpen, zal hij alles op alles zetten om in het verre land geholpen te worden. Wanneer hij na de operatie zijn ogen weer open doet en weer kan zien, is zijn dank aan zijn behandelend professor onbegrensd. Als die professor hem schrijft dat hij een paar dagen naar Holland komt voor vakantie, zal de genezen patiënt hem op het vliegveld als een koning ontvangen omdat hij hem zijn gezichtsvermogen terug heeft gegeven.

Overal waar men de deur openmaakt
Kosten noch moeite zal de patiënt sparen om de dokter te verwennen. Hasjeem heeft ons twee ogen gegeven zonder problemen en zonder financiële offers. Wij hoefden daar niets voor te doen. Wat vraagt G-d van ons? Dat hij “tussen ons mag wonen”. Hij wil alleen zo af en toe bij ons op bezoek komen, een paar keer per dag. De bekende Rebbe Mendele uit Kotsk vroeg men toen hij nog klein was: “Mendele, waar bevindt Hasjeem zich?” Hij antwoordde: “Op elke plaats waar men de deur openmaakt”. Het enige wat G-d van ons vraagt is dat wij Hem toelaten in ons leven.

Zorgzame, lieve ouders
Rabbenoe Bachja voegt daar de volgende gedachte aan toe. Ouders koesteren veel liefdesgevoelens voor hun kinderen ook al hebben de kinderen hen nooit iets aardigs bewezen. Zij behandelen hun kinderen met veel liefde en medelijden en zorgen voor alles wat zij nodig hebben, zelfs meer dan zij ooit zelf in hun jeugd kregen. Het feit dat een mens deze gevoelens in zich heeft, het feit dat wij zulke zorgzame, lieve ouders hebben die ons groot gebracht hebben, moet een bron van dankbaarheid zijn voor ieder mens.

Adam en Eva hadden geen ouders
Er is een bekende uitspraak dat één vader tien kinderen kan verzorgen maar dat tien kinderen niet één vader kunnen verzorgen. De vraag is waar dat vandaan komt. Rabbi Jitschak Jediedja Frenkel, de vroegere Opperrabbijn van Tel Aviv, stelt dat we deze eigenschappen erven van onze voorouders en uiteindelijk van Adam en Eva. Adam en Eva hadden geen ouders maar wel kinderen. Dus hebben zij de komende generaties wel gevoel voor de kinderen mee kunnen geven maar niet een gevoel voor ouders (want ze hadden geen ouders). Daarom zien we vaak dat mensen ontzettend veel meer moeite doen voor hun kinderen dan voor hun ouders, om maar niet te spreken van G-d.

HAFTARA: Sjoftiem/Richteren 4 en 5.
5:1: “Toen zong Devora met Barak, de zoon van Avinoam: `De leiders van Israël hebben de leiding genomen, het volk heeft zich vrijwillig opgegeven heeft, loof G’d!’”. Zo begint het beroemde lied van Devora als tegenhanger van het lied van de zee, de sjirat hajam.

De Joodse toonladder
Do, de eerste noot van de toonladder, komt overeen met de letter alef. Ti, de laatste noot, komt overeen met de letter zajin. Samen spellen zij het woord az (toen). Wanneer het woord az in de Tora voorkomt verwijst het naar liederen—bijvoorbeeld in Exodus (15:1) az jasjier Mosjee; “Toen zong Mozes.” We zien dat het woord az verwijst naar de schaal van alef tot zajin en de noten daartussen.
Het woord az verwijst tevens naar G’ds gezag over de natuur. De letter alef staat voor G’d om verschillende redenen: de meest voor de hand liggende reden is dat alef de eerste letter van het alfabet is en dat G’d de eerste oorzaak—de primaire beweger van de Creatie is.

De numerieke waarde van alef is 1. G’d is de ultieme eenheid, zoals gesteld in de Tora (Devariem/Deut. 6:4): Hasjeem echad: “G’d is één”.
De letter alef staat ook voor het feit dat G’d Aloef sjel olam (Kampioen van de wereld) is. De letter zajin staat voor natuur: de getalswaarde is 7, en zeven staat voor natuur want er zijn zeven kleuren van de regenboog, zeven zichtbare hemellichamen, zeven scheppingsdagen en zeven dagen van de week. Vandaar dat az ook G’ds heerschappij over de natuur inhoudt.

Bij het splijten van de Rietzee, toen het Joodse volk een danklied zong (az jasjier Mosjee oevnee Jisra’eel), zagen zij duidelijk dat ieder onderdeel van de natuur onderhevig is aan G’ds heerschappij. Er zijn vele niveau’s van bewustzijn van hoever de invloed van G’d zich uitstrekt over Zijn creatie.
Onze Wijzen vertellen ons dat wanneer men zo gelukkig is een hoog bewustzijnsniveau te bereiken, men de behoefte krijgt om te zingen. Toen het Joodse volk een dergelijke openbaring van G’d mocht aanschouwen, barstte het uit in gezang. Volgens Rabbi Sjimson Rafael Hirsch is het woord az verwant aan het woord chaz, wat zien betekent, omdat zingen en zien hand in hand gaan. Ook in de tijd van Devora zag het Joodse volk de hand van G’d en barstte spontaan uit in gezang.

Reacties zijn gesloten.