VAJIKRA: Derde boek van de Tora.
– Vajikra heet ook Torat Kohaniem – Leer van de Priesters.
– Een groot deel is gewijd aan de taak van de kohaniem in het (draagbare) Heiligdom.
– Daar moesten brand-, vredes- eerstelingen-, zonde- en schuldoffers en meeloffers gebracht worden.
– Bij alle offers komt zout te pas.
– Wie een offer brengt, legt de handen op de kop van het dier.
– De offers worden soms geheel, soms gedeeltelijk verbrand.
– In het laatste geval is wat overblijft deels voor de koheen, en soms ook voor de aanbieder van het offer.
Vajikra is de 24e parsja van de Tora.
Bestaat uit 21 afdelingen
waarvan 13 open en 8 gesloten zijn,
telt 111 pesoekiem, verzen,
1673 woorden, 6222 letters en
is hiermee de 27 na langste parsja.
Bevat 11 ge- en 5 verboden.
VERDIEPING I: DE KLEINE ALEF VAN VAJIKRA
Het eerste woord van Vajikra betekent: ‘en toen riep’. Aan alle opdrachten en alle uitspraken van G’d ging een liefdevol roepen vooraf (Sifra). Wanneer de Engelen elkaar oproepen om G’d te huldigen, dan geschiedt dat ook liefdevol, zonder jaloezie of concurrentie maar in volledige eendracht.
Niet voor niets vormt dit liefdevol roepen een centraal deel van onze gebeden. De duidelijke voorkeur van G’d voor Mosje kwam in dit roepen naar voren.
Drie redenen voor de kleine alef
1. Vajikra wordt geschreven met een kleine Alef aan het einde. De Klie Jakar (18e eeuw) legt uit dat die kleine Alef wil aangeven, dat Mosje eigenlijk meer profetie kreeg dan hem qua voorbereiding zou toekomen.
Bij Mosje ging er nog een liefdevolle oproep aan vooraf. Alle uitspraken van G’d bereikten alleen de oren van Mosje. De rest hoorde niets. Ook Aharon hoorde veel G’dsspraken niet. Deze G’ddelijke stem werd alleen vernomen in de Ohel Mo’eed, de Tent der samenkomst. Daarbuiten werd niets gehoord. De G’ddelijke stem kwam van boven de deksel van de Heilige Arke, waarin de Stenen Tafelen lagen. De stem klonk op van tussen de beide Cherubijnen.
Mosje kreeg meer dan hem toekwam qua voorbereiding. Maar G’d sprak met Mosje alleen van aangezicht tot aangezicht ten behoeve van het Joodse volk. Die extra profetie kreeg hij niet voor zijn eigen genoegen. Na het gouden kalf, kreeg Mosje te horen: `ga naar beneden’. Het betekende eigenlijk: “daal van je hoge niveau af. Je krijgt geen extra profetie meer voor het Joodse volk omdat ze van de weg zijn afgedwaald’’. Maar toen G’d hun zonden vergeven had, kwam Mosje weer terug op zijn oude niveau van profetie.
2. Waarom beginnen de kleine kinderen op het Cheider het leren met Vajikra, de leer van de offers? Omdat de offers rein zijn en ook de kleine kindertjes nog onbezoedeld zijn. Dit is een tweede reden waarom de Alef van het eerste woord Vajikra klein is. Het vormt een hint om aan te geven dat de kleine kinderen hier moeten beginnen te leren.
3. Een derde uitleg is dat de Alef als letterwoord ook leren betekent. Een kleine Alef is een goed begin. Leer klein! De Tora blijft alleen behouden bij mensen die zichzelf niet opblazen. Daarom kreeg Mosje ook deze hoge vorm van profetie. Hij was uitermate nederig en vluchtte altijd voor de kowed. Hij was een rolmodel voor goed Joods gedrag.
VERDIEPING II: Offers en ons zenuwstelsel
De mens onderscheidt zich van het dier vanwege zijn intelligentie. Dat is inderdaad een enorm verschil, een quality-jump en niet alleen een quantity-jump. Maar in veel opzichten worden we door de fauna overtroffen. Dieren kunnen bijna blind varen op hun instincten, hebben veel betere zintuigen en zijn veel meer aangepast aan de natuur. Al snel na de geboorte kunnen veel dieren goed functioneren. De mens heeft vele jaren nodig om een beetje zelfredzaam te worden. Dieren en mensen leven vaak in de buurt van elkaar of bij elkaar. Die relatie mens-dier wordt bijzonder prangend in het offergebeuren.
In 70 na de gewone jaartelling werd de Tempel verwoest. We kennen het offersysteem niet meer. Wij hebben vandaag de dag niet meer die spirituele power om fysieke materie als in een offer te verheffen. We kunnen tegenwoordig niet meer zo fysiek ingrijpen en geestelijk rectificeren door een lichamelijke daad. Daarom zijn er geen offers meer en is er geen doodstraf meer. Wij stellen altijd, dat wij erg progressief zijn omdat bij ons de dieroffers en de doodstraf al 2000 jaar geleden zijn afgeschaft maar in feite is het geestelijke onmacht, die ons parten speelt. Wij kunnen de materie helaas niet meer verheffen.
Bovendien zondigen wij vandaag de dag zo frequent, dat wij bijna dagelijks offers zouden moeten brengen. Sinds onze morele en geestelijke degeneratie is het offersysteem niet meer effectief, vandaar dat het opgehouden is te bestaan.
Prof. Marco Iacoboni (Italië) schreef een boek over het spiegelende brein. In Parma, Italië, werden de spiegelneuronen gevonden. Spiegelneuronen bevorderen ons inlevingsvermogen. Via deze neuronen imiteren wij het gedrag van anderen.
Dankzij spiegelneuronen kunnen mensen de bewegingen van anderen nadoen en kunnen ze zich inleven in pijn van anderen. Hoe werd dit uigevonden? De zenuwcellen in de motorische cortex van een proefdier werden actief doordat het proefdier een ander dier of mens zag bewegen. Het bleek, dat spiegelneuronen niet alleen andermans beweging waarnemen en gaan vuren als zij anderen zien bewegen. Zij kunnen zelfs het doel van andermans handelingen waarnemen en zich daarmee identificeren. Al in de zeer vroege jeugd worden deze spiegelneuronen geactiveerd. Een baby kijkt naar zijn moeder en glimlacht. De moeder glimlacht terug. De hersenen van de baby associëren dan de eigen glimlach met het zien glimlachen van iemand anders.
Zo ontstaan spiegelneuronen voor de grimas die wij glimlachen noemen. Het synchroniseren van lichamen is een sterke menselijke neiging. Het geeft een gevoel van saamhorigheid. Imiteren is non-verbaal communiceren. Het schept een band tussen mensen wanneer zij bijvoorbeeld als soldaten gelijk marcheren. Door imitatie van gedrag raken we verbonden met onze omgeving.
Er zijn zelfs aanwijzingen, dat de taalvaardigheid afhankelijk is van de spiegelneuronen. Als het taalgebied van Broca in de hersenen niet meer functioneert, kunnen mensen anderen ook niet meer nadoen. Spiegelneuronen helpen bij het creëren van een gedeeld bewustzijn. Niet alleen tussen mens en medemens maar ook tussen alle andere aspecten van de omgeving. Eén van deze aspecten van de omgeving zijn de dieren. Wanneer een dier geofferd wordt op het altaar identificeert de mens zich met het hele proces wat het dier ondergaat.
De mens heeft het verstand en de mogelijkheid om zichzelf te perfectioneren. Hij kan zijn driften beheersen, zijn aangeboren neigingen kanaliseren en sublimeren. Door te zondigen verwerpt men symbolisch het door G’d geschonken intellect. Het onderscheid tussen mens en dier ligt in de verstandelijke vermogens. Wanneer een mens zondigt, identificeert hij of zij zich met het dierlijke. Daarom moest er ook een dier worden geofferd.
De mens bestaat uit twee elementen, een dierlijk en een G’ddelijk. Deze twee neigingen zijn constant in conflict. Het dierlijke trekt de mens richting het materiële en het aardse en is gericht op fysieke expansie maar het G’ddelijke richt de ogen op het Hogere. Wanneer men afwijkt van de Tora overheerst het dierlijke. Door een dieroffer wordt het dier zelf verheven en zo ook het dierlijke in de mens, dat zich identificeert met dier op altaar. Zo wordt het dierlijke in mens, de oorzaak van zonde, onder de heerschappij van het G’ddelijke gebracht.
VERDIEPING III: Vajikra is het kleinste boek van de Tora. Het bevat slechts 10 parsjot (afdelingen) en 859 verzen. Het eerste Toraboek Bereesjiet, beschrijft alles bij elkaar 2.309 jaar geschiedenis vanaf de Schepping. Sjemot (Exodus) beschrijft 140 jaar, terwijl het hele boek Vajikra slechts in 8 dagen werd gegeven en geschreven. Het vierde boek Bemidbar (Numeri) beslaat 39 jaar en het hele boek Devariem beschrijft 9 weken. In de Tora wordt de geschiedenis van de eerste 2.488 jaar van de wereld beschreven. Geografisch is Vajikra ook beperkt: het hele derde boek werd uitgesproken aan de voet van de berg Sinai.
HAFTARA: Jesjaja 43:21-44:23
In deze haftara fulmineert de profeet Jesjaja tegen de afgodische praktijken van de overgebleven bewoners van Jeruzalem of tegen de toekomstige afvalligheid van de terugkerende Joden uit de Babylonische ballingschap.
Maar G’d is vergevingsgezind: “Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitwis, om Mijn eigen wil; Ik gedenk jullie zonden niet”. G’d wil alleen dat wij tesjoeva doen en tot Hem terugkeren. Bij oprechte inkeer worden alle zonden vergeven.
De Joden hadden moeite met de onlichamelijkheid van het Opperwezen. De Tora is vol met uitdrukkingen die aan G’d een bepaalde vorm of gestalte toekennen, zoals de hand van G’d of Zijn uitgestrekte arm.
Symbolische uitleg moet deze antropomorfismen echter `ontlichamelijken’. Het Jodendom kent alleen een puur onlichamelijke G’d. De natuurvolken hadden allerlei lichamelijke voorstellingen van het Opperwezen. Het is juist dit punt waar ons ethisch monotheïsme zo revolutionair in is geweest.
Veel mensen zijn er van overtuigd dat afgoderij tegenwoordig alleen nog maar voorkomt bij zeer primitieve volkeren. Niemand beseft, dat afgoderij eigenlijk veel dichter bij huis te vinden is. Heidendom kan ook de verafgoding zijn van het direct tastbare, de materie. Het hier en nu krijgen een absolute waarde; de materiële wereld bestaat zelfstandig in sommige culturen.