(VAJIKRA / LEVITICUS 9:1 – 11:47)
Sjemini – de 8e dag.
• Op de achtste dag van de inwijding van de Tabernakel verschijnt G’ds Majesteit.
• Hemels vuur verteert het offer.
• Twee zonen van Aharon brengen vreemd vuur.
• HaSjeem (G’d) treft hen.
• Bedwelmende drank is verboden voor dienstdoende kohaniem (priesters).
• Gespleten hoeven en herkauwen, vinnen en schubben zijn kosjere kenmerken.
• Slechts 24 vogel soorten worden verboden.
• Slechts 4 sprinkhanen soorten zijn koosjer.
Sjemini is de 26e parsja.
Sjemini bestaat uit 6 afdelingen,
waarvan 3 open en 3 gesloten zijn,
telt 91 pesoekiem, verzen,
1238 woorden,
4670 letters en
is de 41 na langste parsja.
Bevat 6 ge- en 11 verboden.
VERDIEPING I: Nadav en Avihoe stierven. Ze brachten vreemd, eigen vuur.
Nadaw en Awihoe waren zeer begaafde mannen, die in feite op een hoger spiritueel niveau stonden dan Mosjé en Aharon. Zij meenden uit de Tora te kunnen afleiden, dat ze hun eigen vuur op het altaar moesten plaatsen. Zij verlangden zó intens naar een ontmoeting met de Sjechiena, G’ds Aanwezigheid, dat ze het Allerheiligste binnenliepen om het reukwerk, ketoret, te brengen.
Hun streven was een mystieke ontmoeting met het G’ddelijke van bovennatuurlijke aard.
In het Jodendom gaat het om het doen. Het gaat om het aardse hier en nu – en niet om hoogzweverij met mystieke zweem en kabbalistisch jubelend vertoeven onder de vleugelen van G’ds Majesteit. Nadaw en Awihoe waren inderdaad zeer hoogstaande geesten. Maar zij gingen niet mee in de ware bedoeling van het Jodendom.
G’d wilde wonen temidden van het Joodse volk. De heiligheid zou afdalen naar de aarde. Nadaw en Awihoe gingen de tegenovergestelde richting, van beneden naar boven. Zij zochten juist stijging en mystiek.
Mystiek kan men zien als verbreding van bestaande religieuze beleving. Mystiek probeert door middel van een direct ervaren van het G’ddelijke de heersende traditie te ontstijgen en zo te komen tot een wezenlijk kennen van het G’ddelijke, zonder tussenkomst van een bemiddelaar.
Steeds weer blijken grote groepen mensen zich tot de mystiek aangetrokken te voelen. Dit laat zich begrijpen als een zoektocht naar een dieper ervaringsniveau dan alleen de zekerheid van de religieuze leerstelling. Het is zeker niet on-joods en ook niet verboden. Het wordt zelfs sterk aangeraden maar moet wel gebaseerd zijn op een sterk fundament van Jodendom. Men mag er pas na zijn 40e mee beginnen.
Mystici streven naar een grondige kennis van het G’ddelijke, die rationalisering en verstandelijk denken te buiten gaat. De diepe en directe G’dservaring, waarin de mens met zijn hele wezen opgaat, maakt veelal deel uit van het mystieke doel.
G’d schiep vier spirituele werelden, die Zijn licht steeds meer verbergen en in onze materiële wereld doen binnengaan. “Licht” is een beschrijving van Attributen van Liefde, Gestrengheid en Erbarmen, waarmee G’d op onze daden reageert.
De vier werelden, van hoog tot laag:
– Atsiloet (Nabijheid);
– Berija (Schepping);
– Jetsiera (Vorming);
– Asija (Actie) – het laagste niveau, die onze materiële wereld is.
Er zijn vier niveaus van G’ddelijke inspiratie, die elk gebaseerd zijn op één van de vier werelden. Profetie ontspringt uit de hoogste wereld, Atsiloet. Alles is er op gericht om op kosjere wijze één te worden met het G’ddelijke in de wereld.
Nadav en Avihoe waren te onstuimig in hun verlangen naar eenheid met G’d. Veel mystici bevinden zich in rabbijnse kringen. Mystiek wordt beleefd in het hart van het rationele, wettische en normatieve rabbijnse Jodendom en maakt deel uit van diezelfde cultuur.
Iedereen heeft de macht en de kracht om het G’ddelijke licht in deze wereld te brengen of door een chiloel Hasjeem, ontwijding van G’ds Naam, G’ds lichtende aanwezigheid, te verminderen. Kiddoesj Hasjeem is daar waar men mitsvot met grote opofferingsgezindheid vervult. De mitsva dient als middel om G’ds aanwezigheid in ons midden te openbaren.
VERDIEPING II: Kosjere vis zwemt tegen de stroom in.
Deze week bespreekt de Tora de kosjere kenmerken voor de dieren. Zoogdieren met gespleten hoeven, die bovendien herkauwen, zijn kosjer. Vissen moeten vinnen en schubben hebben. Vierentwintig soorten vogels worden verboden. Van insecten mag men slechts vier soorten sprinkhanen eten.
“Dit mogen jullie eten van alles wat in het water is: alles dat vin en schub heeft in het water, in de zeeën, die kunnen jullie eten. En alles wat geen vinnen en schubben heeft in de zeeën, zij zijn u een gruwel” (11:9-10).
Sommigen zien vinnen en schubben als een symbool van kracht. Alleen een vis die tegen de stroom in kan zwemmen, is kosjer. Het symboliseert een ‘kosjere’ levensstijl. Alleen wanneer we niet helemaal meedoen aan de heersende cultuur en tegen de gangbare opvattingen in durven gaan, zijn wij werkelijk oké.
De Tora gebruikt het woord ‘vin’ en het woord ‘schub’ in het enkelvoud. Hieruit leidden de Geleerden af, dat zelfs één vin en één schub voldoende zijn om een vis toe te staan.
Ook wanneer de kenmerken pas later ontstaan, is dat reeds nu voldoende om de vis te eten. Zelfs wanneer de vinnen of schubben afvallen wanneer men de vis uit het water haalt, is het nog oké.
Schubben zijn overigens alleen kosjere herkenningstekens wanneer ze gescheiden kunnen worden van de vissenhuid. Soms zijn de schubben niet herkenbaar omdat ze te dun zijn. Maar wanneer men de vis in een doek wikkelt of in een kom water doet en er schubben loskomen, is het dier toegestaan. Men kan ook de “zonnetest” doen: als men de schubben kan herkennen in de zon, is de vis kosjer.
Vreemd is dat de Tora twee tekens geeft want elke vis met schubben heeft ook vinnen. Het omgekeerde is overigens niet waar. Er zijn vissen die wel vinnen hebben maar geen schubben. Dit betekent dus dat wanneer men schubben ziet men niet meer naar vinnen hoeft te zoeken. Dit is de enige traditie, die wij in naam van de eerste mens, Adam, hebben ontvangen.
Toen Adam alle dieren een naam gaf, gaf hij ook deze regel mee aan zijn nageslacht. Als dit inderdaad waar is, dan had de Tora met het vereiste van schubben kunnen volstaan. Het vin-vereiste lijkt dus overbodig! De Talmoed antwoordt hierop, dat de Tora beide moet schrijven, omdat we zonder de vermelding van het woord ‘vinnen’ nooit hadden begrepen dat het Hebreeuwse woord ‘kaskesset’ schubben betekent.
Zijn dit de enige kenmerken of hebben kosjere vissen er meer? Volgens de Talmoed hebben treife vissen een spits hoofd en geen ruggengraat. Reine vissen hebben daarentegen een rond, zwaar en breed hoofd en wel een ruggengraat.
Volgens de Rietwa (14e eeuw, Sevilla) zijn deze herkenningstekenen proefondervindelijk door de Chagamiem uitgevonden. In de Talmoed staat dat er 700 onreine, dwz. treife soorten vissen zijn.
Waarom vissen in het algemeen en `gefillte fisch’ in het bijzonder bij de Sjabbat-maaltijd onmisbaar zijn? Vis is in getallenwaarde zeven, hetgeen het dagnummer van de Sjabbat is.
Dan is er nog de bekende vraag welke status de Kabbalistische vis Leviathan heeft. De Talmoed stelt dat Leviathan, waarvan de Tsaddikiem (Rechtvaardigen) in de toekomst een vismaaltijd zullen eten, een kosjer dier is.
De Leviathan-vis is in feite een Kabbalistisch concept. Het betekent: “G’d begeleiden”. In Messiaanse tijden zullen de vromen G’d nabij zijn.
Waarom een vis bij uitstek “gezegend” is? Omdat het onder het oppervlakte van het water – onzichtbaar voor het menselijk oog – leeft. Alles wat aan het oog onttrokken is, krijgt zegen. Een belangrijk gedachte in ons media tijdperk.
u van spirituele harmonie waardoor Israël uiteindelijk bevrijd kon worden.
HAFTARA: II Samuel 6 & 7
“Zeg tegen mijn dienaar David: “Dit zegt Hasjeem: Ik heb je achter de kudde vandaan gehaald om Mijn volk Israël te leiden…Wanneer je leven voorbij is en je bij je voorouders zal rusten, zal ik je laten opvolgen door je eigen zoon…Hij zal een huis bouwen voor Mijn Naam.”
In de Tora (Devarim 12:10-11) staat de mitsva (het gebod) om een Beet hamikdasj, een Tempel te bouwen impliciet aangeduid: “Maar straks steekt u de Jordaan over om u in het land dat Hasjeem u in eigendom geeft, te vestigen. Als Hij u eenmaal vrede heeft gegeven en u leeft er ongestoord, dan mag u zich alleen maar naar de ene plaats begeven die Hasjeem zal uitkiezen om er Zijn Naam te laten wonen. Ga daar met alles wat u moet afdragen heen….
Koning David wilde de eerste Tempel bouwen. In de haftara lezen we hoe Koning David daartoe de voorbereidingen trof. Hij liet de Heilige Arke overkomen. Toch mocht hij de Tempel niet bouwen. Hiervoor worden verschillende redenen gegeven:
1. Omdat hij bloed had vergoten zoals er staat in I Kronieken 22:8.
2. Omdat David zijn eigen eer liet prevaleren boven de eer van Hasjeem (G’d). David besloot pas een Tempel te bouwen nadat hij zelf een paleis van cederhout had. Zijn zoon Salomo liet eerst de Tempel bouwen alvorens hij zijn eigen paleis bouwde.
3. Koning David had goud en zilver gespaard voor de Tempelbouw. Toen er hongersnood uitbrak wilde hij dit geld niet gebruiken om de nood te lenigen. G’d nam dit David kwalijk, reden waarom Salomo dit geld niet gebruikte voor de feitelijke Tempelbouw. Dit is een de de uitleggingen van het bloedvergieten uit I Kronieken 22:8.
4. Omdat het nog niet volledig vrede was. Dit is een van de voorwaarden voor Tempelbouw en dit werd pas in Salomo’s dagen gerealiseerd.
5. David was zo een verheven `nesjomme’ (ziel), dat als hij de Tempel had gebouwd deze nooit meer vernietigd zou kunnen worden. G’d bekoelde Zijn woede om de zonden van de Bnee Jisraeel op het hout en steen van de Tempel. Hierdoor bleef het Joodse volk behouden. Zou de Tempel `onaantastbaar’ zijn geweest, dan was het Joodse volk wellicht na een grote zondeval vernietigd. Dit wilde G’d niet en daarom mocht koning David de Tempel niet bouwen.
David besteedde veel tijd en energie aan het voorbereiden van de Tempelbouw. Daarom staat zijn naam in de speciale Psalm (30) van de inwijding van de Tempel en gingen de Tempeldeuren pas open toen Salomo die de Heilige Arke naar de Tempel bracht, davvende (bad) tot G’d om de deuren te openen in de verdienste van zijn vader David.