Parsja Tazria 5773

Parsja Tazria (Wajikra/Leviticus 12:1-13:59)

TAZRIA (conceptie en geboorte).
•    Na de bevalling van een zoon of een dochter wordt de kraamvrouw onrein; ze moet een offer brengen.
•    De briet-mila (besnijdenis) moet op de achtste dag geschieden.
•    Uitvoerig wordt melaatsheid (een verkleuring of aandoening) beschreven, die bovendien kleding en gebouwen kan aantasten.

Tazria is de 27e parsja van de Tora, bestaat uit 9 afdelingen waarvan 5 open en 4 gesloten zijn, telt 67 pesoekiem, verzen, 1010 woorden, 3667 letters enis de 48 na langste parsja. Tazria bevat 5 ge- en 2 verboden.

Parsja Metsora  (Wajikra 14:1 – 15:33)
Metsora (melaatse)
•    Wie genezen wordt verklaard van tsara’at moet een offer brengen, al het lichaamshaar afscheren, baden, de kleding wassen en nog zeven dagen wachten alvorens terug te keren naar de legerplaats.
•    Uitvoerig wordt beschreven hoe het offeren moet geschieden.
•                                                Indien een huis aangetast (b)lijkt door tsara’at dan moet het huis leeggeruimd worden en ook hier moet de koheen een oordeel over geven.
•    Als de aandoening aan het huis zich uitgebreid heeft, dan moet het huis afgebroken worden en al het puin moet naar een onreine plaats gebracht worden.
•    Heeft de uitslag zich niet uitgebreid, dan is het rein. Ook thans moet een offer gebracht worden.
•    Vloeiingen veroorzaken onreinheid. Als de vloeiing ophoudt moet men in het mikwe gaan, kleren wassen en een offer brengen.

Metsora is de 28e parsja van de Tora. bestaat uit 6 afdelingen waarvan 3 open en 3 gesloten zijn, telt 90 pesoekiem, verzen, 1274 woorden, 4697 letters en is de 39 na langste parsja. Metsora bevat 11 geboden.

VERDIEPING I: Het mikve, het rituele bad
In Tazria komt reiniging door onderdompeling in een mikve ter sprake. Wat is een mikve nu precies halachisch? Ik volg hierbij de beschrijving van Rav Aryeh Kaplan in zijn `mikvah, het mysterie van de wateren van eden’.

Rav Kaplan noemt zijn boek over het mikve naar de wateren, die uit Eden, het Paradijs, voortvloeien, omdat het uiteindelijk daarom gaat: het verbinden van onze gevallen psycho-religieuze toestand na de zondeval met de geestelijke perfectie van Gan Eden waardoor een tikkoen, een rectificatie van onze zondeval langzaam mogelijk wordt.

Het mikve bestaat doorgaans uit twee waterbaden, het touwelmikve, het onderdompelbad en het regenwaterreservoir, de bor of put.

In het rituele bad waar de mensen ingaan, staat het water op borsthoogte, zodat het niet te diep is maar mensen wel makkelijk kunnen `touwelen’, onderdompelen.

In veel mikves is het water in dit touwelmikve, het onderdompelbad van leidingwater, dat kosjer mikvewater wordt door contact met het regenwater in de bor (put) er vlak naast.

Precies op de hoogte van de waterspiegel is er namelijk een gat van ongeveer vijf centimeter in de tussenmuur, die het touwelmikve, het onderdompelbad verbindt met het `hart’ van het mikve, de bor (put) waar het regenwater (of grond- of bronwater) in zit. Door dit contact wordt het leidingwater kosjer touwelwater.

De bor (put) is het hart van het mikve want alleen regenwater, grond- of bronwater is natuurlijk water, dat kosjer touwelwater is. Het natuurlijke water moet bovendien op een zo natuurlijk mogelijke manier naar het touwelmikve toegeleid worden.

Een andere manier is om er voor te zorgen, dat al het water regenwater is. Ook het water in het touwelmikve, het onderdompelbad is dan puur regenwater.

Zowel de bor (put) als het touwelmikve, het onderdompelbad moeten minimaal

855 liter bevatten. Dit is de maat van 40 sea uit de Talmoed. Bovendien moeten het touwelmikve en de bor (put) in de grond gebouwd zijn. In de grond gebouwd betekent dat het touwelmikve of de bor geen losse badkuipachtige voorwerpen mogen zijn maar aard- en nagelvaste bouwconstructies moeten zijn. Dit kan ook boven de grond zijn, zoals in de RAS-synagoge.

VERDIEPING II: ‘En op de achtste dag zal hij besneden worden’ (12:3).

De briet-mila (besnijdenis) heeft grote kracht. De briet-mila is niet alleen een lichamelijke ingreep maar ook een geestelijke houding. De besnijdenis weerspiegelt het idee van tsenioet (ingetogenheid). De besnijdenis is gericht tegen peritsoet (promiscuïteit) in het dagelijkse, openbare leven. Perietsoet is een aantasting van het verbond met G’d. Door versterking van de heiligheid van ons verbond met Hasjeem verzwakken wij de kracht van toema (onreinheid). Ons verbond met het Opperwezen is in ons lichaam gegrift.

Gezondheid en uitstel

De briet mag alleen uitgevoerd worden op een kind dat volledig gezond is. De moheel of dokter moet van te voren vaststellen of het kind de besnijdenis op het aangewezen moment kan ondergaan.

De briet mila is dusdanig hoog verheven boven tijd en plaats dat ook wanneer het te laat wordt uitgevoerd, het desondanks terugwerkende kracht heeft. Hierdoor worden niet alleen de dagen na de briet mila beïnvloed door de kedoesja (heiligheid) van de briet mila, maar ook alle dagen dat de besnijdenis niet was uitgevoerd (om halachische redenen). Het is dan alsof de invloed van het G-ddelijke licht al reeds vanaf de achtste dag aanwezig was.

Twee redenen

Maimonides geeft twee redenen voor het uitstellen van de briet mila wanneer dit om medische redenen nodig is. Allereerst is zelfs een minimale bedreiging van het leven dusdanig ernstig dat het vrijwel alles terzijde schuift. Dit is zelfs zo wanneer men weet dat het nooit mogelijk zal zijn om de besnijdenis uit te voeren.

Maimonides geeft echter ook een tweede reden: “Het is mogelijk om een kind later te besnijden, maar het is onmogelijk om een `nesjomme’ (ziel) terug te laten keren”. De eerste reden lijkt logisch, maar de tweede reden lijkt de mogelijkheid te creëren de kedoesja van de briet mila retroactief te doen neerdalen.

Effect van uitstel op de kedoesja

Hoe kan een status veranderende handeling effect hebben op het verleden? Normaliter heeft het alleen effect op de toekomst. De briet mila verbindt ons met een G-ddelijke uitstraling die wij niet op eigen kracht kunnen genereren. Deze verbintenis kan alleen door G-d worden gecreëerd. Toch moet er besneden worden. Zolang de orla, voorhuid aanwezig is, kan dat G-ddelijke licht niet indalen. Pas na de verwijdering van de voorhuid kan de kedoesja neerdalen en zichzelf openbaren.

Am Jisraeel is intrinsiek verbonden met G-d. Na de besnijdenis wordt dit duidelijk en openbaar. Daarom brengt de briet mila niet werkelijk een verandering teweeg in status, maar maakt het de al aanwezige kedoesja zichtbaar en toegankelijk.

Wanneer een jongetje niet besneden wordt, blijft zijn relatie met G-d verborgen, zowel voor hemzelf als voor de buitenwereld. Ook door tesjoeva (inkeer) wordt geen nieuwe situatie gecreëerd. Zelfs wanneer iemand een zonde begaat, blijft zijn ziel trouw aan G-d. De verbondenheid met Hasjeem blijft echter verborgen. Tesjoeva (inkeer) brengt die band naar boven. Daarom heeft het een terugwerkend effect. Ook wanneer de briet mila later wordt vervuld, heeft dit invloed op het verleden en wordt de intrinsieke tijdloze dimensie van de relatie met G-d duidelijk.

Volks- en individueel verbond

Het verbond met G-d is niet alleen een volksverbond maar geldt voor ieder individu apart. Iedereen moet zeggen: “de wereld is voor mij geschapen”. Al deze aardse inspanningen zullen ertoe leiden dat G-d Zijn belofte zal houden: “En de Eeuwige, uw G-d, zal uw hart besnijden”. Dit zal uiteindelijk geopenbaard worden ten tijde van de Masjie’ach.

HAFTARA: II Koningen 7  

In de tijd van de haftara was het Joodse land in twee koninkrijken, Israel en Jehoeda, verdeeld. Sjomron, Samaria was de hoofdstad van het noordelijke tienstammenrijk, dat Israel heette.

Koning Hadad van Aram (Syrie) belegerde Israels hoofdstad. Door de belegering van Samaria ontstond een grote hongersnood, waardoor de voedselprijzen hemelhoog stegen; het was zelfs zo erg, dat ouders hun kinderen opaten. Koning Jehoram wijt de hongersnood aan de profeet Elisja en wil hem doden.

Er waren vier mannen buiten de poort van Sjomron. Dit waren Gechazi, de dienaar van de profeet Elisja, en zijn drie zonen. Gechazi was melaats geworden omdat hij twee kikar zilver had aangenomen van de Syrische generaal Na’aman. Deze was door Elisja van melaatsheid genezen door zeven keer onder te dompelen in de Jordaan. Elisja had de bedriegelijke manoevre van Gechazi met zijn profetische geest doorzien en zwoer dat hij geen beloning wilde aannnemen van Na’aman. Onder valse voorwendselen wist Gechazi het zilver toch van Na’aman los te krijgen. Elisja vloekte Gechazi toen met melaatsheid.

De vier mannen zeiden tegen elkaar: “waarom blijven we hier tot dat we sterven? Als wij de stad zullen binnen gaan dan is er hongersnood, en zullen wij sterven. En als we hier blijven, zullen wij ook sterven. Laten we overlopen naar de legerplaats van de Arameeërs. Toen ze aankwamen, bleek het kamp van de Arameeërs helemaal verlaten te zijn. Ze hadden het geluid van een enorme overmacht gehoord. In paniek waren ze gevlucht en hadden ze alles achtergelaten. De vier melaatsen gingen een tent binnen, aten en dronken en namen zilver, goud en kleren mee en verborgen die.

Maar ze wilden de blijde boodschap aan het hele volk mededelen. Koning Jehoram dacht eerst aan een valstrik, maar zijn boden meldden hem dat de kust veilig was.

Zo kwam de profetie van Elisja uit, dat de volgende dag een maat fijn meel een sjekel zou kosten en twee maten gerst ook een sjekel, volgens het woord van Hasjeem.

Waarom werd de beambte van de koning onder de voet gelopen? Omdat hij de profetie van Elisja had ontkend. Bovendien had hij het Joodse volk belasterd en het antwoord van de profeet Elisja was: “Jij zult het wonder dat G-d voor het volk doet, niet meemaken”. Ten derde had deze beambte veroorzaakt, dat de koning boos werd op Elisja omdat hij zijn voorspelling belachelijk maakte, zodat de koning wellicht zijn oude plannen, om Elisja te doden, weer zou oppakken.

Reacties zijn gesloten.