BEMIDBAR (in de woestijn).
• Bij telling blijken er meer dan 600.000 mannen van 20 jaar en ouder te zijn.
• Levieten worden apart geteld: vanaf één maand. Het vervoer van het draagbare Heiligdom is hun taak.
• De stammen worden in een vierkant gelegerd rondom het Heiligdom: drie stammen per windrichting, ieder met zijn eigen banier. Zo moeten ze ook optrekken.
• De stam Levi wordt rondom het Heiligdom gelegerd.
• De rol van de eerstgeborenen wordt overgenomen door de Levieten omdat zij het gouden kalf niet hadden gediend.
• De Levieten worden verdeeld in de drie belangrijkste families: de Gersjonieten, de Kehatieten en de Merarieten.
Bemidbar is de 34e parsja,
bestaat uit 30 afdelingen
waarvan 23 open en 7 gesloten zijn,
telt 159 pesoekiem, verzen,
1823 woorden,
7393 letters en is de 4 na langste parsja.
Geen ge- of verboden.
VERDIEPING I: De Jom Tov, feestdag van Sjavoe’ot heeft vele namen. Zo noemt de Talmoed Sjavoe’ot ‘Atseret’, Slotfeest omdat Sjavoe’ot de bekroning vormt van de Exodus uit Egypte.
De Tora noemt Sjavoe’ot het oogstfeest omdat in de periode van Sjavoe’ot tarwe wordt geoogst in het land Israel.
Doorgaans vertalen wij Sjavoe’ot in het Nederlands met de term ‘wekenfeest’, omdat wij vanaf de 2e dag Pesach 7 weken tellen tot Sjavoe’ot. Sjavoe’ot heeft geen vastgestelde datum.
Sjavoe’ot op de 51ste dag
In het jaar 2448 na de schepping, toen de Tora gegeven werd, viel de eerste Sivan op zondag volgens Rabbi José (B.T. Sjabbat 86b-87a). In dat jaar trokken de Joden uit Egypte op donderdag. Maar uit de Talmoed blijkt dat de Tora pas gegeven werd op Sjabbat. Omdat de jetsiat Mitsrajiem, Exodus begon op donderdag (1e dag Pesach) en de Omer geteld wordt vanaf de 2e dag Pesach zouden 7 volledige weken eindigen op donderdag. Sjavoe’ot zou dan niet op de 50ste dag maar op de 51ste dag van de Omer-telling zijn gevallen in het jaar van de Uittocht. Een wonderlijke zaak!
Een extra dag
Mosje voegde op eigen initiatief een extra dag toe aan de dagen van reiniging en voorbereiding (Ex. 19:15) “en Mosje zei tegen het volk: wees over drie dagen gereed”. Pas op de vierde dag (7 Sivan) zou – zo besliste Mosje – G’d afdalen op de berg Sinaï. Matan Tora (het geven van de Tora), dat oorspronkelijk zou plaatsvinden op 6 Sivan (in 2448 vrijdag) werd dus uitgesteld tot Sjabbat.
Ik geloof, dat de toevoeging van 1 dag van voorbereiding door Mosje de speciale betekenis van Matan Tora voor het Joodse volk benadrukt. De extra dag, die werd ingevoegd, geeft de volkswording een specifiek Joods tintje, aan de voet van de berg Sinaï.
Waarschijnlijk ligt het antwoord in de verandering die het Joodse volk onderging naar aanleiding van het accepteren van hun nieuwe Tora-missie op aarde.
Inderdaad telden de Joden oorsponkelijk 49 dagen vanaf de 2e dag Pesach (16 Nisan). Deze periode zou eindigen met het geven van de Tora op de vijftigste dag, die overeenkomt met de 6e Sivan. Maar elk van deze dagen moest een volledige dag zijn, een dag en een nacht.
Zoals blijkt uit Genesis was de dagindeling oorspronkelijk als volgt: de nacht werd voor de dag geteld (Genesis 1:5): “en het was avond en het was morgen: de eerste dag”.
Na de zondvloed bepaalde G’d dat de afstammelingen van Noach hun dagen met noeste arbeid moesten doorbrengen opdat zij – door gebrek aan vrije tijd – niet meer zo gemakkelijk zouden vervallen tot kwaad. Bij een werkdag komt eerst de dag en pas daarna de nacht Genesis (8:22): “voortaan zullen, zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden.
Van Noachiden tot Bne Jisraeel
Voor het geven van de Tora had het Joodse volk de status van afstammelingen van Noach en een “volledige dag” bestond uit eerst een dag en dan een nacht.
Nadat de Joden zich bereid hadden verklaard de Tora te ontvangen, verloren zij hun status van Noachiden en werden zij weer teruggeplaatst in de oorspronkelijke Scheppingstoestand waarbij de nacht voor de dag kwam. G’d wilde oorspronkelijk dat de mens Zijn Schepping zou vervolmaken en perfectioneren. Op het moment dat zij zich – op 2 Sivan 2448 – bereid verklaarden de Tora te aanvaarden en onvoorwaardelijk te leven volgens het Scheppingsplan, trad de oorspronkelijke dagtelling weer in werking, eerst de avond dan de ochtend.
Dit had tot gevolg dat hun oorspronkelijke telling een ‘volledige’ dag miste. Immers op de ochtend van 16 Nisan gedurende de uittocht begonnen zij – volgens de Noachidische dagrekening – de eerste dag van de Omer te tellen. Maar op 2 Sivan waren zij geen Noachiden meer en ontbrak er in hun telling een volledige dag.
Toen G’d opdracht gaf aan Mosje om de Joden te vertellen, dat zij zich “vandaag en morgen moesten heiligen”, redeneerde Mosje als volgt: “de heiliging moet vandaag en morgen gelijk zijn: net zoals het ten aanzien van morgen eerst nacht en dan pas dag is zo ook moet ‘vandaag’ eerst nacht en dan pas dag zijn. Maar omdat de avond van deze dag reeds voorbij is kan vandaag niet meer als een volledige dag geteld worden”. Daarom redeneerde Mosje dat de telling van de heiligingsdagen ter voorbereiding op Matan Tora pas de komende avond kon beginnen. Vanaf heden telden zij niet langer als Noachiden maar als het volk Israel, dat zich bereid had verklaard de Tora te accepteren. Zij verloren een dag. Daarom was Matan Tora en Sjavoe’ot een dag later in 2448 na de Schepping toen we de Tora kregen.
VERDIEPING II: Wat doen we Sjavoe’ot ochtend?
Wanneer u op Sjavoe’ot de hele nacht doorleert, heeft u `s ochtends een probleem met de ochtendberachot. Zestien van de ochtendberachot kunnen normaal gezegd worden, maar bij vier ontstaan er problemen. Deze vier zijn:
1. AI Netielat Jadajiem
2. Birchot Hatora
3. Elokai Nesjama
4. Hama’awier Sjena
Al Netielat Jadajiem
Volgens de Rosj moet `s ochtends handen gewassen worden, omdat we tijdens onze slaap de onreine delen van ons lichaam aanraken. Volgens Rasjba worden wij elke ochtend een “nieuw mens” en moeten wij onze handen wassen ter voorbereiding van de dienst van Hasjeem, gelijk de Koheen voordat hij de Tempeldienst begon. Wanneer men de hele nacht gewaakt heeft, moet men dan ook `s ochtends weer handen wassen? Volgens de Rasjba zou dit wellicht wel moeten, maar volgens de Rosj is handenwassen niet noodzakelijk. Men weet dan zeker dat de handen rein zijn gebleven.
De Rema (1520 1577) harmoniseert beide meningen en stelt, dat men wel de handen moet wassen, zodra het ochtend is, maar er geen beracha over uitgesproken wordt. Niet iedereen is het met de Rema eens, daarom worden de twee volgende oplossingen aangedragen:
1. Direct na de ochtendgloren (alot hasjacher) moet men naar het toilet gaan en de handen wassen, waarna Al Nietelat Jadajiem en Asjer Jatsar worden uitgesproken. Dit is de beste optie.
2. Men moet luisteren naar iemand die wel geslapen heeft, die de beracha voorzegt met de bedoeling om de `nachtwaker’ zijn plicht te laten vervullen.
Birchot Hatora
Sommige Poskiem zijn van mening, dat de Toraberachot van gisteren doorlopen totdat er een duidelijke onderbreking heeft plaatsgevonden, zoals slapen gedurende de nacht. Andere Poskiem zijn van mening, dat men de Birchot Hatora elke ochtend moet zeggen (ook zonder slaap). Daar er niet duidelijk gepaskend wordt, worden de volgende oplossingen geadviseerd: (zie verder onder HALACHA)
HAFTARA: Hosjea 2
“Mij vergat het Joodse volk – spreekt Hasjeem. Ik zal haar de woestijn in lokken en tot haar hart spreken” (2:15-16).
Bemidbar benadrukt de centrale plaats, die de woestijn inneemt bij de volkswording van Klal Jisraeel. Waarom werd de Tora gegeven in de woestijn? Wanneer de Tora in het Joodse land was gegeven, hadden de inwoners van het land Israël een speciale claim op de Tora gehad. De Tora werd in een openbare plaats gegeven om aan te geven dat iedereen een even groot deel in de Tora heeft.
Een andere verklaring stelt dat de Tora gegeven werd in de woestenij want “wil je de Tora leren dan moet je jezelf als een woestijn maken”. Dit impliceert, dat men moet werken aan:
a. Nederigheid (hoogmoedigen doen geen moeite voor de Tora. De G’ddelijke aanwezigheid rust alleen op iemand die nederig is);
b. Tevredenheid (een nederig mens is tevreden en leert makkelijker Tora);
c. Leven met tegenslagen (een nederig mens kan leven met minder dan hij verwacht had van het leven);
d. Vriendelijkheid (nederige mensen maken vrienden en verspreiden zo de Tora);
e. Eenvoud (iemand die de Tora wil leren moet luxe kunnen opgeven. Niemand kan zowel in spiritueel als in materieel opzicht succesvol zijn);
f. Gerichtheid op kedoesja (alleen als je hoofd niet vol is van andere dingen is het mogelijk, dat Toraconcepten postvatten);
g. Bereid zijn tegen de stroom in te gaan (vaak leert de Tora bet omgekeerde van wat gebruikelijk, gewoon en normaal is, bijvoorbeeld tegenwoordig een groot gezin).
“Ik zal je voorgoed aan Mij binden, Ik zal je met rechtvaardigheid en recht met Mij verbinden, met liefde en barmhartigheid. Oprecht en trouw zul je Mijn vrouw zijn, en je zal je van Hasjeem bewust zijn (Hosjea 2: 21-22).
Met deze pesoekiem, verzen begeleiden we het leggen van de Tefillien, de gebedsriemen.
Het verbinden is hier niet ‘briet’, maar ‘eras’, verloven. De liefdesband tussen Hasjeem en Zijn volk komt hier tot uitdrukking.
Hier spreekt de profeet G’ddelijke woorden uit. Maar wij zijn het, die ze ’s ochtends uitspreken. Wie is ‘ik’ in dit geval? Zou het kunnen zijn dat wij tegen Hasjeem zeggen: ik verbind U aan mij met rechtvaardigheid, recht, liefdadigheid, en genade? Als we dit doen, nemen we een enorme verantwoordelijkheid op ons. Toch is het precies deze verantwoordelijkheid, waaraan wij, als vrije mensen, zijn gebonden. Alleen vrije mensen kunnen handelen naar hun vrije wil. Dit vereist veel inzet en mesiroet nefesj.