Parsja Choekat 5773

CHOEKAT (WET):
• Met de as van de rode koe is het mogelijk rein te worden na contact met een dode.
• Mirjam sterft. Er is geen water. Mosjé slaat met zijn staf op de rots. Er komt veel water uit. Mosjé en Aharon mogen het Land niet binnen.
• De koning van Edom wil het volk niet doorlaten en dreigt met geweld; daarom kiest men een omweg.
• Aharon sterft op de berg Hor. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Elazar.
• Weer verzet het volk zich tegen Mosjé, waarna giftige slangen veel slachtoffers maken. Ook hieraan weet Mosjé een einde te maken.
• Sichon, koning der Emorieten, en Og, koning van Basjan, voeren oorlog met de Joden en verliezen hun land aan het volk.

Choekat is de 39e parsja,
bestaat uit 6 open en 4 gesloten afdelingen,
telt 87 verzen,
1245 woorden,
4670 letters en is de 40 na langste parsja.
Bevat 3 mitsvot, geboden.

VERDIEPING I: Mosjé kreeg de opdracht om tegen de rots te spreken. Uiteindelijk sloeg Mosjé tegen de rots. Mosjé en Aharon mochten het Heilige Land niet betreden.

Wat hadden Mosjé en Aharon misdaan?
Sommigen stellen, dat Mosjé’s zonde bestond uit woede. Woede wijst op een gebrek aan geloof. Iemand, die volledig gelooft in de Voorzienigheid en G’ds wereldleiding wordt nooit boos. Alles is goed wat G’d doet. Een prachtig voorbeeld van de relatie tussen `geen woede’, nederigheid en een religieuze attitude schetst Nachmanides (de Ramban, Rabbi Mosje ben Nachman, 1194-1270, Gerona) in zijn brief aan zijn zoon Nachman. Nachmanides wilde, dat hij deze brief dagelijks zou lezen om in een godsdienstige stemming te komen. Velen lezen hem nog steeds dagelijks.
Iggeret HaRamban – De brief van de Ramban (vrije vertaling)
“Hoor, mijn zoon, de moesar, zedelijke lessen van uw vader en verzaak de leer van uw moeder niet”. Spreek altijd rustig met iedereen. Hierdoor wordt U nooit kwaad. Woede is een slechte eigenschap, die tot zonde leidt. Onze Rabbijnen zeiden: “Iedereen die kwaad wordt, wordt beheerst door Gehinnom”, zoals er staat: “Verwijder woede uit uw hart, verwijder het kwaad uit uw vlees. “Het kwaad” betekent hier Gehinnom, zoals we lezen: “…en de goddeloze is bestemd voor de dag van het kwaad.”
Zodra U woede heeft afgezworen, zult u zich nederig kunnen voelen. Nederigheid is de mooiste eigenschap, omdat “na nederigheid de vrees voor Hasjeem, G’d komt”.
Na nederigheid ontstaat ontzag voor Hasjeem. Weet waar U vandaan komt en waar U naar toe gaat, en dat U tijdens uw leven slechts een worm bent; dit geldt zeker na de dood.
Weet voor Wie U rekening en verantwoording moet afleggen, de Koning aller Koningen. Als U over al deze zaken serieus nadenkt, daalt de vrees voor Hasjeem op U neer. U wordt beschermd tegen zonden. Met deze eigenschappen, kunt U zich verheugen in Uw deel.
Wanneer U zich bescheiden opstelt tegenover iedereen, ontzag heeft voor Hasjeem en bang bent te zondigen, zal de de geest van de Sjechina, Zijn heerlijkheid en het Hemelse leven, op U neerdalen.
Mijn zoon, begrijp en zie in dat degene, die zich trots en verheven voelt boven anderen, in opstand komt tegen het Hemelse Koningschap, want hij tooit zich met Hemelse gewaden, zoals er geschreven staat “Hasjeem regeert, Hij draagt kleding van trots.”
Waarom zou men zich trots voelen? Omdat men vermogend is? Hasjeem maakt arm of rijk.

Of omdat men een eerbiedwaardig persoon is? Eer behoort aan Hasjeem, zoals we kunnen lezen “Rijkdom en eer komen van U”. Dus hoe kan men zich tooien met de eer van Hasjeem?
En iemand die trots is op zijn wijsheid, Hasjeem “neemt de spraak van trouwe mensen weg en redenering van de wijzen”.
Iedereen is hetzelfde voor Hasjeem, want G’d vernedert trotse mensen en wanneer Hij wil, geeft Hij laaggeplaatsten een betere positie. Zing een toontje lager. Dan zal Hasjeem u verheffen!
Daarom zal ik U nu uitleggen hoe U zich altijd nederig kunt gedragen. Spreek te allen tijde zacht, met uw hoofd gebogen, met uw ogen naar beneden op de grond gericht en Uw hart gericht op Hasjeem.
Kijk niet in het gezicht van de persoon tegen wie u spreekt. Beschouw iedereen als groter dan Uzelf. Als hij wijs is of rijk, moet je hem respect betonen. Als hij fysiek of geestelijk slecht bedeeld is, en U bent rijker – of wijzer – dan hij, zie Uzelf dan als meer schuldig dan hij, en dat hij meer waard is dan U, want als hij zondigt is dat in dwaling, terwijl U opzettelijk zondigt en beter had moeten weten!
In al uw daden, woorden en gedachten, beschouw Uzelf altijd als staande voor Hasjeem, met Zijn Shechina boven U, want Zijn glorie vult de hele wereld. Spreek met angst en ontzag, als een dienaar, die voor zijn meester staat. Handel met schroom en terughoudendheid tegenover iedereen. Wanneer iemand u roept, antwoord dan niet luid, maar voorzichtig en zacht, als iemand die voor zijn meester staat.

VERDIEPING II: De Rode Koe – een continue verplichting
In Israël is nog niet zo lang geleden een rode koe geboren. Het nieuws van de geboorte werd bekend gemaakt door het Tempelinstituut. De locatie wordt geheim gehouden.
Maimonides schrijft hierover: “Negen rode koeien werden er geprepareerd, nadat het Joodse volk deze mitswa, opdracth had gekregen, totdat het Beet haMikdasj (Tempel) voor de tweede keer verwoest werd. De eerste para adoema (rode koe) maakte Mosjé Rabbénoe, de tweede maakte Ezra haSofer, en de resterende zeven rode koeien werden gemaakt vanaf de tijd van Ezra tot de verwoesting van de tweede Tempel…De tiende zal de Melech haMasjie’ach maken, mehera jigale ameen, keen jehie ratson, spoedig moge Hij zich openbaren – zo moge het de wil zijn van Hakadosj Baroech Hoe.“
Bron in de Misjna
De bron van Maimonides ligt in de derde perek (hoofdstuk) van tractaat Para. In de eerste Misjna leren we, dat zeven dagen voor het verbranden van de para adoema, de kohen, die de para zou verbranden, uit zijn huis naar een kamer werd gebracht in het Beet haMikdasj, waar hij zeven dagen lang besprenkeld werd met de as van alle rode koeien, die gemaakt waren vanaf de tijd van Mosje Rabbenoe.
In de vijfde Misjna staat, dat wanneer er geen as van alle rode koeien aanwezig was, de koheen met het as van één van hen besprenkeld werd: “Vond men geen as van de zeven koeien die gemaakt werden in de tijd van het Beet haMikdasj, dan deed men de besprenkeling met het as van zes koeien, of van vijf koeien, of van vier koeien, of van drie koeien, of van twee koeien of van één. Daarmee werd de kohen, die de rode koe zou verbranden, alle dagen, dat hij afgezonderd was van zijn huis, besprenkeld”.
Zeven koeien – Negen koeien
De Misjna gaat verder met de vraag: “Wie heeft die zeven koeien gemaakt? De eerste maakte Mosje Rabbenoe, en de tweede maakte Ezra. En vijf werden daarna nog geprepareerd vanaf de tijd van Ezra en verder gedurende de periode van de tweede Beet haMikdasj”, zo zegt Rabbi Meïr. Maar de Chagamiem zeggen: “Vanaf de tijd van Ezra en verder werden er zeven rode koeien gemaakt, tot de verwoesting van de tweede Beet haMikdasj. En wie heeft die zeven rode koeien gemaakt? Sjimon haTsaddiek en Jochanan Koheen Gadol maakten ieder twee. Eljeho’enai ben haKof, Chanameel haMitsrie en Jisjma’eel ben Pi’avi maakten ieder één”.
Hieruit blijkt, dat volgens de mening van de Chagamiem, er negen rode koeien waren gemaakt vanaf het moment, dat de Joden deze mitswa (gebod) hadden gekregen tot de verwoesting van het Beet haMikdasj.

Maimonides paskent (beslist), dat er negen rode koeien waren: “En de tiende zal de Melech haMasjie’ach maken”. Zo is de totale geschiedenis van de rode koe compleet geworden wanneer wij bevrijd worden uit het galoet!

HAFTARA: Sjoftiem 11, 1-33
In het boek Sjoftiem, Richteren is het terugkerende thema: afval van G’d, onderdrukking, inkeer en terugkeer tot het Jodendom onder leiding van een Richter, bevrijding en herstel. De Joden werden 18 jaar lang door de Ammonieten onderdrukt.

Jiftach schetst de koning van Ammon hoe de Joden 300 jaar eerder aan Edom doortocht verzochten, dit niet kregen en een omweg maakten om conflicten te vermijden. Uiteindelijk veroverden de Bnee Jisraeel land van de Emorieten (die de Joden aanvielen), die eerder het land van de Ammonieten hadden ingenomen. De Bnee Jisraeel hadden nooit direct land veroverd op de Ammonieten.

De Gil’adiet Jiftach was een dappere held. Hij was de zoon van een `zona’, waarvan de betekenis enigszins ambigu is. Normaliter vertaalt men het als prostituee. Maar zijn vaderlijke afstamming was onbezoedeld, vandaar zijn naam Hagiladi, de Gil’adiet met twee letters van G’ds Naam, de hee aan het begin en de joed aan het eind van het woord Gil’ad.
Andere verklaarders stellen, dat het huwelijk tussen Jiftachs ouders ongewenst was omdat zij uit verschillende stammen kwamen en er via vererving overdracht van land van de ene naar de andere stam zou kunnen optreden. Het kan ook zijn dat Jiftachs moeder slechts een bijvrouw was en dat dit de oorzaak was van zijn mindere status in het gezin.

Zijn broers weigerden hem een erfdeel. Jiftach was een tsaddiek en had deze grootmoedigheid en zieleadel van zijn vader geërfd. Hoewel hij sterk was, weigerde ruzie te maken. Boven al verkoos hij de sjalom. Daarom vertrok hij naar het land Tow. Daar had hij een leger. Toen de Ammonieten oorlog wilden voeren met Israel, vroegen Jisraeels oudsten hem aanvoerder te worden.
Jiftach had er in eerste instantie niet veel zin in, omdat ze hem verstoten hadden. Maar de oudsten beloofden hem, dat hij hoofd over hen zou worden.
Jiftach zond gezanten naar de koning van de Ammonieten met de vraag waarom hij oorlog voerde.
De koning antwoordde: Jisraeel heeft mijn land ingenomen van de Arnon tot de Jabok en tot de Jordaan.
Jiftach zond weer gezanten: Jisraeel heeft het land van Moav en Ammon niet direct ingenomen. Nadat ze uit Egypte waren vertrokken, vroeg Jisrael doortocht aan de koningen van Edom en Moav, maar zij weigerden.
Toen vroegen ze doortocht aan Sichon, de koning van het Emoritische Chesjbon, die oorlog begon met Jisraeel.
Maar G’d hielp Jisraeel en ze namen het Emoritische gebied in. Hierdoor hadden de Ammonieten geen claim tegen de Bnee Jisraeel.

Reacties zijn gesloten.