Parsja Wa’etchanan 5773

(DEWARIEM/DEUTERONOMIUM 3:23 – 7:11)
WE-ETCHANAN (en ik smeekte):
• G’d weigert Mosjé toegang tot het Land. Hij kan op de berg Pisga het Land aanschouwen en Jehosjoe’a aanmoedigen.
• Mosjé herinnert aan de Openbaring op de berg Sinaï, die voor de hele natie bestemd was.
• Er mag aan de Wet niets toegevoegd of afgenomen worden.
• Mosjé geeft een overzicht van de Tien Geboden, onderwijst Sjema, er is slecht één G’d.
• Ga geen huwelijken aan met de Kena’anieten en vernietig hun afgodische hoogten. Want de Bné Jisraëel zijn aan G’d gewijd, ze mogen niet spiritueel vervallen en hun bijzondere opdracht vergeten.
• Mosjé voorspelt dat de Bné Jisraëel tot zonden zullen vervallen, verstrooid zullen worden onder de volkeren, maar uiteindelijk terugkeren.

Va’etchanan is de 45e parsja, bestaat uit 21 afdelingen, waarvan 5 open en 16 gesloten zijn, telt 122 pesoekiem, verzen, 1878 woorden, 7343 letters en is de 17 na langste parsja, bevat 8 ge- en 4 verboden.

Verdieping I: DE MEZOEZA: De test van overvloed
Het leven is één grote beproeving. Kinderen opvoeden, de gemeente opbouwen, voorzien in levensonderhoud. Stel dat G’d ons onze parnose op een presenteerblaadje zou aanbieden, zouden we dat dan prettig vinden? Misschien wel want wij ervaren dat niet als test. Toch is dat uiteindelijk een behoorlijke beproeving. “G’d gaf u manna te eten in de woestijn om u te testen” (8:16).

Direct na de uittocht begonnen de Joden alweer te klagen (Sjemot 16:3): “Och, dat wij door de hand van G’d in het land van Egypte gestorven waren, toen we bij de vleespotten zaten, volop brood aten. Want U hebt ons in deze woestijn geleid om deze hele gemeente van honger te doen omkomen”. Geen geringe beschuldiging. Toen zei G’d tegen Mosjé: “Zie, ik zal voor u brood uit de Hemel laten regenen (manna). Dan zal het volk uitgaan en zoveel verzamelen als iedere dag nodig is. Opdat Ik het volk op de proef stelle of het al dan niet wandelt naar Mijn Wet”.

Test?
Is dit een beproeving? Heerlijk is het om elke dag verzorgd te worden zonder enige inspanning. Dat is een zegen, zeker geen beproeving. Rasjie legt uit dat de test bestond uit de vraag of men alle voorschriften van het manna in acht zou nemen. Men mocht niets van het manna opslaan voor de volgende dag. Vrijdag moest een dubbele portie worden ingezameld. Verder waren er nog andere regels verbonden aan het manna. Zouden de Joden deze nauwkeurig naleven?

Brood uit de Hemel is inderdaad een behoorlijke beproeving. Als wij rijk worden zonder veel inspanning, betekent dit dat we veel vrije tijd overhouden. Wat doen we met onze vrije tijd? Dat is een modern luxeprobleem! Tegenwoordig herkennen wij ons hierin. Vallen we – doordat we te weinig te doen hebben – voor alle verleidingen? Rijkdom stelt een mens voor grote verantwoordelijkheden.
De Chovot Halevavot – een middeleeuws filosofisch werk van Rabbi Bachja ibn Pakoeda – legt uit waarom wij moeten werken voor ons dagelijks brood. Dieren hoeven dat niet. De mens moet zo hard werken om zijn slechte neiging een beetje onder de duim te houden. Als we te veel vrije tijd zouden hebben, zouden we al die verleidingen niet kunnen weerstaan. Nu zijn we te druk of te moe voor onzin. Maar ondanks alles blijft de zonde op de loer liggen. Wanneer wij geconfronteerd worden met grote problemen, zijn we opeens allemaal religieus. Armoede en ellende zijn vreselijk. We davvenen massaal, gaan naar sjoel, zeggen Tehilliem (Psalmen) en huilend geven we tsedaka (liefdadigheid). Maar wanneer alles goed gaat, voelen we G’ds aanwezigheid niet. Dit is de test van rijkdom. Daarom hangt er een mezoeza aan onze rijke woning.

Onveranderlijk
De mezoeza verschijnt aan het eind van de parasja: “En u moet ze schrijven op de deurposten van uw huizen en uw poorten” (11:20). Maimonides legt uit dat de bedoeling van de mezoeza is dat we, elke keer wanneer we een huis binnengaan of verlaten, aan de eeuwige boodschap van de Tora denken. Het drukt ons met de neus op het feit dat niets in deze wereld van permanente waarde is. Zelfs ons huis, het meest vaste onderdeel van ons leven, is ook aan de tand des tijds onderhevig.
Het enige wat blijft, is wat wij doen voor Tora en mitsvot. Dat is de ware duurzaamheid. De mens zoekt onsterfelijkheid. We schrijven boeken, bouwen paleizen om maar op een of andere manier onze naam te vereeuwigen. Maar het werkt niet. In Bemidbar 32:42 staat dat ene Novach het stadje Kenat veroverde en de plaats naar zijn naam vernoemde. Maar het stadje was geen lang leven beschoren, vertelt de Midrasj. De stad werd verwoest. We willen onze naam vereeuwigen maar meestal lukt dat niet. Alles is aan verandering onderhevig. Niets is permanent. Alleen G’d en de Tora zijn onveranderlijk en van blijvende waarde. Dat is de boodschap van de mezoeza.

VERDIEPING II: Sjema Jisra’eel – monotheisme
In deze parsja komen de Tien Geboden en onze centrale geloofsbelijdenis ‘Sjema Jisraëel’ aan de orde. Het eerste gebod van de Tien Geboden duidt op onze overtuiging, dat G’d Eén is. Wij gaan er prat op dat wij het monotheïsme als eerste hebben ingevoerd. Wat is het grote goed van het monotheïsme en wat leert dit in onze moderne tijd? Het geloof in één G’d gaat ervan uit dat alles vanuit één centraal punt geschapen is. Dit verklaart waarom alles in het universum met elkaar samenhangt. Steeds meer komen wetenschappers er achter dat er een enorme correlatie bestaat tussen allerlei natuur-, psychologische, sociologische, fysiologische en andersoortige wetten. Veelgodendom veronderstelt dat elk gebeuren of fenomeen een aparte god heeft. Wij gaan ervan uit dat alles vanuit één centraal Principe geschapen en gestuurd wordt.

G’ds Eenheid zoals dit in ‘Sjema Jisraëel’ verwoord is, heeft vele betekenislagen:
1. Het credo van het Jodendom ‘Sjema Jisraëel, hoor Israël, HaSjeem is onze G’d, HaSjeem is Eén’ heeft universele betekenis. Wij zijn geen stammengodsdienst. Ons geloof is bedoeld voor de hele wereld. Deze vers ‘Sjema Jisraëel’ betekent in feite ‘hoor Israël, G’d die nu nog onze G’d is’, zal eens Eén zijn voor de hele wereld’.
2. Door het Eén-verklaren van G’d aanvaarden wij G’ds absolute heerschappij. Elk aspect van ons bestaan is onderworpen aan Zijn wil.
3. Sommigen lezen: ‘Weet, Israël, dat Hasjeem, onze G’d, de Enige G’d is.’
4. Anderen lezen het als een geloofsverklaring: Hasjeem alleen is onze G’d en we hebben geen goden naast hem. Hasjeem is Één, alleen Hem mag men dienen.
5. Verschillende letters in ‘Sjema Jisraëel’ zijn groot geschreven en vormen samen het woord `getuige’ omdat wij met het uitspreken met Sjema getuigen van de Eénheid van G’d.

Na ‘Sjema Jisraëel’ volgt in de siddoer, het gebedenboek Baroech Sjeem Kevod Malchoeto Le’Olam Va’ed – Geprezen de Naam van Zijn koninklijke Majesteit voor alle eeuwigheid.
Deze tekst staat niet in de Tora, maar werd door het verzamelde volk bij de Tempel uitgesproken als antwoord op het uitspreken van de heilige G’dsnaam door de Hogepriester, de koheen gadol, zoals op Jom Kippoer. Deze tekst wordt om verschillende redenen zacht uitgesproken. In de Talmoed (B.T. Pesachiem 56a) was dit het antwoord van Ja’akov op zijn sterfbed.

Toen Ja’akov op zijn sterfbed lag en zijn kinderen vroeg of zij trouw waren aan G’d antwoordden zij: ‘Sjema Jisra’eel (Hoor Ja’akov), de Eeuwige is onze God, de Eeuwige is Één.’ Ja’akov antwoordde: ‘Baroech Sjeem Kevod Malchoeto Le’olam Va’ed’. Moeten wij deze woorden nou in onze gebeden uitspreken zoals Ja’akov die oorspronkelijk heeft uitgesproken? Zeker. Maar omdat de woorden ‘Baroech Sjeem Kevod Malchoeto Le’olam Va’ed’ niet in de Tora staan, moeten we ze zacht uitspreken.
Een tweede traditie wil dat Mosje deze frase van de Engelen hoorde. Hij droeg het over aan het joodse volk, maar wilde dit niet luid laten zeggen omdat het niet toegestaan is om een formule van de Engelen te gebruiken. Alleen op Jom Kippoer zeggen we ‘Baroech Sjeem Kevod Malchoeto Le’olam Va’ed’ hardop want dan staat het Joodse volk op het niveau van Engelen.

HAFTARA: Jesjaja 40
In de laatste pasoek, vers van de haftara staat `Se’oe marom eneechem – verheft uw ogen naar de Hemelhoogte’. Traditioneel wordt dit gezien als een `beginletterwoord’ – een aaneenschakeling van de beginletters sjien mem ajin – voor Sjema, onze monotheistische geloofsbelijdenis.
Sjema kan gezien worden als een afkorting van initialen van “Se’oe Marom Eneechem” – hef uw ogen naar de hemel om te begrijpen dat er buiten het G’ddelijke Wezen dat de hemel omspant, niets is. Het Opperwezen noemen we Hasjeem, de Naam. Hoewel we niets van Zijn Wezen begrijpen, is hij Één.
Sjema is eveneens een afkorting van de initialen van de drie dagelijkse gebeden: Sjachariet, Mincha, Arviet, het ochtend-, middag- en avondgebed. Dit zijn de beste tijden om ons te concentreren op hogere doelen.
Op wie moeten we ons concentreren? Op de Almachtige, de hoogste Koning, Sjad-dai Melech Eljon. Wij aanvaarden het Hemelse juk – ol malchoet sjamajiem. De initialen van ol malchoet sjamajiem zijn, in omgekeerde volgorde wederom: Sjema. Sjema betekent niet alleen luisteren, maar ook begrijpen, aanvaarden, goed overdenken, concentreren.

Verder stelt Jesjaja dat er van G’d geen lichamelijke voorstellingen gemaakt mogen worden en wij niets buiten Hem mogen dienen, hetgeen ook als een rode draad door de parsja loopt. Ook de speciale positie van het Joodse volk en de uiteindelijke verlossing in de tijd van de Masjieach zijn thema’s die in de haftara aan de orde komen.
Ook het getal 7 is belangrijk. Het symboliseert onze hoop op het 7e millenium, het tijdperk van de Masjieach, en het representeert alle belangrijke `zevens’, getallen van 7 in de Tora, zoals de 7e dag, de Sjabbat, de 7e maand Tisjri, die vol wijding is, het 7e jaar sjemitta (het sabbatical year) en het 7×7+1=50e jaar, het Joweel of jubeljaar, waarin alle landerijen terugkeerden naar hun oorspronkelijke eigenaren en alle slaven werden vrijgelaten.
Zeven is tevens het getal van de 7 directe familieleden – zoons, dochters, schoonzoons, schoondochters, broers, zusters en je partner. Het Joodse volk wordt voorgesteld als een `verlaten koningin’. Langzamerhand keren alle familieleden terug. De bekroning vormt de terugkeer van haar man, de koning, G’d als het ware hetgeen symbolisch de bekroning van de vereniging van G’d met het Joodse volk vormt. Zo vieren wij de verzameling van de ballingen in de naderende Messiaanse tijd.

Deze week starten we met de 7 troostprofetien, die allemaal staan in het 2e deel van het boek Jesjaja: “Troost, troost mijn volk”. De hoofdinhoud vormt troost.

Reacties zijn gesloten.