(Dewariem/Deuteronomium 7:12 – 11:25)
EKEV (onderweg naar de beloning):
• Mosjé stelt, dat als wij ons houden aan de geboden, we gezegend zullen zijn maar als we hooghartig zijn, problemen zullen krijgen.
• Hij geeft aan hoe HaSjeem het volk had willen vernietigen na het gouden kalf. Het lukte Mosjé G’ds woede tot bedaren te brengen.
• Weest niet hardnekkig maar dien G’d met heel je hart.
• Mosjé memoreert veel gebeurtenissen, ook de Stenen Tafelen. Mosjé legt de nadruk op G’ds goedheid en de wonderen die Hij voor het volk verricht heeft. Ze zagen met eigen ogen wat G’d met de Egyptenaren gedaan heeft. Ook Israël zal worden veroverd met de hulp van HaSjeem.
Ekev is de 46e parsja,
bestaat uit 10 afdelingen
waarvan 6 open en 4 gesloten zijn,
telt 111 pesoekiem, verzen,
1747 woorden,
6865 letters en is
de 14 na langste parsja.
Bevat 6 ge- en 2 verboden.
VERDIEPING : (Dewariem/Deut. 10:12)
Welnu Jisraëel, Hasjeem, uw God, vraagt U niets anders dan dat U ontzag voor Hasjeem, Uw G’d, toont, dat u al Zijn wegen volgt, dat U Hem liefhebt, Hem met heel Uw hart en heel Uw ziel dient en Hasjeems geboden en Zijn wetten…nakomt…(11:16) Maar pas op: laat u er niet toe verleiden een dwaalspoor te volgen, voor afgoden te knielen en die te vereren”.
Wij moeten volledig geloof in Hasjeem hebben en ons niet op dwaalsporen laten brengen. Een van die dwaalsporen is bijgeloof, dat grenst aan ongeloof of lichte afgoderij.
De concrete voorschriften staan in de Kitsoer Sjoelchan Aroech (uitgave NIK):
Het verbod op waarzeggen, voorspellen en tovenarij
Er staat geschreven (Wajjikra 19:26): „Houd je niet bezig met bijgeloof en doe geen voorspellingen”. Wat is bijgeloof? Als iemand zegt: „Omdat mijn brood uit mijn mond gevallen is”, of: „Mijn stok is uit mijn hand gevallen”, of: „Een raaf kraste tegen mij …”; „Een hert kruiste mijn pad ….”; „Een slang passeerde mij rechts ….”, „daarom zal ik niet deze weg nemen want dat brengt ongeluk”. Zo ook diegenen die een vogel horen tsjilpen en zeggen: „Dit of dat zal er gebeuren”, of die dit beschouwen als een goed of slecht voorteken voor iets.
Ook als iemand gevraagd wordt een lening terug te betalen en zegt: „Alstublieft, laat me nu met rust, het is ochtend en ik wil de dag niet met iets slechts beginnen”. Degene, die toch een van deze dingen doet, overtreedt een verbod van de Tora.
Kennelijk verbiedt de Tora om toevalligheden tot leidraad van onze beslissingen en handelingen te maken. Waar het in essentie om gaat, is dat men toevalligheden niet als zelfstandige en lotsbepalende oorzaken mag zien. Toch mag men sommige omstandigheden als een goed teken beschouwen, zoals trouwen bij wassende maan als teken van een huwelijks leven vol groeiende voorspoed. Dit ziet men dan niet als zelfstandige oorzaken van geluk of ongeluk.
Wat is het verschil tussen een vroom, gelovig mens en iemand die dat niet is? Een vroom gelovig mens volgt de mitsvot, Tora-geboden op en ziet overal de hand van G’d in. Het leven is geen reeks toevallige gebeurtenissen. Als men G’ds hand kan zien in opbouwende en positieve gebeurtenissen, is dit geoorloofd.
Wat is het (verboden) voorspellen? Iemand die de toekomst voorspelt op basis van astrologie: „Dit is een goede dag” of: „Dit is een slechte dag”, of: „Dit jaar of die maand is slecht om dat te doen”. Maar dat men trouwt bij wassende maan, dat is geen bijgeloof of waarzeggerij, want men trouwt alleen onder een goed voorteken.
Waar het om gaat is dat toevalligheden geen zelfstandige of voorspellende betekenis krijgen. Geloof vindt uiteindelijk zijn oorsprong in G’d. Trouwen onder een goed Hemels teken als een wassende maan is geen afgoderij omdat men er geen zelfstandig voorspellende betekenis aan toekent. De wassende maan symboliseert groei en men wenst het bruidspaar op deze manier symbolisch een bloeiende toekomst. Maar hiermee kent men de hemellichamen geen zelfstandige betekenis toe. Het onderscheid is subtiel maar belangrijk.
Het is verboden tovenaars te raadplegen, behalve in geval van levensgevaar of als men ziek is geworden door tovenarij of als men gestoord wordt door een kwade geest, dan mag men genezing zoeken bij een niet-Joodse tovenaar. Hierover schrijft Rambam in zijn Misjna Tora, Hilchot Awodat Kochawiem 11:16: „Dit is allemaal dwaas¬heid en wie daarin gelooft, is zwak van geest: „Vertrouw met volkomen vertrouwen op Hasjeem, je G-d” (Dewariem 18:13).
Het Jodendom erkent zwarte magie als kracht. Wij mogen deze krachten alleen niet raadplegen of er in geloven. Maar ze bestaan wel.
Wat uit voorgaande blijkt, is dat er een grijs overgangsgebied is tussen iets dat nog net kosjer geloof heet en iets dat al geen kosjer geloof meer is maar bijgeloof heet. Duidelijk moge zijn, dat er hier ook een grote plaats is ingeruimd voor de subjectieve invulling van denken en voelen. Wat voor de een bijgeloof is hoeft dat voor de ander niet te zijn.
We kennen in het Jodendom veel symboliek. Waar ligt de grens? Wanneer heet het nog geloof en waar begint het bijgeloof of zelfs afgoderij te heten?
Vanuit het Jodendom bekeken is bijgeloof het erkennen van zelfstandige krachten aan concrete zaken en wordt het gekenmerkt door dwangmatig gedrag, magisch denken’, self-fulfulling fantaseren en `profeteren’. Het komt overal voor. Iedereen heeft zijn bijgelovige fantasieen. In het Westen schaamt men zich er voor. Maar sommigen zijn de schaamte allang voorbij zoals bleek bij de WK voetbal toen Ghanese voetballers naar een medicijnman gingen en Westerse voetbalteams hele aankleedrituelen hadden ontwikkeld in de overtuiging dat ze anders zouden verliezen.
Alledaagse praktijken zijn het afkloppen, niet onder een ladder doorlopen en het getal 13.
Afkloppen komt in de beste kringen voor. Men doet dat het liefst op onbewerkt hout want het heeft twee on-Joodse oorsprongen.
De oude Germanen geloofden dat bomen een soort reincarnatie van de goden waren. Bij bedreiging door demonen, was het aanraken van hout de zogenaamde redding.
De andere verklaring is van christelijke origine en gaat rechtstreeks terug naar het hout van het kruis. Zeker bij overmoedig praten moest de `hoogmoed’ goed gemaakt worden door het hout van het kruis aan te raken als uiting van nederigheid.
Als een ladder tegen een muur wordt geplaatst, ontstaat er een driehoek. Onder een ladder doorlopen, werd gezien als het doorbreken van de drie-eenheid. Het werd als zeer oneerbiedig ervaren.
Vrijdag de 13e
Waarom is ‘vrijdag de 13e’ altijd zo een hype? Er zijn vliegtuigen zonder rij 13 en hotels die zelfs geen kamer 13 of 13e verdieping hebben. Geloof in ‘vrijdag de 13e’ kost globaal miljarden, want veel mensen gaan de deur niet uit.
Dertien is in het Jodendom alles behalve een ongeluksgetal.
1. Het is eerder het getal van G’ddelijke genade, de 13 eigenschappen van G’ds medelijden en
2. De dertien geloofsprincipes van Maimonides.
3. De Tora wordt met dertien uitlegregels verklaard (door Rabbi Jisjmaeel),
4. de Briet-mila (besnijdenis) is met dertien verbonden verklonken met het Joodse volk en
5. in iedere tsietsiet – schouw¬draad – zitten 8 draden en 5 knopen, samen weer 13.
6. De namen van de Aartsva¬ders en Aartsmoeders tellen ieder samen 13 letters,
7. Jakob had dertien kinderen en
8. in het Beet haMikdasj, de Tempel werden er dertien verschillende vormen van ieder dienstvoor¬werp gebruikt.
HAFTARA: Jesjaja 49 en 50
“Zion zegt: G’d heeft mij verlaten en mijn Meester heeft mij vergeten” (49:14). Iets verderop staat er (50:1): “Zo zegt Hasjeem (tegen de Joden) waar is de echtscheidingsbrief van jullie moeder, die ik weggestuurd heb? Of: aan wie van Mijn crediteuren heb ik jullie verkocht? Jullie zijn verkocht vanwege jullie zonden en jullie moeder is weggezonden vanwege jullie misdrijven”.
De relatie tussen G’d en het Joodse volk wordt hier geschetst in bewoordingen van huwelijk, ontrouw, echtscheiding en verwijdering. G’d stelt, dat er niet serieus sprake is van een volledige breuk.
Verwijdering tussen G’d en Zijn volk is een gevolg van ontrouw van het Joodse volk wanneer zij haar heil zoekt bij afgoden of andere Jodendomsvreemde bezigheden (bijv. opgeblazen ego’s). Onderhuids vindt er een voortdurende discussie plaats tussen G’d en het Joodse volk. Hasjeem zegt constant tegen Zijn onderdanen: “Zonder je niet af met afgoden of andere on-Joodse activiteiten”. Eén van de belangrijkste afgoden is ons opgeblazen ego. Als er in ons geen plaats is voor Hasjeem, zijn we verkeerd bezig. Ons te sterke zelfbeeld verhindert ons soms om een ware Jood te zijn. Dit is eigenlijk de grootste ontrouw, die men binnen het Jodendom kan plegen.
De wereld is vol van G’ds glorie. Hoe is het dan mogelijk, dat iemand zich van Hem verwijdert en zich hecht aan tweederangs machten en krachten die `afgoden’ genoemd worden? Dit kan eigenlijk ook niet, behalve bij de hoogmoedige en trotse mens. Die creeert in zichzelf een plaats die geheel vervuld is van eigenwaan en weinig ruimte overlaat voor G’ddelijke inmenging en invloed.
In de woorden van de profeet Jirmijahoe (3:8) is er echter wel sprake van een duidelijke (echt-)scheiding tussen Hasjeem en het Joodse volk: “Ik heb haar weggestuurd en een echtscheidingsbrief gegeven’’. Is hier sprake van tegenstrijdige profetieen?
Nee! Deze schijnbare tegenstrijdigheid weerspiegelt de ambivalentie van het Joodse volk ten opzichte van het Opperwezen.
Beide profetieen zijn twee kanten van een dreigende scheidingssituatie. Het lijkt op een echtscheiding maar als het Joodse volk dan aanstuurt op een volledige breuk, stelt G’d “waar is de echtscheidingsbrief van jullie moeder, die ik weggestuurd heb?”.
Aan de andere kant is er echter toch zeker sprake van een verwijdering in de zin, dat G’d niet meer bereid is om zeer duidelijke wonderen te verrichten om het Joodse volk te redden. Geen benijdenswaardige positie…