Parsja Ki Tavo 5773

(Dewariem/Deuteronomium  26:1 – 29:8)   
KI TAVO (als je komt):
• Je moet je eerstelingen naar het Heiligdom brengen en verklaren, dat je alles aan G’d te danken hebt, de geboden vervulde en de tienden hebt afgestaan.
• G’d heeft Zich de Bné Jisraëel als volk genomen en het volk zal alle geboden nakomen.
• Na de overtocht door de Jordaan moeten ze grote stenen op de berg Ewal plaatsen. Daarop moet de hele Tora worden geschreven. Er moet op de Ewal een altaar gebouwd worden dat niet met ijzer mag worden bewerkt.
• Na het overtrekken van de Jordaan moeten 6 stammen op de berg Geriziem staan en de andere 6 op de berg Ewal, terwijl de Levieten 12 zegeningen en vloeken reciteren, waarop het volk Ameen antwoordt. Mosjé noemt de zegeningen als ze de ge- en verboden in acht nemen. Als ze dat niet doen dan komen de ergste vervloekingen.

Ki Tavo is de 50e Tora-parsja,
bevat 21 afdelingen,
waarvan 5 open en 16 gesloten,
telt 122 verzen,
1747 woorden,
6811 letters,
is de 15 na langste parsja,
bevat 3 ge- en 3 verboden.

VERDIEPING: GROTE STENEN: DENKEN, HERDENKEN EN VOORUITDENKEN
De Tora moet op grote stenen worden opgeschreven in de buurt van de plaats Sjechem: “Op de dag, waarop u de Jordaan overtrekt…zult u grote stenen oprichten en daarop alle woorden van deze wet schrijven. Als u dan de Jordaan overgetrokken bent, zult u deze stenen op de berg Ebal oprichten…Vervolgens zult u op die stenen al de woorden van deze wet helder en duidelijk opschrijven” (27:1-10).
Deze gigantische Tora-stenen waren allereerst bedoeld voor de heidenen: zij moesten minimaal de Noachidische wetten aannemen en begrijpen, dat G’d kwaad was vanwege hun afgoderij. Verder dienden deze stenen om de Joden en anderen er aan te herinneren, dat men nu het Tora-land betrad. Daarom fungeerden de stenen als een soort Mezoeza aan de toegangspoort van het Joodse land. De bedoeling was: het geven van de Tora en G’ds opdrachten overal te herinneren.
Als wij iets herdenken hebben wij het over gebeurtenissen, die ook werkelijk hebben plaatsgevonden. Het belangrijkste voorbeeld is natuurlijk de Seideravond waarop wij de Uittocht uit Egypte herinneren door het eten van matzes en maror. Rik Peels, die een proefschrift heeft geschreven over de 4 mei herdenking, benadrukt twee belangrijke verschillen tussen de Joodse manier van herdenken en andere herdenkingen.

1. Bij ons is herdenken niet puur mentaal maar ook bedoeld om te doen en het leven te veranderen. Zachor (herdenken) betekent zowel herdenken als doen: Zachor et jom hasjabbat – betekent zowel herinner de Sjabbat als houd de Sjabbat. Een verhaal van Rav Lau, Opperrabbijn van Tel Aviv illustreert deze gedachte

Rav Lau vertelt, dat een aantal jaren geleden een Europese geleerde in Israël op bezoek kwam. Aan het einde van zijn tocht door het hele Heilige Land vroeg hij zich af waarom hij in Israël zo weinig standbeelden had gezien: ”In alle andere landen worden standbeelden en herinneringsmonumenten neergezet om mensen en gebeurtenissen uit het verleden te herinneren. Alleen in het Joodse land, met de meest rijke geschiedenis van de hele wereld, zijn er geen standbeelden ter herinnering aan Mosje Rabbenoe, koning David of Sjelomo, de uittocht uit Egypte, de Tora-geving op de berg Sinai, etc., etc. De professor vroeg zijn vrienden verbaasd: “Dit past toch niet in het land van de Bijbel?”.

Het antwoord op deze vraag werd gegeven door de Ga’on van Lutsk, Rabbi Zalman Sorotskin: ”Het Joodse volk heeft gedurende zijn geschiedenis over de hele wereld gezworven. Nergens kon zij vaste monumenten neerzetten. Daarom heeft het Joodse volk bewegende monumenten gekregen, die ons volk op al onze trektochten begeleid hebben. De matsa die wij eten is het `standbeeld’ voor de uittocht uit Egypte. Bestaat er ergens ter wereld een standbeeld dat het in alle uithoeken van de aarde meer dan 3300 jaar heeft volgehouden?
Bestaat er nog een volk dat alle historische details, die het in de loop van zijn geschiedenis heeft meegemaakt, bewaard heeft in riten, symbolen en halachot, die ons al duizenden jaren bij elkaar houdt?

Het deeg van onze voorouders kreeg niet de gelegenheid om te rijzen. Daarom staan tot op de dag van vandaag overal matsot op de Seidertafel, van Vladivostok tot Los Angeles, van Helsinki tot Melbourne, in traditionele en minder traditionele huizen.

Ook het maror is een reizend monument dat we eten ter herinnering aan het feit dat de Egyptenaren ons leven verbitterden. Het charoset is een herinnering aan het leem. Het beentje herinnert ons aan de uitgestrekte arm waarmee G’d ons uitvoerde. Het ei staat tegenover het feestoffer dat we brachten in de Tempel op Pesach. De vier bekers staan tegenover de vier uitdrukkingen en niveau’s van bevrijding. Alle mitsvot en gewoonten van Seideravond zijn beweegbare monumenten van de uittocht uit Egypte.
Ook vele andere mitsvot herinneren ons aan het ontstaan van het Joodse volk bij de uittocht uit Egypte: tefillien (gebedsriemen), tsietsiet (schouwdraden), Sjabbat en nog vele andere ge- en verboden benadrukken de verschillende aspecten van de Exodus.

Het woord getuigenis is nu duidelijk. Alle aspecten van Seideravond zijn getuigenissen die voor alle komende generaties de wonderen van G’d duidelijk en tastbaar maken. Daarom moet gesproken worden over de uittocht uit Egypte – juist op het moment dat matsa en maror voor u liggen. Want alleen op die manier wordt de getuigenis over de uittocht uit Egypte volledig, concreet en herkenbaar.

2. Verder is herdenken geen vrijblijvende aangelegenheid. Het is bedoeld om onze identiteit te vormen en ons leven te beinvloeden. En daarbij nemen we ook de tegenslagen en de slachtoffers mee.
Eigenlijk moet de matze gegeten worden ‘met de lendenen omgord, wandelschoenen aan en een wandelstok in de hand’. Het duidt op een constante bereidheid van plaats of ingenomen positie te veranderen. In de Spreuken der Vaderen staat, dat alleen hij, die constant bezig is met Tora, werkelijk vrij is. Wat is dat: Tora? De Tora was het doel van de uittocht. Tora in de diepste zin betekent een voortdurend najagen van de Enige Echte Waarheid, objectief zonder vooroordeel en ‘bias’.

In Dewariem/Deut. (15:12-15) moeten de Joden hun slaven iedere 6 jaar vrijlaten. Hiermee geven wij uiting aan onze dankbaarheid ooit zelf uit het `slavenhuis Egypte’ bevrijd te zijn. Wij komen op voor de vreemdeling, de weduwe en de wees. Herdenken is actiegericht.

Met Seideravond herdenken we niet alleen de bevrijding maar ook de slavernij. We herdenken ook onze failures en tevens besteden wij veel aandacht aan de slachtoffers, het verdriet, de pijn en het lijden.
Met de matze eten wij maror, het bitterkruid. Seideravond leert ons ook hoe wij moeten omgaan met het negatieve in de wereld. Het eten van maror is op zichzelf geen Tora-verplichting. Wij zijn niet uit op lijden. Toch zien wij ook de positieve kanten van de problemen, die wij in de loop der eeuwen ondervonden hebben. Het is een deel van ons feest- en dankmaal. Wij gaan de moeilijkheden niet uit de weg maar gaan door een groeiproces, dat ons uiteindelijk terugvoert tot de Waarheid. Dit was de totaliteit van de Egyptische ‘experience’.

Tijd een spiraal
De ‘Maharal’ uit Praag (een bekende Joods geleerde uit de 15e eeuw) zag het fenomeen tijd niet als één lange doorlopende lijn maar als een spiraal, die steeds hoger voert. Ieder jaar passeren wij weer dezelfde gebeurtenissen, die iedere generatie van ons volk heeft doorgemaakt. Het is een ‘back to the roots’’ in opgaande beweging. De aantrekkingskracht van de Joodse feestdagen ligt juist in de ontmoeting met onszelf en onze oorsprong: vrijheid door gebondenheid aan het Hogere.
Hoe vaker wij die opwaartse spiraal doorlopen, hoe meer wij de confrontatie zullen aandurven, des te intenser zal het identificatie- en verwerkingsproces verlopen en mogen wij hopen ooit troost, berusting en zingeving deelachtig te kunnen worden in de Joodse symboliek.

HAFTARA: Jesjaja 60
Het houdt niet op. De Arabische lentewinter lijkt de opmaat voor een dreigende tsunami. De parsja van deze week voorspelt ook al niet veel goeds. Het Joodse volk krijgt veel kelalot (vloeken) te verduren, die vaak de contouren vormden voor de vele rampen, die de afgelopen eeuwen over ons heen kwamen.
Maar aan de andere kant biedt de haftara de meest schitterende voorspellingen, die ieder doemscenario als sneeuw voor de zon doen smelten. Het is een opbeurende profetie. We moeten moed houden en mogen niet depressief wegduiken. We leven in extremen maar dit was het Joodse bestaan nu eenmaal altijd al: vanuit een diepe wanhoop staat ons een schitterende toekomst te wachten, lezen we in het Profetenwoord deze week: “Vreemdelingen zullen je muren herbouwen, hun koningen staan je ter beschikking…met gebogen hoofd zullen ze komen, de zonen van je verdrukkers en iedereen, die jou verachte…ze noemen je stad van G’d…van geweld in je land wordt niets meer vernomen noch van verwoesting en rampspoed binnen je grenzen (Jesjaja 60, zeer kort en selectief geciteerd). In dit toekomstvisioen staat Jeruzalem centraal. Jeruzalem was altijd onze hoofdstad, ons spiritueel centrum en het symbool van onze hoop.

Mogen wij toelaten, dat Oost Jeruzalem de hoofdstad wordt van een nieuwe, andere staat? Zal dit de vrede naderbij brengen of vallen wij terug in een nieuwe splijtzwam, een verdeeld Jeruzalem zoals wij tot 1967 gewend waren. Was Jeruzalem niet altijd onverdeeld Joods bezit? Ik houd mijn hart wederom vast. Ik bracht niet zo lang geleden een bezoek aan Oost Jeruzalem. Ik moest voor een kennis een stempel halen bij een overheidsgebouw van de Staat Israel in Oost Jeruzalem. Ik durfde de buurt niet in. Het overheidsgebouw was een ware vesting. Overal op het dak stonden scherpschutters. De beveiliging van dit gebouw midden in het Joodse land was ongekend zwaar. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Een bunker in een vijandig gebied.
Sommigen noemen Jeruzalem de stad van de vrede. Maar er is geen stad ter wereld waarover zo lang en hevig gestreden is als de hoofdstad van Israël. De Europese Unie kwalificeerde Jeruzalem al veel eerder als een ‘apart lichaam’ binnen de staat Israël. De Europese Unie gebruikt al zeer lang de Latijnse term ‘corpus separatum’ om de status van Jeruzalem – inclusief het Joodse West-Jeruzalem – te omschrijven.
Israël beschouwt Jeruzalem echter als ondeelbare hoofdstad. Zij wil dus geen internationale status. Laat staan een verdeelde status.

Reacties zijn gesloten.