Parsja Nitsawiem Wajelech 5773

NITSAWIEM WAJELECH (DEWARIEM 29:9-31:30) 

NITSAWIEM (staan voor):
• Mosjé verzamelt het hele volk en waarschuwt hen nogmaals zich aan de ge- en verboden te houden en afgodendienst en immoraliteit te verafschuwen.
• Het Verbond geldt ook voor hen die niet hier zijn.
• Als dit overtreden wordt, zal G’d in Zijn woede het land zodanig treffen dat het lijkt op de verwoesting van Sedom en Amorra. De inwoners zullen verstrooid worden over andere landen.
• Maar als jullie terugkeren tot G’d dan zal G’d jullie verzamelen uit alle volkeren waarheen jullie verbannen waren.
• De geboden zijn niet bovennatuurlijk noch ver verwijderd, noch in de Hemel maar binnen je bereik.
• Hemel en aarde worden als getuigen opgeroepen dat Mosje het volk leven en dood, zegen en vloek heeft voorgelegd.

WAJELECH (en hij ging):
• Mosjé vertelt het volk dat G’d hem niet de Jordaan laat overtrekken en dat hij de leiding overdraagt aan Jehosjoe’a. Dit is de laatste dag van Mosjé.
• HaSjeem zal de volkeren aan de overzijde van de Jordaan aan de Bné Jisraëel overgeven.
• Mosjé schrijft de Tora ten einde en draagt op die eens per zeven jaar aan het hele volk voor te lezen.
• G’d voorspelt Mosjé dat het volk zich van Hem zal afkeren na zijn dood.
• De Tora moet in de Arke van het Verbond gelegd worden als getuige tegen het volk als ze zondigen.

VERDIEPING I: ‘Zie, Ik heb vandaag vóór u geplaatst het leven en het goede, de dood en het slechte, en u zult het leven kiezen, opdat u en uw kinderen zullen leven’ (30:15-19).
Vraagt de Tora alleen een keuze? Het Jodendom is een religie van daden en alleen kiezen voor het leven lijkt onvoldoende. In de Midrasj staat dat dit kiezen, als G’dgegeven optie, eigenlijk een `tojve’ (een sympathiek gebaar) van G’d is. Wat betekent dat? De Tora geeft hier aan dat, wanneer men voor het leven en het goede, de Tora en de mitsvot, kiest, dat alleen al een verdienste is.

Hasjeem wil dat wij kleur bekennen, maar dat is al voldoende om aangerekend te worden als een goede daad. Een goede intentie telt mee als goede daad. Dit is bijzonder bemoedigend vlak voor Rosj Hasjana.
Wij beseffen, dat wij niet aan al onze verplichtingen hebben voldaan. In wanhoop vragen wij ons af: hoe kunnen wij onze balans ten goede laten doorslaan?
Een serieuze beslissing om de mitsvot beter te doen, geeft ons al een voorsprong. Aanvaarding van verplichtingen is meer dan alleen een algemene uitroep ‘dat men het vanaf nu beter gaan doen’. Als we oprecht, met de hand op ons hart, besluiten ons leven te beteren en hierbij tot in details gaan, is dat een goede stap vooruit.

Sinds de verwoesting van de Tempel zijn alle poorten gesloten, behalve de poorten van de tranen. Een bekende Rebbe vroeg eens wat de betekenis hiervan is. Als de poorten van tranen nooit gesloten zijn, dan heeft men ook geen poorten nodig.
Desondanks bestaan die poorten en dat betekent dat sommige tranen en gebeden erdoorheen komen en andere niet. Wanneer we huilen omdat we depressief of wanhopig zijn, geeft dit veel minder toegang tot de Hemel dan wanneer wij huilen omdat wij vanuit ons binnenste verlangen naar contact met het pperwezen, naar G’ds openbaring en hulp. Dan zijn de tranen die wij huilen het zweet van onze ziel.
VERDIEPING II: ”En Hasjeem “vesjav” zal uw gevangenschap doen terugkeren en medelijden met u hebben. En Hij zal terugkeren “vesjav” en u verzamelen uit alle volkeren waar Hasjeem u naartoe verspreid heeft” (30:3).
Rav Avigdor Bonchek legt uit dat hier eigenlijk had moeten staan: ‘veheesjiev’ – “en Hasjeem zal jullie gevangenen laten terugkeren”. De Sjechina (de G’ddelijke Aanwezigheid) is als het ware met de Joden in hun lijden in ballingschap. Wanneer ze bevrijd worden uit hun ballingschap, beschrijft G’d de bevrijding als Zijn Eigen bevrijding. G’d zal met hen terugkeren. Dit brengt een verklaring van Rasji op Sjemot (3:2) in herinnering: Mosje staat bij het brandende doornbosje en volgens Rasji symboliseerde het brandende doornbosje dat G’d met de Joden in hun ellende is.

Bovendien kan het betekenen, dat het inzamelen van de ballingen zo moeilijk is, dat G’d als het ware Zelf en eigenhandig iedere Jood van zijn plaats in ballingschap moet weghalen, zoals er staat (Jesaja 27:12): “Jullie, kinderen van Israël, zullen een voor een weggeplukt worden”. De Joden zijn kennelijk zo geassimileerd en zitten zo vast in hun nieuwe vaderland dat zelfs geen Engel hen kan weghalen. G’d zelf moet dit doen.
Ook met het oog op andere volkeren vinden we iets dergelijks (Jechezkeel 29:14): ”Ik zal terugkeren met de gevangenschap van Egypte”.

In zijn eerste verklaring word G’d’s liefde voor Zijn volk benadrukt. De tweede verklaring laat zien hoe het Joodse volk zich gesetteld heeft in vreemde landen. Ze willen niet weg.
De vraag is alleen waarom Rasji ook de Egyptische ballingschap verklaart.

In Tenach vinden wij verschillende profeten die spreken over het feit dat G’d heidense volken terug laat keren naar hun vaderland. In Jeremia (48:7) staat: “Ik zal de ballingschap van Mo’av aan het einde van de dagen terug brengen”. Iets verderop staat er (49:6): “En daarna zal ik de gevangenschap van de kinderen van Ammon terug brengen”. De profeet Jesaja zegt iets over de terugkeer van de ballingen uit Egypte. Al deze volkeren zullen aan het einde van de dagen terug gaan naar hun oorspronkelijke landen.
Rasji wil hiermee aangeven dat ook de andere volkeren moeite zullen hebben met hun terugkeer naar hun land van oorsprong. Ook bij Mo’av, Ammon, en Egypte zal G’d hen uit hun nieuwe thuisland moeten “wegplukken”.
G’d schiep de hele wereld en heeft daarin iedereen zijn deel gegeven. Ieder volk heeft recht op zijn eigen territorium. Wanneer wij Jeremia doorlezen, zien wij dat net zoals Israël in ballingschap ging voor zijn zonden, ook andere volkeren uit hun land verdreven werden voor hun misdaden. Aan het einde van de dagen zullen alle volken G’d als één erkennen. Dan gaan alle volken terug naar hun plaatsen van herkomst. Dit is G’ds oorspronkelijke plan.

De Talmoed geleerde Sjemoe’eel zei: “Er is geen verschil tussen onze tijd en de tijd van de Masji’ach, behalve dat Israël niet meer onderworpen zal zijn aan de volkeren”. Israël was altijd de zwakste onder de volken. Aan het einde van de dagen zal het recht van de sterkste niet meer gelden. Het zwakke Israël zal met evenveel respect behandeld worden als elke andere sterke natie. Hasjeem zal Zijn macht over de wereld tonen. Dan zal recht zegen vieren en iedereen zal samen in vrede leven.

Rasji’s verklaring is gebaseerd op het feit dat in deze pasoek twee keer het woordje “vesjav” (en hij zal terug keren) voorkomt. Het eerste slaat op de Joden die wachten op herstel van G’ds koninkrijk en terugverlangen naar Israël. In de tweede zin wordt er niet gesproken over ballingen omdat de mensen zich al thuis voelen in hun nieuwe vaderland. Ze zijn geïntegreerd en geassimileerd. Daarom zal het zo moeilijk zijn om ze terug te laten keren naar Israël.

HAFTARA: Jesjaja 61, 62 & 63
`Ani medabeer bitsedaka rav lehosjia: Ik ben het die spreekt in gerechtigheid, sterk om te helpen’ (63:1 einde). Tja, lasjon hara, slechte zaak. Een Midrasj verheldert een en ander.
De Perzische koning was erg ziek. Hij kon nog maar met één middel gered worden: leeuwinnenmelk. Hoe kwamen ze daar aan? De koning herinnerde zich de wijze koning Sjelomo.
Deze werd geconsulteerd. Zijn adviseur Benaja opperde: ’Met 10 geitjes zal ik u een leeuwin melken’. Benaja betrad het hol maar bleef op afstand. Hij zag de zogende leeuwin en haar welpen. Hij gooide haar een geitje toe. De leeuwin hapte toe.
De volgende dag kwam Benaja wat dichterbij en gooide weer een geitje naar de leeuwin. Elke dag kwam hij wat dichterbij. Op de tiende dag kon hij met de leeuwin spelen. Hij molk haar en nam de melk mee naar Sjelomo. De Perzische dokter reisde happy terug. Onderweg viel hij in slaap. In zijn droom hoorde hij hoe zijn ledematen discussieerden.
Zijn voeten claimden: ’Wij zijn het allerbelangrijkste. Als wij niet naar Sjelomo waren gelopen, had niemand leeuwinnemelk gehad’. Maar de handen antwoordden: ’Als Benaja‘s handen de leeuwin niet hadden gemolken, zou er geen melk zijn geweest”.
Zijn ogen zeiden: ’Als wij de weg naar het hol niet hadden laten zien, had niemand melk gehad’. Het hoofd riep: ‘Als ik het geneesmiddel niet had bedacht, dan was al het werk zonder doel geweest. Hebt allemaal eerbied voor mij’.
Nu was de tong aan de beurt: ‘Ik ben het belangrijkst. Als ik Sjelomo niet had uitgelegd wat hij moest doen, waren jullie ook machteloos geweest!’
Alle ledematen vielen de tong aan: ’Hoe durf je te denken, dat aan ons gelijk bent. Je hebt niet eens een bot!’”.
Toen zei de tong: ’Nu zullen jullie zien dat ik het belangrijkste ben’.
Na deze droom liep dokter verder. Hij boog voor de zieke koning: ’O koning hier is de hondenmelk die u zal genezen’.
De koning werd ontzettend kwaad: ’Jij moet aan de galg!’ Toen de beul de dokter aan het touw vastmaakte, riepen alle ledematen in paniek tegen de tong: ’Jij hebt gelijk, jij bent het belangrijkste’. De dokter zei toen met zijn tong: ’Beul, breng me nu nog een keer naar de majesteit’.
Voor de troon vroeg de dokter of hij de koning de leeuwinnenmelk mocht geven. Hij dronk ervan en genas. In het boek Misjlee (Spreuken 18:21) staat: ’Dood en leven zijn in de macht van de tong’. Let erop op Rosj Hasjana goed na te denken wat je met je tong doet: spreek geen lesjon hara”.
Waarom is lesjon hara zo slecht? Omdat we alleen het negatieve benadrukken!
Dat is geen gerechtigheid.

Reacties zijn gesloten.