In tegenstelling tot de meeste andere landen wordt in Nederland gedurende de maand Elloel niet één keer (n.l. na afloop van het ochtendgebed) maar twee keer per dag sjofar geblazen. Over de hele wereld wordt op Rosj Hasjana op de sjofar geblazen als oproep om tot tesjoewa (inkeer) te komen. Hoewel de verplichting van tekiat sjofar slechts geldt op Rosj Hasjana wordt door de Hoogduitse joden ook in de voorafgaande maand Elloel in sjoel op de sjofar geblazen om het Joodse volk tot tesjoewa op te wekken.
Op Rosj Chodesj Elloel ging Mosjé Rabbenoe voor de tweede keer de berg Sinai op om er veertig dagen later (op Jom Kippoer) weer van af te dalen met de Stenen Tafelen. Toen Mosjé op Rosj Chodesj Elloel de berg Sinai beklom werd er op de sjofar geblazen om het Joodse volk te waarschuwen niet opnieuw in de fout te gaan door in zijn afwezigheid weer een gouden kalf te maken. Dit zijn de dagen van barmhartigheid, meer dan andere dagen van het jaar, zeggen onze geleerden.
Om een onderscheid te maken tussen het vrijwillige karakter van het sjofar-blazen in Elloel en de verplichting van het sjofar-blazen op Rosj Hasjana wordt op de laatste dag voor Rosj Hasjana niet meer op de sjofar geblazen.
Avraham Dantzig (1748-1820), auteur van Chajé Adam, merkt op dat er plaatsen zijn waar men ook na mincha sjofar blaast (137:1). Mosjé Isserles (Rema) schrijft, in zijn bij de Sjoelchan Aroech Orach Chajiem gevoegde codificatie, dat er plaatsen zijn die behalve na sjachariet ook bij ma’ariv sjofar blazen (O.Ch. 581:1). De Rosj (1250-1327) en de Mordechai (1250-1298) vermelden al deze gewoonte.
Op Rosj Hasjana zelf ligt het tijdstip om sjofar te blazen overdag. Dit leren wij uit de pasoek in de Tora waar de opdracht voor het sjofar-blazen op Rosj Hasjana staal. ‘JOM Teroe’a jijé lachem – een DAG van bazuingeschal zal het voor jullie zijn’ (Bemidbar 29:1). Dat zou voor het sjofar-blazen in Elloel betekenen dat men niet na het avondgebed maar na het middaggebed moet blazen.
De 20e eeuwse halachische beslisser Moshe Feinstein beantwoordt de vraag wat te doen als bij het ochtendgebed is vergeten te blazen (O.Ch 4:21), dat dit dan bij het middaggebed kan worden ingehaald, omdat er immers gemeenten zijn die bij mincha op de Sjofar blazen. Hij interpreteert de aanwijzing van de Rosj en de Rema dat het blazen ba’erev – ’s avonds uitgelegd moet worden als: wanneer het nog dag is, na mincha, of zelfs na ma’ariv zolang het nog dag is.
In de regel worden – zeker in de zomerperiode – mincha en ma’ariv door de week direct na elkaar geoord. Aan het einde van de gecombineerde mincha-ma’arivdienst wordt er in Elloel sjofar geblazen. De afloop van die dienst markeert overigens niet het moment van ‘nacht’ en het blazen na ma’ariv is dan ook nog steeds in overeenstemming met de (voor Rosj Hasjana geldende) verplichting overdag en niet ‘s nachts te blazen. De keuze voor de Chajé Adam-mincha versus de Rema-ma’ariv is daarmee omzeild maar niet opgelost.
Welke keuze maken wij nu tussen de schijnbaar tegengestelde standpunten van de Chajé Adam en van de Rema wanneer mincha en ma’ariv niet achter elkaar worden geoord? De Sjoel reglementen van Rotterdam en Amsterdam bieden uitkomst. Rotterdam: ‘Men begint Elloel te blazen bij mincha van den eersten dag Rosj Chodesj; op de avond vóór erev Rosj Hasjana niet blazen’.
Het Amsterdams Reglement van Ceremoniële Orde voor de Synagogen uit 1901 (art 51): ‘Van de eerste dag van het Nieuwemaansfeest bij het namiddaggebed af, tot, maar niet met, de avond voor erev Rosj Hasjana, wordt bij de ochtenddienst zowel als bij de namiddagdienst op de sjofar geblazen.
Inderdaad wordt wanneer er apart mincha wordt gezegd (bijvoorbeeld voorafgaand aan een choepa of de installatie van een rabbijn) wel na mincha op de sjofar geblazen. Waaruit zou blijken dat de lokale minhag in lijn is met de mening van de Chajé Adam en de uitleg van Moshe Feinstein op de Rema en de Rosj.
Noch de Rema noch de Chajé Adam geven een reden voor de extra keer sjofar-blazen. Deze zou kunnen zijn dat wij geen mogelijkheid voorbij laten gaan om de sjofar zijn werk te laten doen: op te roepen tot tesjoewa (inkeer).