(BEREESJIET/GENESIS 18:1 – 22:24)
WAJERA (en -G’d- verscheen).
• Er komen drie mannen op bezoek bij Araham en Sara – het blijken Engelen, boodschappers van G’d te zijn.
• Ze vertellen dat Sara binnen een jaar een zoon zal baren, waarover zij lacht.
• G’d vertelt Avraham dat Hij Sedom en Amorra zal vernietigen; Avraham houdt een pleidooi voor de steden.
• Op de aangekondigde tijd wordt Jitschak geboren. Hij wordt gespeend.
• Sara ergert zich aan Jisjmaeel en verzoekt Avraham Hagar en Jisjmaeel de woestijn in te sturen.
• Als ultieme test draagt G’d Avraham op zijn zoon Jitschak te offeren.
Vajera is 4e parsja in de Tora, telt 147 pesoekiem en is hiermee de 7e na langste parsja.
Verdieping I: Boven en onder de Engelen
Avraham had zich net besneden. Toch doet hij enorme moeite om het de drie Engelen, Raphael, Michael en Gavriel, die hem vereerden met een bezoek, naar de zin te maken.
Een oude overlevering, de Midrasj, stelt, dat Avrahams achterkleinkinderen de Tora kregen omdat Avraham zich zo uitgesloofd had om de Engelen te bedienen. Toen Mosje de berg Sinaï beklom om de Tora te ontvangen, protesteerden de Engelen. Ze vroegen G’d:
“Wat doet zo een sterveling onder ons? Welk recht heeft hij om de Tora te ontvangen?”. G’d liet Mosje toen op Avraham lijken en confronteerde de Engelen daarmee: “Is het niet deze man in wiens huis jullie gegeten hebben?”. G’d zei tegen Mosje dat hij de Tora alleen ontving vanwege de onbeperkte gastvrijheid van Avraham.
Toen de Engelen Avraham bezochten, zegt de Tora, dat “zij boven hem stonden” (18:2). Zij stonden als het ware op een hoger niveau. Maar iets later staat er in de Tora, dat “Avraham boven hen stond” (18:8).
Wie stond nu boven wie?
Avraham was aanvankelijk klein in hun ogen. De Engelen dachten, dat Avraham slechts een gering menselijk wezen was. Maar nadat zij zagen hoe gastvrij hij was, bleek hij toch hoger te staan dan zij. Avraham maakte diepe indruk op de Engelen.
Wat deed de Engelen van inzicht veranderen? Avraham was 100 jaar oud, ziek van de besnijdenis en zwak. Het was op het heetst van de dag en toch zat hij bij de ingang van zijn tent op gasten te wachten. Wat doet een normaal mens in deze omstandigheden? De meeste mensen zouden op bed gaan liggen en in ieder geval niet op zoek zijn gegaan naar potentiële gasten. Maar Avraham “hief zijn ogen op en zag de Engelen
boven zich staan” (18:2). Hij stelde de behoeften van anderen boven zijn eigen belang. Gasten ontvangen was in zijn ogen zo belangrijk, dat alle menselijke zwakheden daarvoor moesten wijken.
Na zijn besnijdenis had Avraham al zijn 248 lichaamsdelen totaal onder controle. Avraham ontsteeg zijn menselijke beperkingen. Al zijn eigen verlangens waren ondergeschikt aan een hoger doel. Dit verbaasde de Engelen. Zij dachten hoger te staan dan Avraham, maar toen zij bij hem weggingen realiseerden zij zich, dat Avraham hoger stond dan zij.
Verdieping II: Akedat Jitschak (het binden van Jitschak)
Tora-interpretatie is niet ieders werk. Tora-begrip eist gevoel voor actualiteit – de Tora is in iedere generatie opnieuw relevant, diepgang – elke letter telt , context – er gebeurde veel meer dan er staat, toekomstgevoel – de Tora is ook toekomstgericht en symbolisch inzicht.
Nemen we als voorbeeld de Akedat Jitschak (het binden van Jitschak), de tiende beproeving van Awraham. Awraham was 137 en Jitschak 37 op het moment van de test. De bedoeling van de test was om Awraham en Jitschak – als voorlopers van het Joodse volk – op een hoger niveau te tillen. De beproeving haalde het onderste uit de kan van hun zielenleven. Zelfs na de voorgaande negen beproevingen klaagden de volkeren, volgens Rasjie (1040-1105), nog steeds. Waarom moet G’d Awraham voortrekken boven alle andere mensen? De actuele vraag naar de bevoorrechte positie van het ‘uitverkoren volk’ vormt hiervan een echo.
Dat zijn buren jaloers waren op Awraham wordt afgeleid uit de openingstekst van hoofdstuk 22 van Bereesjiet (Genesis). Daar staat, dat G’d Awraham beproefde “na deze woorden”. Dat staat er niet zomaar. Na deze woorden betekent: het commentaar van de volkeren en anderen over de privileges van Awraham. Niet alleen de volkeren rond Awraham, maar ook de Satan (de Hemelse aanklager) had problemen met de bevoorrechte positie van Awraham: “U heeft deze man een kind gegeven toen hij 100 jaar oud was. Maar Awraham heeft zelfs nog geen duif geofferd van dat grote banket, dat hij voor zijn zoon heeft aangericht!”. G’d pareerde Satans opmerking met de stelling, dat als Awaraham gevraagd zou worden zijn eigen zoon te offeren, hij dit ook zou doen.
Na deze woorden refereert verder aan een discussie tussen Jisjmaeel en Jitschak. Jisjmaeel beroemde zich op het feit dat hij zich op zijn 13e jaar had laten besnijden zonder te protesteren. Jitschak was daar niet van onder de indruk: “Ook wanneer G’d mijn hele lichaam zou opeisen, zou ik bereid zijn mijzelf op te offeren.”. Pas na de eigen verklaring van opofferingsgezindheid kon de grote test van start gaan. Zelfs overbodig lijkende woorden in de Tora hebben een belangrijke strekking.
Alles stond gereed voor de zwaarste beproeving uit de geschiedenis. Uit de Tora-tekst blijkt niet dat er onderweg veel obstakels waren. Toch vonden er vele discussies plaats. Satan beschuldigde Awraham ervan dat hij gek was geworden en zou gaan twijfelen aan de opdracht van Boven: “Je gaat je enige zoon slachten, die je op je honderdste gekregen hebt?”. Awraham zet toch door. Hij was zo overtuigd van de waarheid van zijn visioen, dat hij zich door niets liet weerhouden. Uiteindelijk verscheen Satan hem in de vorm van een rivier waar hij nauwelijks doorheen kon. Awraham had excuses genoeg om zijn reis niet voort te zetten. Toch ging hij door. De rest van deze dramatische episode is bekend. G’d weigerde dit kinderoffer. In plaats daarvan kwam een dieroffer.
Awraham keek achterom en zag daar een ram, dat de hele tijd in de bosjes verstrikt raakte. G’d legde Awraham uit dat dit een symbool was voor de toekomst van het Joodse volk: dat ze door hun afvalligheid keer op keer weer in goloes gevangen zouden raken – in Babylonie, in Medië, Griekenland en Rome, van waaruit de westerse ballingschap ontstond.
Hoe zouden ze uiteindelijk bevrijd worden? Door het geluid van de sjofar! De ram die Awraham offerde was uniek omdat daar veel mitswot mee vervuld worden: de hoornen konden dienen als sjofar. De dijbenen dienden als fluiten in de Tempel, de huid ervan werd als vlies voor de trommels in de Tempel gebruikt en de ingewanden werden gebruikt als snaren van de harpen in het Heiligdom.
Awraham wist dat de berg, waar Jitschak bijna geofferd werd ooit de Tempelberg zou worden in de Heilige Stad. Hij noemde de plaats “Hasjeem jire”: G’d zal hiervandaan de wereld welwillend bekijken en via Jeruzalem de mensheid beracha – zegening – schenken. Sem, de zoon van Noach had de plaats eerder “Sjaleem” genoemd, perfect. G’d combineerde beide namen tot Jerusalem.
Jeroesjalajiem als hoofdstad van Israël vormde het kruispunt van de oude beschavingen, die in Europa, Azië en Afrika lagen. Alle grote machten, die buiten de grenzen van hun continent traden, trokken langs Israëls hoofdstad en kwamen in contact met het Jodendom. Pesikta Rabbati (10:2) noemt Jeruzalem niet voor niets de “navel” van de wereld. Haar centrale ligging en spirituele uitstraling zorgden ervoor dat het Jodendom de basis zou worden van vele wereldreligies. Awrahams opofferingsgezindheid vormde de basis van de drie grote wereldreligies. Om Jeruzalem wordt – helaas! – nog steeds gevochten. Actueler kan het niet!
HAFTARA II Koningen 4
Avraham en Sara en ook de Sjoenamitische en haar man konden geen kinderen krijgen. Zij allen waren bejaard toen ze uiteindelijk door een wonder een zoon kregen. Sara en Sjoenamitische hadden er alles voor over hadden om het goede te doen om de G’ddelijke Aanwezigheid op aarde te vestigen.
De profeet Elisja werd door een van de vrouwen van de profeten om hulp gevraagd. Zij vertelde Elisja, dat haar man altijd veel ontzag had voor Hasjeem maar hij was nu gestorven. De schuldeiser dreigde te komen en haar twee kinderen als slaven mee te nemen. Elisja vroeg haar wat ze in huis had. Alleen een kruikje olie, mijnheer, was haar antwoord. Toen zei Elisja: Ga bij uw buren lege kannen lenen, zo veel als je krijgen kunt. Als je naar huis komt, doe je de deur achter je dicht. Giet je olie in die kruiken. Als er een vol is, neem je een volgende. Toen alle kruiken vol waren, hield de olie op te vloeien. Zo kon ze haar schulden betalen.
Een `very moving story’ van de profeet Elisja, die wonderen doet voor de vrouw van de profeet Ovadja, die geen `parnassa’, levensonderhoud had. Haar kleine kruikje olie bleef vloeien totdat ze voldoende geld verdiend had om haar schuldeisers af te betalen.
De vrouw van de profeet Ovadja en de Sjoenamitische (zie verder) waren zulke grote geesten, dat hun hele generatie in hun verdiensten van chessed en naastenliefde gered werd. Hun zelfopoffering voor anderen kende geen grenzen.
De Sjoenamitische vrouw beloofde hij een kind. Toen het kind overleed heeft Elisja de jongen, die later de profeet Chavakoek zou worden, doen herleven. De drie sleutels van parnassa, geboorte en herleving van de doden zijn normaliter in de handen van Hasjeem. Maar de G’dsman Elisja werd in staat gesteld deze berachot, zegeningen te geven aan mensen, die dit nodig hadden.
Hasjeem wil juist deze drie `sleutels’ niet uit handen geven omdat voor parnassa, geboorte en de herleving der doden veel Hemels erbarmen nodig is – omdat er zo veel kan misgaan.
De profeet Chavakoek (Habakuk in het Nederlands) was het die uitriep: “De tsadiek, heilige zal leven door zijn geloof” (2:4). Hij was een van de laatste profeten. Zijn naam komt van de stam `ChaVaK’ dat omhelsen betekent. Hij werd omhelsd door de profeet Elisja bij zijn herleving, die kennelijk Chavakoeks overleden geest terug kon halen door hem te verbinden met Elisja’s profetische geest. Maar ook door zijn moeder, die een grote en heilige vrouw was. De invloed van zijn moeder en het contact met Elisja klom hij tot het niveau van een profeet.