PARSJA CHAJEE SARA 5774

(BEREESJIET/ GENESIS 23:1 – 25:18)   
CHAJEE SARA (het leven van Sara).

• Sara sterft op de leeftijd van 127 jaar. Awraham wil haar begraven in de spelonk Machpela. Awraham koopt deze van Efron, een Chitiet.
• Daarna draagt Awraham zijn trouwe knecht op een goede vrouw voor Jitschak te zoeken, maar geen Kena’anietische.
• De knecht zweert dat hij uit de familie van Awraham een vrouw zal zoeken, waartoe hij naar Aram Naharajiem reist met grote geschenken.
• Onderweg vraagt de knecht G’d hem een bepaald teken –dat hij zelf vaststelt- te geven wanneer de juiste vrouw opdoemt.
• De knecht arriveert bij een bron als ook Rivka verschijnt, hem op zijn verzoek te drinken geeft en ook de kamelen drenkt.
• De knecht wordt ontvangen in het ouderlijke huis van Rivka, waar hij zijn verhaal vertelt. Na enige tijd wordt men het erover eens dat Rivka, na ook haar instemming gevraagd te hebben, met de knecht naar Jitschak meegaat.
• Jitschak en Rivka trouwen. Hij bemint haar en troost zich over de dood van zijn moeder.
• Awraham hertrouwt met Ketoera, die zes kinderen krijgt, maar Awraham zendt hen allemaal –met geschenken- weg.
• Awraham sterft op de leeftijd van 175 jaar. Hij werd door Jisjmaëel en Jitschak in de spelonk Machpela begraven.

Chajee Sara is de 5e parsja in de Tora,
telt 105 pesoekiem, verzen en
is de 32e na langste parsja.

Het lijden van de tsaddiek Jitschak
Een paar rechtschapen mensen kunnen de rest van de mensheid voor de ondergang behoeden. We lazen vorige week de episode van Sedom. Avraham gaat in onderhandeling met het Opperwezen. G’d belooft Avraham Sedom niet te vernietigen als er tien rechtvaardigen zijn. Ze waren er helaas niet. Maar dat enkele goede mensen een hele stad of streek kunnen beschermen door hun vroomheid staat zwart op wit in de Tora.

De Talmoed-geleerde Abaje zegt in tractaat Soeka: “Er zijn nooit minder dan 36 mannen op aarde die G’ds Aanwezigheid, de Sjechina, elke dag begroeten, want er staat geschreven in Jesjaja 30:18: “Asjree kol chogee lo – Gelukzalig zijn allen die op Hem wachten” en het woord lo “voor Hem,” gespeld Lamed vav is in getallenwaarde gelijk aan 36″.
In de tijd van Avraham waren er minstens twee grote tsaddikiem op aarde, hij en zijn zoon Jitschak. Ook twee kunnen voldoende zijn om de wereld te redden.
Rabbi Sjimon ben Jochai (2e eeuw), de schrijver van het mystieke werk de Zohar, zei eens: “Ik alleen zou de wereld vanaf mijn geboorte tot op heden van G’ds oordeel kunnen vrijpleiten – en als mijn zoon Eliezer met mij zou zijn, zouden wij de wereld kunnen redden vanaf de dag dat de wereld werd geschapen tot de dag van vandaag. En als Jotam de zoon van Oeziahoe, een koning van Jehoeda, die, volgens Tenach `deed wat welgevallig is in de ogen van G’d’ bij ons zou zijn, dan zouden wij de wereld beschermen vanaf de schepping tot de tijd van de Masjieach”.

De lamed vavnik
Het is een Hebreeuws-Jiddisje uitdrukking: `hij is een Lamed vavnik – een van de zes en dertig verborgen tsaddikiem’ die door hun goede gedrag de wereld in stand houden. Volgens de Joodse traditie bestaan er in iedere generatie 36 mensen, die zo goed zijn dat zij de wereld op hun schouders dragen.

Jitschak vroeg om pijnigingen
Jitschak was de eerste die G’d om pijnigingen vroeg omdat hij wilde dat de mens reeds in deze wereld enige verzoening zou krijgen voor zijn overtredingen.
Foto: feestelijke Chanoekia van keramiek € 24,50 bij Jad Achat
De relatie tussen lijden en straf is ook niet een op een. Zouden straf en
beloning in deze wereld direct en zonder aanziens des persoons worden uitgereikt dan zou er voor de mens geen vrije wil en keus meer overblijven.
Iedereen zou alleen het goede doen om direct de beloning te incasseren en niemand zou het in zijn hoofd halen om de G’ddelijke wetten te overtreden teneinde een onmiddellijke straf te ontlopen.

Straf en beloning alleen in Toekomstige Wereld
De werkelijke verrekening is voorbehouden voor de Toekomstige Wereld, het Hiernamaals. Een onwrikbaar geloof in G’ds rechtvaardigheid overbrugt de kloof tussen de leugen van het heden en de waarheid van het Hiernamaals.
De paradox tussen de goede mens, die het slecht gaat en de slechte, die het goed gaat is iedereen bekend.
Is lijden de snelste weg tot G’d of is het vreugdevolle extase, die ons het meest nabij brengt? De Psalmist legt de nadruk op het laatste.
Hoe het ook zij, de achtergrond van Hemelse besluiten, moeilijk of aangenaam, blijven voor ons ondoorgrondelijk.

Wijder perspectief
Wanneer men pro-actief voor de crisis reeds bezig is met het verwerken van de psychologische implicaties van pijn is men wellicht meer in staat om te gaan met de ellende wanneer die zich eenmaal aandient.
Zullen wij de test inderdaad kunnen doorstaan wanneer wij door G’d worden beproefd? Hoe oprecht zijn onze gevoelens, hoe sterk is ons geloof?
Lijden kan men gelaten dragen. Veel mensen worden er echter agressief van. Extreme psychische ontreddering is vaak het gevolg en soms wordt de patiënt hierdoor totaal geparalyseerd. Men heeft geen toegang meer tot zijn psychische reserves en raakt wanhopig. Patienten maalt het vaak door hun hoofd dat zij lijden omdat zij gezondigd hebben. Maar waarin zijn zij dan minder dan hun naasten?

Job
Job had veel vragen. Job vocht met zichzelf maar bleef doorvragen. Uiteindelijk antwoordde G’d hem. Job had goed gesproken. Beter in ieder geval dan zijn vrienden die dachten dat zij alle antwoorden hadden (Job 42:7). Kunnen wij vragen en tegelijkertijd geloven? Moeten wij G’ds besluiten niet zonder klagen aanvaarden? Aharon heeft immers ook gezwegen toen hij zijn beide zoons verloor. Aharon zweeg. Job bleef vragen stellen. Chavakoek vroeg een uitleg voor de chaos waarmee hij geconfronteerd werd en waarvoor hij geen uitleg kon vinden (1:2-3).
Vragen stellen
Het is goed om vragen te stellen en zelfs G’d te verzoeken om een antwoord wanneer dit allemaal past binnen het kader van het geloof. Het is niet goed om in opstand te komen maar men kan zijn twijfels neerleggen bij G’d. Soms is de benadering van de zwijgende Aharon beter maar de weg van Job is ook legitiem. Uiteindelijk werd hij getroost.

Concentratie
Wanneer het leven echt ernstig wordt, kunnen we niet meer afgeleid worden. Alle bijzaken verdwijnen als sneeuw voor de zon. Centraal in ons denken staan dan de werkelijk grote vraagstukken. Dan kunnen we ons leven veranderen.
Elazar ben Doerdaja had zijn hele leven `verknald’. Hij was gezonken tot de diepste dalen van decadentie, weggegleden in een moeras van lust en passie, maar door één moment van concentratie kreeg hij een geweldig inzicht. In één seconde kan men zijn hele wereld herbouwen (B.T. Avoda Zara 17a), zijn hele geschiedenis herschrijven. Chronische pijn kan men ook zien als een uitdaging: “gelukkig is de mens die G’d kastijdt” (Psalmen 94:12).
Rabbi Eli’ezer
Rabbi Eli’ezer was een vechter. Bij zijn vader bevocht hij het recht om Tora te leren. Hij had niets te eten. Tussen de duizenden leerlingen van Rabbi Jochanan leed hij vreselijke honger. Met zijn mede-rabbijnen had hij een groot meningsverschil (B.T. Bava Metsia 59b). Eenzaam zat hij aan het eind van zijn leven omdat hij in de ban was gedaan. Hij leed hier enorm onder (B.T. Sanhedrien 68a). Uiteindelijk werd hij bedlegerig met een fatale ziekte. Vier van zijn leerlingen bezochten hem; één van hen was Rabbi Akiva. Iedereen, behalve Rabbi Akiva, maakte Rabbi Eli’ezer duidelijk: “We zullen u meer dan onze eigen ouders missen”.

Lijden is dierbaar
Maar Rabbi Akiva deed niet mee in hun klaagzang. Hij had een heel andere boodschap: “Lijden is dierbaar”. Rabbi Eli’ezer wilde meer van Rabbi Akiva horen: “Pijn heeft ook een louterend en verzoenend effect” (B.T. Sanhedrien 100a). Rabbi Eli’ezer raakte geïntrigeerd. Hij richtte zijn aandacht volledig op Rabbi Akiva. De lieve woorden van zijn drie andere studenten verdwenen als sneeuw voor de zon. ‘Lijden is dierbaar’ shockeerde Rabbi Eli’ezer.

Lijden verandert
Rabbi Eli’ezer voelde zich op zijn laatste levensweg gesteund door de uitspraak van Rabbi Akiva. Lijden verzoent. Lijden kan een mens veranderen. Vanuit het juiste perspectief kan lijden zin geven aan het leven. Die laatste lijdensmomenten zouden hem zo naar het eeuwige leven kunnen brengen.
Wanneer koning David G’d in Psalmen 26:2 vraagt zijn loyaliteit te testen, wordt dit door onze Wijzen afgekeurd (B.T. Sanhedrien 107a). David wilde nagaan of hij de verleiding zou kunnen weerstaan. Kennelijk is dit geen anti-religieuze houding. Niettemin zeggen wij dagelijks: ”Breng ons niet tot beproeving, stel ons niet bloot aan testen”. Is dit een tegenspraak?
Gulden middenweg
Iedere gelovige wil zijn loyaliteit tonen. Maar aan de andere kant kan men soms niet bestand zijn tegen extreme omstandigheden van pijn of verleiding. Wat gebeurt er met ons als wij de toets niet doorstaan?
We zijn zeer loyaal maar vragen niet om getest te worden. Pijn is een grote bedreiging maar pijn is ook een uitdaging. Pijn dwingt ons tot grootheid van geest. Pijn maakt ons niet redeloos, reddeloos en radeloos. Pijn genereert de energie om tot steeds grotere hoogten van religiositeit te klimmen.

HAFTARA: I Koningen 1
Deze haftara bevat de volgende elementen:
1. Koning David was hoogbejaard en kon het niet warm krijgen. Dit kwam omdat hij eens een zeer subtiele minachting ten toon spreidde voor kleding. Toen koning Sjaoel door had, dat David door de profeet Sjemoe’eel (Samuel) gezalfd was tot de nieuwe koning, werd hij erg jaloers op David. Op een dag betraden Sjaoel en zijn mannen een grot, waarin David en zijn getrouwen verborgen waren. Davids soldaten wilden Sjaoel doden maar David hield hen tegen omdat hij zijn hand niet wilde opheffen tegen de door G’d gezalfde koning. Hij wilde echter aan Sjaoel aantonen, dat hij niets tegen hem had en ook niet van plan was een staatsgreep te plegen. Hij sneed een stuk van Sjaoels kleding af toen hij dit niet merkte en toonde hem later, dat hij Sjaoel had kunnen doden maar dit toch niet gedaan had. Omdat hij toch – zij het zeer subtiel en met goede bedoelingen – enige minachting voor kleding had ten toon gespreid, kon David op zijn oude dag – hij was 70 – niet warm worden.
De jonge Awieshag de Sjoenamitische werd bereid gevonden de koning warm te houden, hoewel koning David niet met haar kon trouwen omdat hij de limiet van zijn maximum aantal vrouwen reeds bereikt had. Hij was ook niet in staat zich van een van zijn andere vrouwen te laten scheiden omdat dit in de ogen van het Sanhedrien geen goede zaak was.

2. Daarna wordt verteld dat Adonija, de zoon van Chagiet, een staatsgreep probeerde te plegen. Uiteindelijk lukte dit niet en werd Sjelomo, Salomo gekroond. Hieruit kunnen leren, dat wanneer iemand probeert G’ds plannen te dwarsbomen, dit niet alleen leidt tot ondergang van degene, die dit probeert maar dat het ook leidt tot een versnelde opgang van degene, die men probeerde te frustreren. Koning Salomo kwam als het ware vroeger op de troon.

3. Deze haftara wordt verder gelezen omdat het Davids laatste dagen beschrijft. In de parsja staat over het levenseinde van Avraham. Gelijk Avraham zorgde voor opvolging in de voorvaderlijke traditie, zorgde ook koning David voor troonopvolging door koning Salomo, Sjelomo aan te stellen. Dit heeft veel geruzie tussen alle kandidaat troonopvolgers gezorgd.
David had veel problemen tijdens zijn leven: in zijn jeugd werd hij verstoten door zijn familie, niet al zijn kinderen gedroegen zich volgens de regels. Zijn fraaie Tehilliem, Psalmen is geen poëzie. Het is geroep om hulp, een pleidooi en verzoek om volledigheid, integriteit en perfectie.

Reacties zijn gesloten.