Parsja Toledot 5774

(BEREESJIET/GENESIS 25:19-28:10)

TOLEDOT (letterlijk: geslachten).
• Twintig jaar blijft Rivka kinderloos. Als ze dan zwanger is, voelt ze zoveel beweging, dat ze bij G’d te rade gaat.
• Hasjeem zegt haar dat ze een tweeling draagt. Hun wegen zullen ver uiteen gaan. De oudste zal de jongste dienen.
• Bij de bevalling blijkt de jongste de hiel van de eerstgeborene vast te houden, reden waarom hij Ja’akov (`die iemand een hak zet’) genoemd wordt. De oudste heet Esau. Deze wordt jager, Ja’akov is een tentbewoner.
• Op een dag komt Esau moe en hongerig van de jacht terwijl Ja’akov linzensoep kookt. Ja’akov wil hem soep geven als hij zijn eerstgeboorterecht verkoopt. Esau denkt dat hij toch spoedig sterft en staat het eerstgeboorterecht af.
• Jitschak trekt naar Gerar vanwege een hongersnood en zegt dat Rivka zijn zuster is. • Jitschak wordt erg rijk en de koning van Gerar verzoekt hem het land te verlaten. • Jitschak graaft de putten uit die zijn vader eerder had gegraven.
• Als Jitschak zijn einde voelt naderen, roept hij Esau om hem de eerstgeboren-zegen te geven, nadat deze hem een malse bout van de jacht heeft verschaft.
• Rivka hoort dit en draagt Ja’akov op zijn vader uit de kudde een gerecht te bereiden om de eerstgeboren-zegen in ontvangst te nemen.
• Ja’akov is nog niet weg met de beracha of Esau komt met het gevraagde gerecht. Jitschak schrikt geweldig als hij het bedrog merkt, maar handhaaft toch de zegen voor Ja’akov, ondanks het bittere verwijt van Esau.
• Rivka verneemt dat Esau zijn broer wil doden en stuurt Ja’akov naar haar broer Lawan om uit de familie een vrouw te zoeken.

Toldot is de 6e parsja in de Tora, telt 106 pesoekiem, verzen en 1432 woorden en is hiermee de 29e na langste parsja.

Leiderschap van Ja’akov: stille duurzaamheid van de Tora Vlak voordat Ja’akov naar Charan ging, bracht hij veertien jaar door in de Jesjiwa (leerschool) van Sjeem en Ewer. Ja’akov was daar vrijwel onopgemerkt aanwezig. De Tora geeft aan, dat het vertrek van Ja’akov toch een diepe indruk maakte. Ja’akov wordt de ‘pilaar van de Tora’ genoemd, in tegenstelling tot zijn illustere voorvaderen, Awraham en Jitschak. Awraham was het voorbeeld van chessed – liefdewerken om zijn naasten tot het monotheisme te bewegen terwijl Jitschak zich voornamelijk wijdde aan Awoda – het dienen van G’d in de meest brede zin van het woord. Ja‘akov was het symbool van het Tora-leren. Tora-leren hoeft niet duidelijk zichtbaar te zijn voor het grote publiek. Ook wanneer dit bescheiden en teruggetrokken geschiedt, drukt dat zijn stempel op de omgeving. Ja‘akov wordt gezien als de grondlegger van het Joodse volk. Het duurzame Jodendom is in diepste zin gebaseerd op Toraleren en gebed. Ja‘akov was een stille leider. Niettemin heeft zijn boodschap de eeuwen getrotseerd. Maar Jodendom is ook een sociale eenheid.

Wat is leiderschap en hoe werd dit gerealiseerd in de duurzaamheid van het Joodse volk?
De kwaliteit van leiderschap bepaalt het succes of falen van een organisatie. Dit geldt voor grote nationale organisaties maar is ook van toepassing op kleine groepen. Zonder de talenten van George Washington en zijn vastberadenheid zou de Amerikaanse Burgeroorlog waarschijnlijk verloren zijn. Zonder het leiderschap van Abraham Lincoln zou de Union het nooit gemaakt hebben. Mensen als Martin Luther King hebben de sociale gevoelens van vele Amerikanen veranderd.

Zonder volgelingen is er geen leider. Mensen van een bepaalde groep laten één persoon, de leider, beslissingen nemen om de taak van de groep uit te voeren. Leiderschap kan alleen effectief uitgeoefend worden wanneer de mensen een gemeenschappelijk doel nastreven. Het effect van leiderschap is niet alleen afhankelijk van de persoon zelf, maar ook van de groepsleden, hun loyaliteit en de voorwaarden waaronder zij opereren.

Jodendom is een sociale eenheid. Zijn er grenzen aan sociaal leiderschap? Sociaal definieer ik in dit kader als betrokken op de noden van de medemens of maatschappelijk geëngageerd. Leiderschap heeft connotaties van verantwoordelijkheid, doelgerichtheid en uitoefenen van macht. Leiderschap heeft iets hards en resoluuts. Sociaal is zacht en sympathiek. In interactie beperken beide fenomenen elkaar.

Raakvlakken Sociaal leiderschap vertoont raakvlakken met moreel en religieus leiderschap. Een integere manager is authentiek, betrouwbaar, constructief en heeft een sterke en beschermende hand. Eigenlijk moet ieder mens aan deze eisen voldoen. Leiderschap heeft elementen in zich van teambuilding, vaak voorzichtig zijn en duidelijk weten wat je vooral niet moet doen, er niet op uit zijn om de top te willen bereiken, verschillen en weerstand kunnen waarderen en de capaciteit om een brede visie ontwikkelen om doelen en veranderingen te verbinden. Leiderschap heeft ook te maken met macht. En macht corrumpeert.

Drie componenten
Leiderschap kent drie componenten: taakgerichtheid, (groeps-) cohesie en macht. Leiderschap heeft onder wisselende omstandigheden een andere betekenis. Cohesie bevorderende activiteiten als counseling, het omgaan met conflicten en het inspireren tot trouw en volgzaamheid `bouwen het team’. Leiderschap betekent ook: een goede uitvoering van de belangrijkste taak van de groep: de taak waarvoor de organisatie werd opgericht.

Persoonlijkheid en doel
Effectief leiderschap is afhankelijkheid van persoonlijkheid en doel. Er zijn twee factoren waar we op moeten letten wanneer het gaat om het effect van leiders op hun achterban:
1. de motivatie van de leidinggevende en zijn doelgerichtheid; 2. de mate waarin hij/zij de situatie waaraan men leiding moet geven, kan beheersen en invloed kan uitoefenen op de achterban. Succes Drie factoren bepalen het succes van een leidinggevende: 1. Cohesie: de relaties tussen leidinggevende en ondergeschikten. Hierbij is met name de support die de leider van zijn groep krijgt belangrijk.
2. Taakgerichtheid: de taakstructuur en het niveau waarop de taak duidelijke doelen, procedures en richtlijnen aan geeft. De geschreven en ongeschreven regels.
3. Macht: De macht die de positie uitstraalt en de mate waarin de leidinggevende kan belonen of straffen.

Ja’akov had succes want hij begon klein en zocht geen leiderschap in de grote politiek. Hij concentreerde zich op zichzelf en zijn gezin. Zo was hij verzekerd van de broodnodige cohesie. Zijn taak was helder: de Tora bevorderen als leidraad voor het Joodse leven. Via zijn morele leiderschap had Ja’akov macht over zijn kinderen en kleinkinderen.

Andere leiders in de Tora
G’d schiep de wereld en haar leiders. In Zijn Tora zal Hij ongetwijfeld aandacht hebben besteed aan zoiets belangrijks als leiderschap. Al vroeg in de Tora zien wij verschillende sociale leiderschapsstijlen. De verschillen tussen Noach, Avraham en Mosje (Mozes) houden voornamelijk verband met de mate van sociale cohesie tussen (spiritueel) leider en zijn omgeving. Het mystieke werk Zohar vergelijkt de spirituele leiders Noach, Avraham en Mozes (Mosjé) met elkaar. Deze mensen leefden in generaties waar het aan waarden en normen veel te wensen overliet. Maar iedereen ging op een verschillende manier om met zijn medemens. Er is een stijgende lijn in spiritueel leiderschap vanaf Noach tot Mosjé. Noach wordt een ‘heilige in een pelsjas’ genoemd omdat hij alleen met zijn eigen religieuze ervaringen bezig was. Als het koud is in huis, kan men de verwarming aanzetten – en dan voelt iedereen zich comfortabel – of een (pels)jas aantrekken maar dan is alleen de jasdrager warm. Noach lukte het niet om de mensen van zijn generatie te motiveren om hun slechte wegen te verlaten. Noach bad dat hij en zijn familie gespaard zouden worden. Maar voor de rest van de mensheid spande hij zich minder in.

Het Hebreeuwse woord voor de Arke van Noach is ‘teva’. Dat betekent behalve ‘arke’ ook ‘het woord’. Noach trok zich terug in zijn eigen ivoren toren van woorden van Torastudie en gebed. Wanneer mensen naar hem toe kwamen en hem vroegen over dat grote schip, vertelde hij hen dat G’d hen binnenkort zou straffen met een zondvloed. Maar alleen wanneer hij benaderd werd, sprak hij de mensen toe en verzocht hij hen hun gedrag te veranderen. Noach benaderde hen niet; hij trachtte niet het G’ddelijke licht te verspreiden. De Zohar legt uit dat dit een zware fout was en dat de naam ‘wateren van Noach’, die door de profeet Jesjaja gebruikt werd om de zondvloed aan te geven, Noachs’ indirecte verantwoordelijkheid voor deze ramp uitdrukt. Warm in zijn jas van goedheid en rechtvaardigheid kon Noach zich niet werkelijk druk maken over de bittere kou om hem heen.

Avraham stond al op een hoger niveau. Hij bad voor de mensen van Sedom, hoe slecht ze ook waren. Maar toen hij zag, dat G’d niet bereid was Sedom te sparen, stopte hij met zijn gebeden. Toen het Joodse volk na de Exodus in de woestijn het Gouden Kalf gediend had, ging Mosjé nog een stap verder: “Als u niet naar mij luistert om het Joodse volk te vergeven dan kunt U mij schrappen uit de Tora, die U geschreven heeft”. Dit is de eerste en belangrijkste eigenschap van een leider: ware opofferingsgezindheid!

Betrokkenheid en inspiratie
Mosjé was in staat zichzelf te verheffen en nam het hele volk met zich mee. Het verschil tussen Noach en Mosjé was, dat Mosjé geïnteresseerd was in de kleinste details van zijn naasten. Een Joodse leider moet natuurlijk G’dvrezend te zijn en een groot geleerde. Maar hij wordt pas ècht een leider, wanneer hij in staat is om de aardse behoeften van de ander tot zíjn spiritueel doel te maken. De meeste problemen waarmee een Rabbijn of Joodse leider tegenwoordig wordt geconfronteerd, zijn gewoon zakelijke, huwelijkse of opvoedingsproblemen. Een echte leider voelt mee met zijn mensen. Daarzonder kan hij op een hoog niveau staan maar is hij niet geschikt als aanvoerder van zijn volk. Een goede leider moet contact hebben met zijn medewerkers en zijn eigen inspiratie delen met anderen.

Dienstbaarheid en helikopterview
Het is niet eenvoudig, zowel de grote lijn als de kleine details vast te houden. Reeds aan het begin van het optreden van Mosjé werd deze kwaliteit – oog voor detail maar tevens een helikopterview –  in hem duidelijk. De eerste keer dat hij ging kijken naar de ellende van zijn broeders, zag hij dat een Egyptenaar een Jood sloeg. Mosjé sloeg deze Egyptenaar dood. Maar de tweede keer, dat hij erop uit trok, zag hij twee Joden met elkaar vechten en gaf hij de agressor een stevig standje. Normaal zouden we verwacht hebben, dat wanneer er een gemeenschappelijke vijand is, we geen aandacht meer hebben voor interne onmin en ‘binnenlandse’ problemen. Maar Mosjé was in staat om te zien, dat beide bedreigingen moeten worden aangepakt, zowel van buiten als van binnenuit. Dit is een kwestie van teambuilding en creëren van saamhorigheid.

Onbaatzuchtigheid en eerbied voor voorgangers
Het einde van het lijden van de Joden kwam nabij. Mosjé aanschouwde het wonderlijke visioen van het brandende doornbosje, een symbool voor het Joodse volk. Hoewel dit constant in brand staat, gaat het nooit verloren en wordt het niet verteerd. Om Mosjé geen schrik aan te jagen – omdat hij nog onbekend was met profetische openbaringen – sprak G’d hem toe met zijn vaders stemgeluid. “Ik ben niet uw vader, riep G’d hem toe, maar Ik ben de G’d van uw vader Amram en de G’d van Avraham, Jitschak en Ja’akov”. Mosjé begreep direct, dat zijn vader overleden was, omdat G’d zijn naam nooit met levende mensen verbindt. Zijn treur werd echter opgeheven omdat zijn vader Amram in één adem met Avraham, Jitschak en Ja’akov genoemd werd. Mosje verheugde zich. Hij stond in een traditie en waardeerde zijn grote voorgangers, de Aartsvaders. Hij voelde zich deel van de keten van de generaties. Het Jodendom wordt niet in één eeuw opgebouwd.

Reacties zijn gesloten.