Parsja Vajechi 5774

(BEREESJIET / GENESIS 47:28 – 50:26) 
VAJECHI (en hij leefde).
Ja’akov leeft 17 jaar in Egypte als hij zijn einde voelt naderen.
Hij laat Joseef zweren dat hij hem zal begraven in de spelonk Machpela.
Ja’akov is blind. Bij de zegen legt hij zijn rechterhand op het hoofd van Efraïm, de jongste en zijn linkerhand op het hoofd van Menasjee. De jongste zal groter worden dan de oudste.

Ja’akov ontbiedt dan zijn andere zonen voor een beracha (zegen).
Ja’akov krijgt een grote begrafenis in de Machpela.
Na hun vaders dood vrezen de broers de wraak van Joseef maar hij stelt hen gerust.
Als ook hij zijn einde ziet naderen voorspelt hij, dat G’d hen zal uitvoeren en laat hen zweren dat de broers zijn gebeente zullen meenemen.
Joseef werd 110.

Vajechi is de 12e parsja. Bereesjiet beschrijft de eerste 2309 jaar van de menselijke geschiedenis en bevat 1534 pesoekiem (verzen). Het behandelt de schepping van de wereld tot het ontstaan van de Hebreeuwse familie. Bereesjiet speelt zich af in Kana’an, Turkije, Babylonië, Syrië, Irak, Egypte, het zuiden van Israël (de Negev), Sedom, het land van de Filistijnen, Be’er sjeva en Edom.
Vajechi bestaat uit 7 open en 5 gesloten stukken, parsjiot setoemot, telt 85 pesoekiem, verzen, 1158 woorden, 4448 letters en is hiermee de 44e na langste parsja.

VERDIEPING I: De essentie van het Jodendom
Hoewel Egypte geen plaats van kedoesja (heiligheid) was, leefde Ja’akov helemaal op. Hij had daar een jesjiva, een Tora-school gesticht, waardoor hij zich verzekerd voelde van Joodse continuatie in zijn kinderen. Het Jodendom is het enige wat de Joden als Joden bindt. Centraal in het Jodendom staat de Tora.

De verwarring omtrent de Joodse identiteit ontstaat door reductie: Jodendom als religie zonder nationaal gevoel of als nationaliteit zonder binding aan religie. Nationaliteit en religie kunnen niet gescheiden worden. Modern Jodendom is echter nog veel vager dan alle voorgaande eenheidsmedende krachten. Tegenwoordig lijkt de Jiddisje gezelligheid de bindende factor te zijn geworden.
De band met de religie – het Verlichtingsmodel – is uiterst diffuus geworden. Nog maar weinigen kunnen Joodse teksten lezen of begrijpen. De binding met de Staat – het Russische model – bevindt zich op een hellend vlak, mede door de negatieve houding van de media. Wat overblijft is een gezelligheids-Jodendom waar `alles oke is’ als het maar dat `warme-bad gevoel’ geeft. Terwijl het volk van het Boek zowel veel warmte als veel inhoud te bieden heeft.

Ja’akov hanteerde met warmte het `volk van het Boek’-model. Hij ging er van uit dat Tora tot Joodse verheffing en continuiteit leidt, zoals er in de Spreuken van de Vaderen (6:2) staat: “Rabbi Jehosjoe’a ben Levi zei: De Tafelen waren een G’ddelijk werk en het schrift een G’ddelijk schrift, `charoet’ – gegrift op de Tafelen (Ex. 32:16). Hier vatte men het woord charoet op, alsof het cheroet (vrijheid) luidde, want alleen hij is vrij, die zich met de studie van de Tora bezig houdt. Iedereen die Tora leert, vindt ware verheffing.
Dit betekent, dat de Tora niet alleen een bindende en bevrijdende maar ook een verheffende kracht heeft. Het feit dat de Stenen Tafelen het werk van G’d waren en direct van Hem kwamen en niet door een Engel of gezant tot ons gekomen zijn, geeft aan hoe de Tora door G’d geliefd en gekoesterd werd. Dit is het sterkste bewijs dat degenen die zich bezig houdt met G’ds Tora vrijer is dan alle andere mensen. Door ons met G’d te verbinden, ontstijgen we de aardse beperkingen.

Het weerspreekt het idee dat de gelovige en praktiserende Jood een vreselijk zwaar juk op zijn nek draagt. Het omgekeerde is eerder waar. Hij is vrij van de fouten, verleidingen en van de vernederende en verpletterende last, die hem door een grillige maatschappij worden opgelegd (samenvatting van Tiferet Jisra’eel en S.R. Hirsch).

In Pirkee Avot 6:10 lezen we verder: “Vijf eigendommen heeft de Heilige, geloofd zij Hij, in Zijn wereld voor Zich bestemd, en wel: de Tora, hemel en aarde, Avraham, Jisra’eel en de Tempel”.
Van het gehele universum, die G’ds wereld vormt en door Hem alleen bestuurd wordt, heeft G’d vijf dingen afgezonderd als Zijn speciale eigendommen omdat zij een belangrijke rol spelen in het vervullen van het doel van de schepping en het verheffen van G’ds soevereiniteit.

De Tora is de allerbelangrijkste van deze vijf bezittingen van G’d in de wereld omdat dit de essentie van Zijn schepping is. De Tora werd tweeduizend jaar voor de wereld geschapen en G’d verheugt zich elke dag weer met de Tora.
Hemel en aarde werden geschapen als een prettige omgeving voor het vervullen van de Tora. De natuur verzet zich op geen enkele manier tegen het uitvoeren van de mitzvot (geboden). Hemel en aarde schenken alles wat nodig is aan diegenen die de Tora in acht nemen.

Avraham was de eerste die het heilige vuur van erkenning en bewustzijn van G’d deed ontbranden. Hij wandelde in Zijn wegen en trad naar buiten om het licht van G’d in de wereld van duisternis te verspreiden.

Het volk Israël is het enige volk ter wereld dat 613 voorschriften heeft gekregen terwijl de andere volkeren zich slechts aan zeven Noachidische geboden hoeven te houden.

De Tempel, het Beet hamikdasj is de enige plaats in de wereld die de vervulling vormt van de G’ddelijke wil en het doel van de wereld. Als het Joodse volk zijn geloof behoudt, de Tora in acht neemt en de mitzvot vervult, zal G’ds aanwezigheid onder hen rusten.

HAFTARA: I Melachiem, Koningen 2:1-12
Toen koning David zijn einde voelde naderen, droeg hij zijn zoon Sjelomo, Salomo op om de hele Tora en G’ds bepalingen nauwkeurig in acht te nemen. Maar dat is alleen mogelijk als je bescheiden bent en niet uit bent op rijkdom (Spreuken 6:5): “Zoek geen grootheid voor jezelf en begeer geen eer; verricht meer daden dan je studeert; verlang niet naar de tafel van vorsten, want jouw tafel staat hoger dan die van hen; ook is je Werkgever getrouw, om je het loon voor jouw arbeid te vergelden”.

… Zoek geen grootheid voor jezelf. De nadruk ligt op de woorden `voor jezelf’. Voor onze eigen behoefte aan eer moeten we geen erkenning proberen te krijgen maar we mogen wel de eer van de Tora proberen te verheffen (Ja’avets).

… Begeer geen eer. Zoek geen eer voor je Tora leren omdat het aangeeft dat jouw leren niet door pure devotie is ingegeven (Rasjie, Vitry).

… Verricht meer daden dan je studeert. Dit is gebaseerd op Spreuken 3:9: ‘Ieder wiens daden meer zijn dan zijn wijsheid, diens wijsheid houdt stand’ (Rasjie, Vitry).

… Jouw tafel staat hoger dan die van hen. Raak niet onder de indruk van de praal en pracht van de koninklijke tafel. Wees niet jaloers op degenen, die gezagsposities innemen omdat jouw tafel in de toekomstige wereld groter zal zijn dan die van hun (Vitry).

Rabbi Josee ben Kisma vertelde: Eens wandelde ik op de weg; daar ontmoette mij iemand en groette mij, waarop ik hem teruggroette. Toen zei hij tot mij: ‘Meester! Van welke plaats komt u?’. Ik antwoordde hem: ‘Uit een grote plaats, waar veel Wijzen en schriftgeleerden wonen’. Daarop zei hij: ‘Meester! Zou u bij ons in onze plaats willen wonen? Dan geef ik u talloze duizenden gouden denaren, edelstenen en parels’. Ik antwoordde hem: ‘Al geef je mij alle zilver, goud, edelstenen en paarlen ter wereld, wil ik nergens anders wonen dan op een plaats van Tora (Spreuken 6:9; veel van bovenstaande is ontleend aan Pirkee Avot, de Spreuken der Vaderen van het NIK).

Reacties zijn gesloten.