(Exodus 1:1 – 6:1)
SJEMOT (namen):
• De kinderen van Ja’akov hadden zich zeer sterk vermeerderd.
• Farao wordt bang en maakt hen tot slaven.
• Hij geeft de vroedvrouwen opdracht pasgeboren zoontjes te doden. Zij doen dit echter niet.
• Een Leviet, Amram, huwt een vrouw uit dezelfde stam en zij krijgen een zoontje, dat in een waterdicht mandje in de Nijl wordt gezet.
• Batja, een dochter van Farao vindt hem, redt hem en de grote zus van de baby, Mirjam, biedt aan een voedster voor hem te vinden.
• Later brengt ze hem naar Batja, die hem Mosjee noemt.
• Volwassen geworden ziet Mosjee hoe een Joodse man geslagen wordt door een Egyptenaar. Hij brengt hem ter dood en verbergt hem onder het zand.
• Hij begrijpt dat zijn leven in gevaar is en vlucht naar Midjan, waar hij gastvrijheid vindt bij de priester Jitro.
• Hij huwt zijn dochter Tsippora en zij krijgen twee zonen.
• Dan wordt Mosjee geconfronteerd met het brandende doornbos, waar G’d hem opdraagt het Joodse volk naar het Beloofde Land te leiden.
• Mosjee verzet zich tegen deze opdracht en denkt dat het volk hem niet zal geloven, maar G’d geeft hem drie wonderen, zodat het volk hem wel als gezonden zal geloven.
• Ook zegt Mosjé dat hij een slechte spreker is; G’d belooft dat Aharon zijn woordvoerder zal zijn.
• Mosjee, Tsippora en hun zonen gaan op reis, maar onderweg treedt G’d tegen Mosjee hard op; Tsippora begrijpt dat één van hun zonen nog niet besneden is en volvoert de operatie haastig.
• Aharon en Mosjee gaan samen naar Farao en bepleiten de vrijlating van het volk maar Farao treft nog hardere maatregelen.
• Het volk raakt ontmoedigd en maakt de broers verwijten, maar G’d belooft zijn kracht te tonen.
Sjemot is de 13e parsja van de Tora.
Het boek Sjemot beschrijft 140 jaar vanaf de dood van Joseef tot de bouw van de Tabernakel. Het aantal verzen bedraagt 1209. Het behandelt de Egyptische slavernij, de uittocht uit Egypte, de Tora-wetgeving bij de berg Sinai en de bouw van de Tabernakel.
Parsja Sjemot bestaat uit 7 parsjiot, waarvan 6 open en 1 gesloten, telt 124 pesoekiem, verzen, 1763 woorden, 6762 letters en is hiermee de 15e na langste parsja. Sjemot bevat geen ge- of verboden.
LEIDERSCHAP EN TEAMBUILDING
Met het boek Sjemot begint de geschiedenis van het Joodse volk. Onze geschiedenis begint in de Egyptische ballingschap. Mosje Rabbenoe moest een Joods team bouwen. Mosje was de eerste Rabbijn. Mosje moest leiding geven. Vraagt het Jodendom een speciale stijl van leidinggeven? Is de omgeving waarin leiding wordt gegeven wezenlijk van invloed op de wijze van leidinggeven? Zijn er grenzen aan Rabbinaal, sociaal en pastoraal leiderschap? Bestaat hier een Joodse visie op? Het antwoord op alle vier vragen luidt ja.
Leiderschapskwaliteiten
De kwaliteit van leiderschap bepaalt het succes of falen van een organisatie. Dit geldt voor grote nationale organisaties maar is ook van toepassing op kleine groepen. Zonder de talenten van George Washington en zijn vastberadenheid zou de Amerikaanse Burgeroorlog waarschijnlijk verloren zijn. Zonder het leiderschap van Abraham Lincoln zou de Union het nooit gemaakt hebben. Mensen als Martin Luther King hebben de sociale gevoelens van vele Amerikanen veranderd.
Zonder volgelingen is er geen leider. Mensen van een bepaalde groep laten één persoon, de leider, beoordelingen maken en beslissingen nemen om de taak van de groep uit te voeren. Leiderschap kan alleen effectief uitgeoefend worden wanneer de mensen een gemeenschappelijk doel willen bereiken. En dat is in de Joodse gemeenschap niet eenvoudig omdat deze erg divers is.
De uitwerking van iemands leiderschap is niet alleen afhankelijk van de persoon zelf, maar ook van de groepsleden, hun loyaliteit en de voorwaarden waaronder zij opereren.
Leiderschap heeft connotaties van verantwoordelijkheid, doelgerichtheid en uitoefenen van macht in welke vorm dan ook. Leiderschap heeft iets hards en resoluuts. Sociaal of pastoraal is zacht en sympathiek. In interactie beperken beide fenomenen elkaar.
Raakvlakken
Sociaal leiderschap vertoont raakvlakken met moreel en religieus leiderschap. Dick den Bakker geeft zes eigenschappen van een integere manager: betrouwbaar, constructief, sterke hand, beschermende hand, zachte hand en authentiek. Er wordt nogal wat gevraagd van een leider maar nader geanalyseerd moet ieder mens aan deze eisen voldoen.
Verder stelt hij dat leiderschap elementen in zich heeft van teambuilding, vaak voorzichtig zijn en duidelijk weten wat je vooral niet moet doen, er niet op uit zijn om de top te willen bereiken, verschillen en weerstand kunnen waarderen en de capaciteit om een brede visie ontwikkelen om doelen en veranderingen te verbinden. Leiderschap heeft ook te maken met macht. En macht corrumpeert.
Drie componenten
Leiderschap kent drie componenten:
1. taakgerichtheid,
2. (groeps-)cohesie en
3. macht.
Leiderschap heeft onder wisselende omstandigheden een andere betekenis. Cohesie bevorderende activiteiten als counseling, het omgaan met conflicten en het inspireren tot trouw en volgzaamheid `bouwen het team’. Leiderschap betekent ook: een goede uitvoering van de belangrijkste taak van de groep: de taak waarvoor de organisatie werd opgericht.
Dat is voor ons: het vestigen van G’ds Koninkrijk op aarde.
Bijbelse leiders
Vanaf Sjemot (Exodus) staat Mosje’s leiderschap centraal in de Tora. Pharao had bevolen dat alle Joodse jongetjes in de Nijl gegooid moesten worden, omdat zijn astrologen hem verteld hadden dat de Joodse leider met water gestraft zou worden. Terwijl Pharao op alle mogelijke manieren het leven van Mosjé onmogelijk maakte, gaf G’d desondanks aan de gebeurtenissen een dusdanige wending, dat Mosjé uiteindelijk opgevoed werd aan het hof van Pharao, onder de bezielende leiding van diens dochter Batja. De mens wikt maar G’d beschikt. Ondanks alle aardse leiders, leidt G’d uiteindelijk het universum. G’d is het ultieme voorbeeld voor alle mensen, in `Zijn wegen moeten we volgen’. In Zijn Tora en Misjna vinden we veel over spiritueel en sociaal leiderschap. Bijbelse leiders onderscheiden zich door een aantal karaktereigenschappen.
Opofferingsgezindheid
Het mystieke werk Zohar vergelijkt de spirituele leiders Noach, Avraham en Mozes (Mosjé) met elkaar. Deze mensen leefden in generaties waar het aan waarden en normen veel te wensen overliet. Maar iedereen ging op een verschillende manier om met zijn medemens. Er is een stijgende lijn in spiritueel leiderschap vanaf Noach tot Mosjé. Noach wordt een ‘heilige in een pelsjas’ genoemd omdat hij alleen met zijn eigen religieuze ervaringen bezig was. Als het koud is in huis, kan men de verwarming aanzetten – en dan voelt iedereen zich comfortabel – of een (pels)jas aantrekken maar dan is alleen de jasdrager warm. Noach lukte het niet om de mensen van zijn generatie te motiveren om hun slechte wegen te verlaten. Noach bad dat hij en zijn familie gespaard zouden worden voor de straf die G’d over de gehele mensheid zou brengen. Maar voor de rest van de mensheid spande hij zich minder in.
De Zohar legt uit dat dit een zware fout was en dat de naam ‘wateren van Noach’, die door de profeet Jesjaja gebruikt werd om de zondvloed aan te geven, Noachs’ indirecte verantwoordelijkheid voor deze ramp uitdrukt. Warm in zijn jas van rechtvaardigheid en groots karakter kon Noach zich niet werkelijk druk maken over de bittere kou die buiten om hem heen heerste.
Betrokkenheid en inspiratie
Mosjé was in staat zichzelf te verheffen en nam het hele volk met zich mee. Het verschil tussen Noach en Mosjé was, dat Mosjé geïnteresseerd was in de kleinste details van zijn naasten. Een Joodse leider moet natuurlijk G’dvrezend te zijn en een groot geleerde. Maar hij wordt pas ècht een leider, wanneer hij in staat is om de aardse behoeften van de ander tot zíjn spiritueel doel te maken. De meeste problemen waarmee een Rabbijn of Joodse leider tegenwoordig wordt geconfronteerd, zijn gewoon zakelijke, huwelijkse of opvoedingsproblemen. Een echte leider voelt mee met zijn mensen. Daarzonder kan hij op een hoog niveau staan maar is hij niet geschikt als aanvoerder van zijn volk. Een goede leider moet contact hebben met zijn medewerkers en anderen kunnen inspireren door zijn eigen inspiratie te delen met anderen.
Dienstbaarheid en overzicht
Het is niet eenvoudig, zowel de grote lijn als de kleine details vast te houden. Reeds aan het begin van het optreden van Mosjé werd deze kwaliteit – oog voor detail maar tevens een helikopterview – in hem duidelijk. De eerste keer dat hij ging kijken naar de ellende van zijn broeders, zag hij dat een Egyptenaar een Jood sloeg. Mosjé sloeg deze Egyptenaar dood. Maar de tweede keer, dat hij erop uit trok, zag hij twee Joden met elkaar vechten en gaf hij de agressor een stevig standje. Normaal zouden we verwacht hebben, dat wanneer er een gemeenschappelijke vijand is, we geen aandacht meer hebben voor interne onmin en ‘binnenlandse’ problemen. Maar Mosjé was in staat om te zien, dat beide bedreigingen moeten worden aangepakt, zowel van buiten als van binnenuit. Dit is een kwestie van teambuilding en creëren van saamhorigheid.
Onbaatzuchtigheid en eerbied voor voorgangers
Het einde van het lijden van de Joden kwam nabij. Mosjé aanschouwde het wonderlijke visioen van het brandende doornbosje, een symbool voor het Joodse volk. Hoewel dit constant in brand staat, gaat het nooit verloren en wordt het niet verteerd. Om Mosjé geen schrik aan te jagen – omdat hij nog onbekend was met profetische openbaringen – sprak G’d hem toe met zijn vaders stemgeluid. “Ik ben niet uw vader, riep G’d hem toe, maar Ik ben de G’d van uw vader Amram en de G’d van Avraham, Jitschak en Ja’akov”. Mosjé begreep direct, dat zijn vader overleden was, omdat G’d zijn naam nooit met levende mensen verbindt. Zijn treur werd echter opgeheven door het feit dat zijn vader Amram in één adem met Avraham, Jitschak en Ja’akov genoemd werd. Mosje verheugde zich. Hij stond in een traditie en waardeerde zijn grote voorgangers, de Aartsvaders. Hij voelde zich deel van de keten van de generaties. Het Jodendom wordt niet in één eeuw opgebouwd.
Haat autoriteit en macht
Mosjé weigerde G’ds opdracht om de Joden te bevrijden. Hij wilde dat G’d Zelf het Joodse volk zou verlossen. G’d probeerde gedurende zes dagen lang Mosjé ervan te overtuigen het leiderschap te aanvaarden. Als we de presidentsverkiezingen in het Westen vergelijken met de houding van Mosjé valt ons op, dat een ware Bijbelse leider niet doet aan valse beloften en zelfverheerlijking, geen herstemming eist, noch populariteitsenquêtes entameert. Waarachtig leiderschap is bescheidenheid en opofferingsgezindheid.
Rolmodel
Mosje was in staat om deze houding van zelfopoffering aan zijn medemens over te dragen. Door zijn motivatie was hij in staat om aan zijn volk het gevoel over te dragen dat hij voor een zeer waardige zaak vocht. Hij werkte zijn hele leven voor niets, nam nooit iets aan van het volk en was werkelijk zeer toegewijd aan zijn idealen. Dat maakte hem tot wat hij uiteindelijk was, de leider van de uittocht uit Egypte op weg naar het ontvangen van de Tora met het ethische monotheïsme. Dit was de leiderschapsstijl van Mosje. Het is hem inderdaad gelukt om de slaven uit Egypte te veranderen in een volk van het Boek, dat toegewijd was aan zijn idealen.