Parsja Bo 5774

(Sjemot/Exodus 10:1 – 13:16)   

BO (kom)

  • De hovelingen van Farao zijn wanhopig. Toch blijft Farao weigerachtig. Wel wil Farao de mannen laten gaan, maar dat weigert Mosjee.
  • Daarna overvallen sprinkhanen het land. Wat er nog over was van veldgewas en bomen vreten de sprinkhanen aan. Desondanks volhardt Farao in zijn weigering.
  • Dan daalt een tastbare duisternis over het land maar ook dat verandert Farao’s houding niet.
  • Er volgt een uitgebreide instructie over het Pesachoffer (waarvan het bloed aan de deuren gesmeerd moet worden) en het wegruimen van het gezuurde (chameets).
  • Tenslotte sterven alle eerstgeborenen van Egypte van zowel mens als dier. Na deze verschrikkelijke gebeurtenis dringt Farao er bij Mosjé en Aharon op aan ogenblikkelijk te vertrekken.
  • Hierna volgen de geboden van Tefillien en het lossen van mens en dier.

Bo is de 15e parsja, bestaat uit 14 parsjiot, afdelingen waarvan 8 open en 6 gesloten zijn, telt 106 pesoekiem, verzen, 1655 woorden, 6149 letters en is 29e na langste parsja. Bo bevat 20 mitsvot, 9 ge- en 11 verboden.

VERDIEPING:    Velen vragen zich af waarom het Jodendom zich met ons bemoeit tot in de meest privacy gevoelige aangelegenheden, zoals de keuken etc.

Dit heeft te maken met de hele bedoeling van het Jodendom: om alle aspecten van ons gewone bestaan op een hoger plan van gewijdheid en zuiverheid te krijgen. Dit `alles doordringende’ Joodse staat reeds vast aan de wieg van het Jodendom, nog in Egypte.

Na de tiende plaag krijgen de Bnee Jisra’eel hun eerste nationale mitsva (12:2): `deze maand Nisan zal voor jullie het begin van alle maanden zijn’. Het klassieke Rosj Hasjana, dat begint met de schepping van Adam en Eva, valt op de eerste Tisjri, een half jaar later. Nisan is de maand van de Joodse bevrijding. Het is het beginpunt van alle Joodse feestdagen omdat het (nog steeds) het beginpunt vormt van de ontwikkeling van de Joodse spirit.

Zelfs onze tijdsrekening en kalender moet anders dan de omgeving. We hanteren doorlopend een dubbele agenda: de Joodse loeach met aan de ene kant de Joodse en aan de andere kant de westerse tijdberekening. Want ook hierin uit zich onze identiteit.

Een nog veel sprekender voorbeeld van inbreuk in onze privacy vormt het Pesach-offer, het zgn. Paas-lam. Wie zich de rellen rond allerlei vormen van heiligschennis herinnert, weet welke emoties het slachten van de Egyptische god moet hebben opgewekt. Het lam of de ram was de afgod van Egypte. Dit kwam omdat de ram het sterrebeeld is van de maand waarin de Nijl buiten zijn oevers treedt.

De Nijl was de motor van de Egyptische economie en werd dus aanbeden. Dit lam moesten de Bnee Jisraeel vier dagen van te voren – op 10 Nisan – in huis halen om het uiteindelijk op de 14e Nisan te slachten. Hiermee maakten we ons volslagen onmogelijk in de Egyptische maatschappij. Hier splisten zich onze wegen onherroepelijk.

De betekenis van alle voorschriften van het Pesach-offer snijdt nog veel dieper in ons privacy-vlees. Rabbi J. Grusman legt ons e.e.a. uit in zijn analyse van veel aspecten van het Pesach-offer. Was het laatste maal met het Pesach-offer in Egypte, de veertiende Nisan ’s avonds nu een soort afscheidsmaaltijd of was het een offer?

Het lijkt wel erg veel op een offer omdat hier de terminologie van de offers wordt gebruikt, zoals `het lam moet zonder enig gebrek zijn, een mannetje van onder een jaar’ (12:5). Ook de pasoek (vers): `Jullie mogen daarvan niets overlaten tot de morgen. Wat er de ‘s morgens van over is, moeten jullie met vuur verbranden’ (12:10), is een gebruikelijke opdracht bij alle offers. En ook de frase `op vuur gebraden, zijn kop, met zijn poten en zijn ingewanden’ (12:9) staat bij het chatat, het zondoffer (Lev. 4:11). Ook de tijdslimiet doet erg aan offers denken: “Zij moeten het vlees dezelfde nacht eten” (12:8). Zelfs het chameetsverbod (geen gerezen graanproducten mogen bezitten) is specifiek met het Pesach-offer verbonden. Er bestaan twee chameets-verboden: de eerste is verklonken met het Pesach-offer: “op vuur gebraden, met ongerezen voedsel en met bittere kruiden moeten zij het eten’’ (12:8). Chameets mag nooit op het altaar worden gebracht en dit is een algemeen verbod bij het offeren.En de tweede is een algemeen verbod op het bezit van gerezen graanproducten voor de hele Pesach.

Wat is het verschil tussen chameets en matsa, matze?  Wanneer matsadeeg met rust gelaten wordt, zal het spontaan gaan rijzen en chameets worden. Matsadeeg blijft alleen matsa als het deeg bewogen, gekneed, gerold en direct gebakken wordt. De halacha, het voorschrift vereist doorlopend contact. Matsa wordt het pas wanneer de bakker doorlopend met de vorm van het deeg bezig is. Chameets daarentegen rijst vanzelf.

Chameets en matsa vertegenwoordigen twee Weltanschauungen. Matsa staat voor de constante G’ddelijke Voorzienigheid. Niets gebeurt zonder dat G’d het laat gebeuren. Dat er iets vanzelf zou ontstaan, is ondenkbaar. De kleinste verandering in het universum is G’ds werk. Chameets is spontane verandering. De grote “Big-Bang” vormt de inleiding op een proces waar niemand meer vat op heeft. Na de uittocht uit Egypte was het duidelijk dat G’d alle touwtjes in handen heeft. Zelfs in de meest dagelijkse gebeurtenis is G’ds hand herkenbaar.

Niets gebeurt zonder dat G’d dat wil. Deze gedachte ligt in de matsa, matze. Anders dan chameets is er bij matsa geen sprake van spontane veranderingen. Om te benadrukken, dat zelfs de kleinste gebeurtenissen niet aan G’ds aandacht ontsnappen, luidt de halacha, het voorschrift, dat zelfs de kleinste kruimeltjes chameets verboden zijn. Misschien is het daarom dat de matsa “brood van geloof” wordt genoemd. Matsa leert ons dat er één groot Scheppingsplan is, dat tot de tijd van de Masjie’ach zal voortduren. Behalve onze vrije wil en onze eigen morele beslissingen, ligt alles al vast.

Bij het Pesach-offer was er echter een probleem: er was geen altaar in Egypte want er was nog geen Tabernakel of Tempel.

Maar in plaats van een Tempel werd het Joodse huis veranderd in een Heiligdom. De beide deurposten en de bovendorpel werden als altaar gebruikt: `En zij zullen van het bloed nemen en het aan de twee deurposten smeren en aan de bovendorpel, aan de huizen waarin zij het eten’ (12:7). In feite werd het hele huis een heilig gebied waar geen plaats was voor storende krachten van buiten: ’Het bloed zal u tot een teken zijn aan de woonhuizen. Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik over u heenstappen. Er zal dan geen plaag bij u zijn die verderf veroorzaakt als Ik het land Egypte zal slaan’ (12:13).

Gelijk in de Tabernakel en Tempel werd hier een gewijd gebied gecreëerd waar het kwade en onreine geen toegang had. Engelen van verderf en vernietiging moesten buiten blijven. Eigenlijk werd het hele Joodse huis een groot altaar, dat ook als vrijplaats van aards verderf kon worden gezien: “Neemt een bundeltje hysop en doopt dat in het bloed…Smeer van het bloed op de bovendorpel en op de twee deurposten. Niemand van u mag de deur van zijn huis uitgaan, tot de ochtend. Want Hasjeem zal er doorheen trekken om Egypte te slaan…(12:22-23). Zoals later in Tabernakel en Tempel geen offervlees buiten de Tempel gebracht mocht worden, werd ook hier gesteld, dat alle offervlees binnenshuis moest blijven: “In één huis moet het Pesach-offer gegeten worden. Van het vlees mogen jullie niets uit huis naar buiten brengen…(12:46).

Van het Pesach-offer werden inderdaad geen vetstukken geofferd maar het vlees werd daarvan wel gegeten, zoals later de kohaniem (priesters) het offervlees aten en hierdoor kappara (verzoening) teweeg brachten.

Dit was het begin van het Jodendom: de wijding van het aardse Joodse huis en de huisgenoten aan een hoger doel. Alle aardse details deelden daarin. Dit is een typische karaktertrek van het Jodendom en zo is het altijd geblven.

Afscheid nemen van het meest aardse voedsel, het brood en verwijdering van de nationale afgod moest ook een spirituele vernieuwing teweeg brengen. En inderdaad vinden we in Tenach, dat massale, historische vernieuwingen nogal eens samen vielen met Pesach.

In de tijd van Jehosjoea hield het Joodse volk voor het eerst in de geschiedenis Pesach in Israel. Zij gingen toen over Manna op aards graan. Het beschermde, bovennatuurlijke bestaan in de woestijn werd verruild voor een aards boerenbestaan in het Heilige Land. Deze overgang naar een nieuwe status vond plaats rond Pesach omdat Pesach vernieuwing faciliteert (Jehosjoea 5).

In Kronieken II:30 wordt de Tempel – na een rampzalige periode – door de rechtvaardige koning Chizkijahoe gereinigd. Koning Chizkijahoe ziet dit als een nieuw verbond met Hasjeem. Hij nodigt alle inwoners van het Joodse land uit om naar de Tempel in Jeruzalem te komen om het Pesach te vieren.

In Kronieken II:34: 30-32 staat hoe koning Josjijahoe een sefer Tora vindt en het hele volk verzamelt om het verbond met Hasjeem opnieuw te versterken: ”Met alle inwoners van Jehoeda en Jeruzalem, de kohaniem (priesters) en de levi’iem (levieten), iedereen, van hoog tot laag, ging hij  naar de Tempel van Hasjeem en las hun alle woorden voor van het Boek van het verbond, dat gevonden was in de Tempel. Hij bekrachtigde het verbond tegenover Hasjeem. Hij zwoer dat hij Hasjeem geheel volgen zou en zich volledig aan G’ds geboden, opdrachten en voorschriften zou houden om op die manier het verbond dat in dit Boek was opgeschreven met heel zijn hart en heel zijn ziel zou naleven”. In Kronieken II:35:1 staat dan direct daarna: “Josjija vierde in Jeruzalem Pesach ter ere van Hasjeem (G’d). Op de veertiende dag van de eerste maand werden de dieren voor het Pesach-offer geslacht. Hij liet de priesters komen om hun taken uit te voeren… 35:18: “Sinds de dagen van de profeet Sjemoe’eel (Samuel) was Pesach in Israël niet meer op deze manier gevierd. Geen van de koningen van Israël had Pesach gevierd, zoals Josjia nu deed met de kohaniem en de levieten en alle mensen die uit Jehoeda en Israël waren gekomen en de inwoners van Jeruzalem”. Juist Pesach is de tijd van de bevrijding en vernieuwing waarin krachten vrijkomen waardoor nieuwe winden gaan waaien. Dit is de kracht van Pesach en Seideravond die wij elk jaar opnieuw vieren.

 

Reacties zijn gesloten.