Parsja Besjallach 5774

(Sjemot /Exodus 13:17 – 17:16)                

BESJALLACH (bij het zenden).

  • Het volk gaat de woestijn in. Mosjee neemt het gebeente van Jozef mee.
  • Overdag leidt G-d het volk met een wolkzuil, ’s nachts met een vuurzuil.
  • Farao krijgt spijt dat zoveel slaven weg zijn en achtervolgt hen met zijn krijgsmacht.
  • Mosjee heft zijn staf en G-d splijt de zee.
  • De Egyptenaren volgen het volk maar toen ze midden in de zee waren, keerde het water terug.
  • Mosjee zingt een danklied met de mannen en Mirjam met de vrouwen.
  • Na 3 dagen trekken klagen de mensen omdat er alleen bitter water is, dat Mosjee echter in drinkwater weet te veranderen.
  • Na enige tijd klaagt men dat er geen eten is en bejammert men de vleespotten van Egypte. G-d laat dan kwartels ‘invliegen’ in de avond en ‘dropt’ manna elke morgen, behalve op Sjabbat. Op vrijdag kon men een dubbele portie inzamelen. Eén kruik werd gevuld met manna als bewijs voor de komende geslachten.
  • Later is er weer geen water en het volk klaagt. Op aanwijzing van G-d weet Mosjee water aan een rots te onttrekken.
  • Amalek valt Israël aan. Jehosjoea leidt de strijd, terwijl Mosjee met Aharon en Choer de heuveltop beklimmen. Als Mosjee zijn handen opheft, winnen de Bné Jisraeel. Aharon en Choer ondersteunen Mosjee’s handen. De Amalekieten worden verslagen.

Besjallach is de 16e parsja van de Tora, bestaat uit 14 parsjiot, afdelingen waarvan 9 open en 5 gesloten zijn, telt 116 pesoekiem, verzen, 1681 woorden, 6423 letters en is hiermee de 23e na langste parsja.

Besjallach bevat 1 mitsva, techoem sjabbat, dat men niet meer dan 2000 el buiten de woonplaats mag lopen op Sjabbat.

VERDIEPING: We mopperen wat af! Eerst bij de Jam Soef, de Rietzee (14:11) toen Egypte ons achterna joeg, daarna in Mara (15:24) omdat er alleen bitter water is. In de woestijn Sien (16:2) bejammert men de vleespotten van Egypte. Vervolgens is er in Refidiem (17:3) geen water en valt Amalek ons aan (17:8). Op weg naar de berg Sinai, waar we de Tora zullen ontvangen, worden de Bnee Jisraeel regelmatig getest. Deze testen tonen wat we waard zijn en zijn educatief bedoeld. Ze worden opgevoed om te leren niet meer afhankelijk te zijn van hun vroegere meesters, de Egyptenaren. Ze leren de slavenmentaliteit afleggen en hun ogen steeds meer te richten op G’d.

Het Manna was wit als korianderzaad en smaakte als koek met honing. Ieder mocht daarvan een omer (ongeveer 2 kilogram) inzamelen. Het moest binnen 24 uur worden gegeten. Zodra de zon erop scheen, begon het te smelten. Vrijdag werd een dubbele portie ingezameld omdat er op

Sjabbat geen Manna viel. Gedurende de hele woestijnreis, 40 jaar lang, aten de Joden het Manna. Voordat het Manna viel, veegde een noordenwind de woestijngrond schoon. Daarna viel er regen en werd het schoongewassen. Vervolgens viel er dauw, dat hard werd door de wind, zodat het kon dienen als de tafel voor het Manna, dat uit de Hemel viel. Dit Manna werd weer bedekt door een 2e laag dauw, om het te beschermen tegen insecten en ongedierte (Mechilta).

Opmerkelijk is, dat het Manna in bepaalde opzichten lijkt op het korban Pesach, het Pesachoffer. “De hele gemeente van de Bnee Jisraeel arriveerde in de woestijn Sien op de 15e van de 2e maand” (16:1). Opvallend is dat bij deze `arrival’ een exacte datum wordt aangegeven – 15 Ijar – precies een maand nadat het Pesachoffer gebracht moest worden (15 Nisan). Bij de andere tochten is de Tora niet zo exact qua datum.

Ook is de term `de hele gemeente van de Bnee Jisraeel’ gelijk aan de terminologie bij het korban Pesach. Ook daar moest de hele gemeente van de Bnee Jisraeel het Pesachoffer brengen.

In 16:15 stelt de Tora, dat iedereen zoveel hij eet – iesj lefi ochlo – moet verzamelen van het Manna, een Omer per persoon. Ook bij het Pesachoffer staat deze uitdrukking, iesj lefi ochlo, iedereen zoveel hij eet (12:4).

Van het Manna mocht niets worden overgelaten tot de volgende ochtend (16:19). Bij het Pesachoffer geldt het zelfde voorschrift: “Laat niets er van over tot de volgende ochtend” (12:22).

Bij het Manna werd ook een Sjabbatvoorschrift gegeven. Op de zevende dag mag men zijn woonplaats niet verlaten (16:29). Bij het Pesachoffer in Egypte mocht niemand zijn huis verlaten (12:22).

Op grond van deze overeenkomsten, komt Rav J. Grusman tot de conclusie dat het Manna in het verlengde ligt van het Pesachoffer.

In Egypte moesten de Joden het Pesachoffer slachten om hun afscheid van de afgoderij duidelijk te maken (het lam of ram was een Egyptische afgod). In de woestijn kwam de volgende les: dat G’d hen overal – ook buiten de bewoonde wereld – begeleidde, beschermde en van al het nodige voorzag. Maar dat moesten ze leren door iedere dag weer met hun neus op deze feiten te worden gedrukt. Elke dag viel het Manna opnieuw. Iedere dag leerden ze weer hun ogen naar Boven te richten.

In de woestijn dachtten een aantal Bnee Jisraeel, dat ze daar losgeraakt waren van Hasjeem (G’d, chas wesjalom). “Waren we maar gestorven in Egypte door de hand van Hasjeem…dat jullie (Mosjee en Aharon) ons uitgevoerd hebben naar deze woestijn om deze hele gemeente te doden door honger” (16:2-3). Daarom verscheen Hasjeem daar plotsklaps midden in de woestijn. Om duidelijk te maken dat Hij hen ook daar van al het nodige voorzag gaf Hij hen het Manna.

TOE BISJWAT: Op de Toe Bisjwat tafel liggen vaak zeer veel vruchten. Over de verschillende boomvruchten zeggen we dan slechts één maal ha’eets en één maal ha’adama over alle aardvruchten tezamen.

De enige vraag, die nog resteert, is over welke vrucht we het eerst de beracha zeggen. Bij een gemengde tafel van aard- en boomvruchten gelden de volgende regels:

1.            het eerst zeg je de beracha – of dit nu ha’eets is of ha’adama – over die vrucht, die je meestal het lekkerst vindt,

2.            als die niet te vinden is, zeg je als eerste een beracha over die vrucht, die je nu het lekkerst vindt,

3.            als ook die niet aanwezig is, houd je de Tora-volgorde (Deut. 8:8) aan: a. olijf; b. dadel; c. druif d, vijg; e. granaatappel.

4.            als ook die volgorde je niet helpt, dan heeft een volledige (i.t.t. een opengesneden) vrucht de voorrang,

5.            en als je in het voorgaande geen voorrang kunt vinden, dan gaat ha’eets boven ha’adama.

Nog enkele praktische tips, voordat U toehapt:

1.            Fruit-cocktails uit de fabriek (d.w.z. met kleine stukjes) eisen slechts één beracha (ha’eets of ha’adama). Je kijkt dan alleen naar de meerderheid van de bestanddelen. Zelf gefabriceerde fruitcocktails met grotere stukken vereisen echter een beracha over iedere soort apart volgens de eerder genoemde regels.

2.            Over jus d’orange, waar het sap slechts uit de vrucht geperst is, zeggen we sjehakol. Waar het sap of de smaak van de vrucht eruit gekookt is, zeg je over het vocht de beracha van de vrucht. Over pruimensap zeg je ha’eets en over tomatensap ha’adama.

3.            Berachot over soep met meerdere bestanddelen is specialistenwerk. Raadpleeg uw rabbijn.

4.            Bij een gerecht met hoofd- en bijzaken zegt men meestal slechts de beracha over de hoofdzaak. Rijstepudding met rijst, rozijnen, kaneel etc.etc. vereist alleen mezonot.

5.            Als men twee even belangrijke voedselsoorten eet, zegt men twee berachot. Dan wordt de meest specifieke beracha eerst gezegd: bij koffie en cake zegt men dus eerst mezonot en pas daarna sjehakol.

Zoals u ziet is de wetenschap omtrent Berachot zeer ingewikkeld. Vroeger werden rabbijnen voor hun semiecha (diploma) juist hierover overhoord.

Reacties zijn gesloten.