Parsja Wajakheel 5774

(SJEMOT/EXODUS 35:1 – 38:20)   

WAJAKHEEL (bijeenroepen):
• Mosje draagt op de Sjabbat te houden.
• Ook vraagt hij opnieuw om bijdragen in natura voor de bouw van de Woning.
• Naast Betsalel uit de stam Jehoeda wordt Oholiav uit de stam Dan als meester-bouwer aangesteld.

Wajakheel is de 22e parsja, bestaat uit 7 open en 6 gesloten afdelingen, telt 122 pesoekiem, verzen, 1558 woorden, 6181 letters en is de 22 na langste parsja. Bevat 1 gebod.

Verdieping: Ontplooiing van de mens is spirituele esthetiek en herstelt alle breuken

De Tempelvoorwerpen deden denken aan verschillende organen in het menselijk lichaam: de draagbomen komen overeen met de ribben, gordijnen lijken op de huid. De kior (het wasbekken) komt overeen met het lichaamsvocht, de ketoret (het reukwerk) met de reuk. De menora met zijn spirituele uitstraling symboliseert de geest van de mens, de sjoelchan (de tafel) met de toonbroden de maag.
De Engelen met hun uitgespreide vleugels doen ons denken aan de longen, de Aron (heilige Arke) lijkt op het hart. Zo was het heiligdom een symbool voor de mens. Dat zegt de Tora ook: ‘Maak Mij een heiligdom zodat Ik in jullie hart kan wonen’. Dát was de bedoeling van de Tempel.
Betsaleel en Aholiav, de architecten van het reizende Heiligdom in de Sinai-woestijn worden om hun artistieke kwaliteiten geroemd. De Tempelvoorwerpen waren kunststukken. Ze moesten behalve functioneel ook fraai zijn. Bij de bouw van de Tabernakel in de woestijn werd over de prachtige tentbedekking een dek van mindere kwaliteit gehangen, die aan alle kanten iets overhing opdat de onderste niet beschadigd zou worden.
Er waren zelfs drie bedekkingen: misjkan, ohel en michse – Woning, tent en bedekking: `De Tora leert hier, dat men zuinig moet omgaan met het schone’.

Het Heiligdom stond symbool voor de mens. De mens moet een lopend heiligdom worden. Dat vereist openstaan voor de Allerhoogste maar ook gevoel voor uitstraling. Wij moeten het Jodendom op een creatieve en aantrekkelijke manier uitdragen.

Is een fraai uiterlijk belangrijk in het Jodendom? Schoonheid wordt gewaardeerd maar niet verheerlijkt. In Leviticus 21:10 wordt gesproken over een koheen – priester, die `groter is dan zijn broeders’. De Talmoed vraagt waarin de Hogepriester zich onderscheidde van andere kohaniem. Het antwoord luidt, dat hij uitblonk in fysieke schoonheid en kracht, in wijsheid en rijkdom. Alleen met deze kwalificaties kon men in aanmerking komen voor het hoogste religieuze ambt.
Maar geest en lichaam lopen in elkaar over. De jiddische uitdrukking a sheiner jid verloor zijn esthetische bijklank en kreeg een ethische betekenis; `a sheiner jid’ werd een vroom en wijs mens.

Voor schoonheid en esthetiek geldt hetzelfde als voor alle andere aardse fenomenen: alles moet dienstbaar zijn aan de ontplooiing van het hoogste mensaspect, de relatie mens-God. De hoogste vorm van artistieke creativiteit is de mens, geschapen naar G’ds beeld. Hilleel (1e eeuw) begreep dit.
Toen hij de leerschool verliet, vroegen zijn studenten: `Meester, waar gaat U heen’? Hilleel antwoordde, dat hij een gebod ging vervullen. `Welke mitsva?’, vroegen de leerlingen. `Ik ga mij baden’, antwoordde Hilleel. `Dat heet een mitswa?’. `Jazeker,’ antwoordde Hillel, `in de theaters en circussen staan standbeelden van de keizer. Een hoge functionaris is speciaal belast met het oppoetsen van de beelden. Ik, die geschapen ben naar Gods beeld en gelijkenis zoals er geschreven staat (Genesis 1:27): `En God schiep de mens naar Zijn beeld’, ben toch zeker verplicht om dat ‘beeld’ schoon te houden?’. Joodse opvoeding richt zich op de ontplooiing van de spirituele esthetiek van juist dit kunstwerk. Maar het is niet alleen goud dat er blinkt! Het gouden kalf zorgde voor een enorme shock in onze relatie met het Opperwezen.

Herstel van een band
In de laatste twee Parsjie’ot (afdelingen) van het tweede boek van de Tora, Exodus, worden de instructies uit eerdere hoofdstukken herhaald. Het is verbazingwekkend hoe vaak aan de schoonheid en details van de constructie van het Heiligdom en de heilige voorwerpen aandacht wordt besteed.

Duurzaamheid
Om de herhaling van details te begrijpen moeten wij ingaan op een totaal andere vraag: wat is cruciaal voor het ontstaan van een langdurige relatie?
Is het fysieke aantrekkingskracht, emotie, zijn het gemeenschappelijke interesses, of misschien de mogelijkheid te vergeven en vergeten, de capaciteit om een relatie te vernieuwen na strijd zonder constant “de misdaden” uit het verleden de partner voor de voeten te werpen?

De veelvuldige herhalingen verschijnen na het debâcle van het gouden kalf. Vlak voor de herhaling van de details, vergeeft G’d Israëls zonden en schenkt Hij het volk een tweede paar Stenen Tafelen.
De eerste en tweede opdrachtenreeks voor de bouw van de Tabernakel worden onderbroken door een opmerkelijke zondeval, waarin het volk met vallen en opstaan de Tora leert accepteren. G’d vergeeft uiteindelijk – na een lang pleidooi van Mosje – de zonde van het gouden kalf.

Verschillende Heiligdommen
Waaruit bestond de zonde van het gouden kalf? De Kabbala (mystiekleer) gebruikt regelmatig de metafoor van een affectieve relatie tussen G’d en het Joodse volk.
Israël wordt gezien als de bruid. Dezelfde symboliek staat bij het gebod van de tefillien (gebedsriemen) bij de windingen rond de middelvinger wanneer wij zeggen: “Ik verbind je aan Mij voor altijd. Ik verbind je aan Mij in gerechtigheid en recht, in liefde en ontferming. Ik verbind je aan Mij in oprechte trouw en dan zul je je van G’d bewust worden” (Hosjea 2:21-22).

De Zohar (mystiekleer) vergelijkt de openbaring bij de Sinaï met een huwelijk. De verheven bergen lijken op een huwelijksbaldakijn. De Tien Geboden worden gezien als het huwelijkscontract. Het gouden kalf is natuurlijk de metafoor van ontrouw.

Opnieuw beginnen
Laten we ons eens verplaatsen in een gewone, aardse verloving. Een jong paar besluit om samen hun huis (Heiligdom) te gaan bouwen. Zij maken plannen, zoeken meubilair uit, beslissen over kleurcombinaties en maken zich druk over de kwaliteit van de verlichting. Opeens moet de bruidegom op een belangrijke zakenreis. Hij blijft langer weg dan voorzien. Wanneer hij terugkomt, staat hij perplex bij de voordeur. Wat ziet zijn oog? Zijn vrouw danst daar met een kalf, helemaal gek van het goud.
Plotseling is alles over. De relatie is dood, scheiding is onvermijdelijk… Tenzij de man zich kan verplaatsen in de positie van zijn vrouw. Hij was te lang weg, zij was bang alleen te blijven en ze kwam uit een achtergrond waar ontrouw normaal was (Egypte).

Liefde is doorgaan
Wanneer zijn liefde maar diep genoeg is, kan de man haar vergeven. Hoe uit zich dat? Moet hij chocolade en bloemen meebrengen? Nee! Wil hij uiting geven aan zijn vergiffenis dan moet hij terugkeren naar hun situatie vlak voor de crisis. Herbouw van hun huis volgens de plannen, het uitwerken van de details van elke kamer, het uitkiezen van de gordijnen, bestek en meubilair. Als de jonge echtelieden er inderdaad in slagen om verder te gaan waar zij gebleven waren, dan betekent dit dat zij die tragische episode inderdaad achter zich hebben gelaten.
Daarom worden ook alle details en maten van de Tabernakel herhaald. De Tora geeft wederom details van de Taberna¬kel en toont daarmee, dat de relatie tussen G’d en het Joodse volk weer genormaliseerd is.

Speciale relatie
Israël heeft een speciale relatie met G’d. Het verbond strandde bijna aan het begin van onze reis door de geschiedenis maar we werden gered en alles werd vergeven. Het teken van deze vergiffenis is dat G’d en het Joodse volk doorgingen waar ze gebleven waren, samen bouwend aan hun gemeenschappelijke huis.

HAFTARA I Koningen 7, 40-50
“Ook voor het interieur van Hasjeems Tempel liet Salomo allerlei voorwerpen maken: het met goud bedekte altaar en de tafel voor het toonbrood, de gouden lampen, vijf links en vijf rechts, met gouden bloemen…(48 e.v.).

De Tempel van Sjelomo was erg fraai maar toch deed het in verschillende aspecten onder voor de Tweede Tempel, die veel minder kedoesja (heiligheid) had.
“De tweede Tempel zou nog meer glorie hebben dan de eerste Tempel”, aldus de profeet Chagai. In de Talmoed strijden Rav en Sjmoe’eel over de betekenis van deze meerdere glorie.
Rav is van mening dat de 2e Tempel groter was dan de 1e Tempel. De 1e was maar 15 meter hoog, terwijl de 2e Tempel wel 50 meter hoog zou zijn. Sjmoe’eel stelt echter dat de 2e Tempel groter was dan de 1e vanwege de duur van zijn bestaan. De 1e Tempel bestond slechts 410, de tweede 420 jaar.

Dit meningsverschil is moeilijk te begrijpen. Het gaat om de spirituele kracht en uitstraling. Maar daarin was de tweede Tempel nu juist veel geringer al was het alleen maar vanwege het feit dat er geen Heilige Arke meer was, de Stenen Tafelen en de Tora-rol van Mosje verdwenen waren, er geen hemels vuur meer de offers op het altaar verbrandde, de Sjechina (de G’ddelijke Aanwezigheid) grotendeels verdwenen was en er geen oeriem en toemiem meer op het borstplaat van de Hogepriester zaten. Kennelijk was het allemaal wat minder geworden.
De eerste Tempel was voornamelijk te danken aan G’ddelijke opdracht en interventie. De tweede Tempel werd met veel moeite, door de arme terugkerenden uit de Babylonische ballingschap herbouwd. De eerste Tempel was een typisch voorbeeld van opwekking van Boven. Die was niet zo een lang bestaan beschoren. De tweede Tempel is een typisch voorbeeld van opwekking van beneden. Het enthousiasme werd opgebracht door de mensen zelf. Dat beklijft veel langer.
Dat verschil kwam ook tot uitdrukking in de verschillende fysieke structuren in plaats of tijd van de Tempel. De tweede Tempel had weliswaar een lagere kedoesja maar wel een steviger fundament omdat het gebaseerd was op de inbreng van de mensen zelf (opwekking van beneden). Daarom gold, dat de eerste Tempel na zijn verwoesting zijn kedoesja (heiligheid) totaal verloor terwijl wij nog steeds, na de verwoesting van de tweede Tempel, met de gevolgen van kedoesja van de Tempelplaats geconfronteerd worden: we mogen de Tempelberg nog steeds niet betreden.

Reacties zijn gesloten.