(Wajikra/Leviticus 12:1-13:59)
TAZRIA (conceptie en geboorte)
• Na de bevalling van een zoon of een dochter wordt de kraamvrouw onrein; ze moet een offer brengen.
• De briet-mila (besnijdenis) moet op de achtste dag geschieden.
• Uitvoerig wordt melaatsheid (een verkleuring of aandoening) beschreven, die bovendien kleding en gebouwen kan aantasten.
Tazria is de 27e parsja van de Tora, bestaat uit 9 afdelingen (5 open en 4 gesloten), telt 67 pesoekiem, verzen, 1010 woorden, 3667 letters en is de 48 na langste parsja. Bevat 5 ge- en 2 verboden.
VERDIEPING I: IN EN UIT DE MOND
Er zijn mensen die ontzettend precies zijn met wat ze in hun mond steken, maar niet zo precies zijn met wat er uit hun mond komt. De eerste groep let heel nauwkeurig op het kasjroet. De tweede groep let niet erg op lesjon hara (kwaadsprekerij).
Daarom volgt Tazria direct op parsjat Sjemini, waar de verboden diersoorten worden besproken: om duidelijk te maken, dat beide even belangrijk zijn.
Aan het einde van de vorige sidra staat dat we goed moeten onderscheiden tussen dat wat rein is tegenover bezoedeld voedsel. Meteen daarna begint de parsja van deze week met de geboorte van een kind en de besnijdenis.
Volgens Rabbi Mosje Feinstein is deze opeenvolging geen toeval. Als ouders er thuis voor zorgen dat er duidelijk onderscheid bestaat tussen goed en kwaad, puur en onzuiver, creëren zij een huiselijk klimaat dat bevorderlijk is voor spirituele groei en grootheid. Door een zuiver en puur thuisfront zorgt men ervoor dat de kinderen opgroeien in de juiste omgeving.
Verder worden de verschillende reinheidsvoorschriften en onreinheden uitvoerig beschreven: “Wanneer een vrouw kroost voortbrengt en een jongetje baart”. Rasjie vraagt zich af waarom de voorschriften van het `kasjroet van de mens’ (om het zo maar te noemen) worden behandeld na die van het kasjroet van de dieren.
Rabbi Simlai geeft daar antwoord op: “Net zoals de eerste mens pas gevormd werd nadat al het vee, wild en gevogelte geschapen was, zo worden ook de voorschriften over de mens pas na het vee, wild en gevogelte uiteengezet” (Vajikra Rabba 14).
Dit heeft ook een diepere betekenislaag. De mens werd eerst lichamelijk geschapen uit de aarde. Op dit niveau bestond er geen fundamenteel verschil tussen mens en dier.
Pas later gaf G’d de mens een Hemelse ziel, een vonkje G’ddelijkheid. Daardoor kwam de mens veel hoger te staan dan de dieren. Ons werd een nesjomme gegeven, om ons lichamelijke leven te perfectioneren. Het G’ddelijke in de ziel moet ervoor zorgen, dat het aardse verheven wordt. De natuur moet op een hoger niveau komen en een vehikel worden voor de religie.
De Talmoed vertelt dat wanneer een kind in de buik is het de hele Tora leert. Maar wanneer het geboren wordt, vergeet het kind alles (B.T. Nidda 30b).
Wat is het nut van Tora-onderwijs in de buik als alles `gedeleet’ wordt? Aan het einde van het achttiengebed smeken wij: “Geef ons ons deel in de Tora”. Iedereen heeft zijn eigen deel in de Tora. Het begint in de buik, zij het onbewust.
Dit vormt de bron van inspiratie voor de rest van het leven. Het hele leven lang is men bezig om dat deel van de Tora dat hem in de buik is bijgebracht, terug te krijgen. Het is als zoeken naar een verloren voorwerp. Het is een levenslange zoektocht. Maar wel de moeite waard!
VERDIEPING II: MINHAGIEM BIJ DE BERIET MILA
Hoewel de Briet Mila (besnijdenis) reeds bij Awraham in Bereesjiet (Genesis 17:9 e.v.) staat beschreven, wordt dit gebod hier (Wajikra 12:3) herhaald om te leren, dat de Briet Mila ook op Sjabbat moet plaatsvinden (behalve bij een keizersnede of bij een uitgestelde besnijdenis). De Hollandse besnijdenis kent een aantal bijzondere minhagiem (gebruiken), die verzameld zijn door Rabbijn Jehoeda Brilleman. Hier volgen enkele speciale aandachtspunten.
– De avond voor de Briet Mila, verzamelen de familieleden en kennissen zich (minstens tien volwassen mannen) voor een leeroefening.
– Deze nacht wordt de nacht van de waad of nacht van de waak of nacht van de waks genoemd.
– In deze nacht stak men een Jom Kippoer licht aan, dat bleef branden tot na de Briet Mila.
– In deze nacht leerde men uit het werk Briet Jitschak (het verbond van Isaak).
– Na deze bijeenkomst zegt de kraamvrouw kerijat sjema van het nachtgebed.
Wanneer en waar er besneden wordt
– Men doet de Briet Mila zo vroeg mogelijk overdag, als het mogelijk is voor chatsot (het midden van de dag).
– De Briet Mila moet plaatsvinden in de synagoge van de vader van het kind. Als hij geen vaste plaats heeft, moet het in de synagoge zijn van de Sandeek (vasthouder van het kind) en als ook de Sandeek geen vaste plaats heeft, moet de Briet Mila in de synagoge van de Moheel (besnijder) plaats vinden.
– Op Rosj Hasjanna en Jom Kippoer wordt er ook besneden in de synagoge.
De Briet Mila zelf en de berachot
– De Moheel draagt een talliet voor de Briet Mila, dat van achteren is vastgebonden.
– Gevatterin (degene, die het kind binnenbrengt) is a-priori de grootmoeder.
– De grootvader heeft het eerste recht om Sandeek te zijn.
– Bij de Briet Mila laat men een kaars branden, die daarna gedoofd wordt en bewaard wordt om weer aan te steken op de dag van het huwelijk.
– Metsitsa met de mond is verboden op medische gronden.
– Men zegt geen sjehechijanoe bij een Briet Mila, ook niet bij een eerstgeboren zoon.
– De Sandeek houdt het kind in de handen vast tijdens de berachot.
De Moheel moet toestemming vragen bij de berachot “sawerie moré morenoe harav kohaniem marannan werabbanan werabbotai”. Tegenwoordig is het gewoonte ook “moré morenoe harav” uit te spreken, als de Aw Beth Din (voorzitter van het Rabbinale Hof) niet aanwezig is.
Naamgeving
– Bij de Briet Mila maakt men de naam van het kind bekend.
– Tegenwoordig vermeldt men de naam van het kind niet in advertenties en bekendmakingen, tot na de Briet Mila. Vroeger was het de gewoonte om de naam van het kind direct na de geboorte bekend te maken, ook in advertenties.
– In heel Holland, ook bij de Asjkenaziem, geeft men namen naar de familieleden die nog steeds in leven zijn.
Minhagiem van de se’oeda (maaltijd)
– Bij de se’oeda van de Briet Mila was het verboden om meer dan vijftien man uit te nodigen, behalve de Moheel, de Sandek, de Rav etc. Later werd het verboden om meer dan twintig familieleden uit te nodigen, van elk een man en een vrouw en daaronder viel ook de Sandeek en de Moheel. Tegenwoordig zijn deze beperkingen onbekend.
– Bij de Briet Mila maaltijd laat men één onaangestoken kaars op tafel staan, zoals bij een chatoena-maaltijd (huwelijksfeest).
– Bij de se’oeda (maaltijd) van de Briet Mila zegt men birkat hamazon (bensjen) over een beker wijn.
– Vroeger waren er speciale mensen, die de wond van de besnijdenis verzorgden (dit werd dus niet door de Moheel gedaan).