Parsja Bechoekotai 5774

(WAJIKRA/LEVITICUS 26:3 – 27:34) 
BECHOEKOTAI (bij (het aanvaarden van) mijn wetten): 26:3 – 27:34.
• Als jullie Mijn wetten uitvoeren dan zal het Land bloeien. Wanneer jullie Mijn wetten overtreden dan zal Ik vreselijke straffen over jullie brengen.
• Zodra de mensen weer aan het Verbond denken en boete doen, zal God aan het Verbond denken dat Hij met de Aartsvaderen gesloten heeft.
• Het laatste deel van de sidra is gewijd aan de waarde van mannen, vrouwen en kinderen i.v.m. geloften. Dit betreft ook vee, grond en huizen.

VERDIEPING: VERDIEPEN IN DE TORA
Op de openingspasoek “Als jullie in Mijn wetten zullen volgen…(dan zullen jullie beloond worden)” (26:3) legt Rasji (1040-1105) uit dat dit begrepen moet worden als `als jullie je intensief verdiepen in de studie van de Tora’.

Wat wordt hier bedoeld? Het gaat kennelijk om de diepte van de Tora.
Van de rijkdom aan informatie, die van geslacht op geslacht uit de Tora werd gewonnen, verhaalt een passage uit de Babylonische Talmoed (B.T. Menachot 29b).
De Talmoed vertelt wat Mosje ervoer, toen hij met profetische visie meer dan 1500 jaar later een kijkje kon nemen in het leerhuis van Rabbi Akiwa (1e eeuw), een leraar die als geen ander heeft bijgedragen tot de kristallisatie van het Rabbijnse Jodendom in een religieus systeem van onverwoestbare levenskracht:

‘Toen Mosje omhoog klom om de Tora te ontvangen, trof hij de Heilige, geprezen zij Hij, bezig met het vlechten van kronen boven de letters. En hij zei: “Heer der wereld, waarom laat U het niet bij de letters en waarom voegt U er nog kroontjes aan toe? (zoals die op bepaalde letters in de Torarollen worden aangebracht)”
Gd antwoordde: “Na vele generaties zal er een man komen, Rabbi Akiwa ben Joseef geheten; naar aanleiding van elk kroontje zal hij de ene halacha (wetsbepaling) na de andere voordragen.”

Daarop zei hij: “Heer der wereld, laat mij die man zien!” Hij zei: “Draai je om.” Toen bevond Mosje zich in de achtste rij van de leerlingen van Rabbi Akiwa. Maar hij begreep niet wat er geleerd werd. Mosje raakte vertwijfeld. Toen Rabbi Akiwa een lering aansneed, waarbij zijn leerlingen hem vroegen waar hij die vandaan had, zei hij hun: “Dit is een lering, die op Sinaï aan Mosje Rabbenoe werd geopenbaard.”

Toen was Mosje weer gerustgesteld. Hij keerde zich om en trad voor de Heilige, geprezen zei Hij, en zei Hem: “Heer der wereld, U beschikt over zo’n man, en U geeft de Tora door aan mij?!” Maar G’d antwoorddde: “Zwijg, zo is mijn plan!” Daarop zei hij: “Heer der wereld, U hebt mij laten zien hoe hij de Tora verkondigt, toon me nu ook zijn beloning.” Hij zei: “Keer je om.” Mosje keerde zich om en zag hoe men Rabbi Akiwa’s vlees op een weegschaal woog (zijn vlees werd door de Romeinse vervolgers uiteengereten). Toen zei hij: “Heer der wereld, dat is de Tora en dat is haar loon?” En Hij zei: “Zwijg, zo is mijn plan!”’

De vraag luidt waarom G’d de informatie die in de kroontjes boven de letters besloten ligt, niet in letters beschreef in de Toratekst zelf maar juist in de vorm van kroontjes aan ons doorgaf en het daarbij liet?!
Waarom moesten we generaties lang wachten totdat deze informatie door Rabbi Akiwa aan ons zou worden geopenbaard?

Het antwoord luidt, dat Rabbi Akiwa in deze midrasj symbool staat voor alle Geleerden, die in latere generaties (tot op de dag van vandaag) chiddoesjiem, novellen aan de Tora zouden ontlenen.
De Openbaring op de Sinaï was eenmalig maar G’d ‘bouwde’ in de Tora dynamische elementen (de kroontjes) in, die de statische tekst verbond met de altijd stromende Bron van inspiratie. Mosje wilde weten hoe deze dynamiek in de komende geslachten zou functioneren.
Rabbi Akiwa was in staat de ene praktijkbeslissing (halacha) na de ander te deduceren uit in de Tora-tekst besloten indicaties (de vorm van de kroontjes). Mosje vatte deze dynamiek in eerste instantie niet. Hij werd pas gerustgesteld toen hem duidelijk werd, dat Rabbi Akiwa alles ontleende aan de impliciete G’ddelijke inspiratie, die besloten lag in de kroontjes en die de basis vormde van iedere halacha, die Rabbi Akiwa onderwees, dezelfde inspiratie, die ook Mosje deelachtig was geworden (‘Dit is een lering, die op Sinaï aan Mosje Rabbenoe werd geopenbaard’).

Niettemin werd de ‘geheimtaal van de kroontjes’, die fungeerde als basis en geheugensteun voor hele clusters halachot, pas weer geopenbaard door Rabbi Akiwa. Rabbi Akiwa was hiermee ongeveer 1500 jaar na de Openbaring in staat – gesteund door inspiratie van Boven – alle halachot, die eens aan Mosje Rabbenoe werden geopenbaard en binnen het Joodse volk voortleefden als mondelinge traditie, weer te relateren aan de Schriftelijke tekst van de Tora.

Op deze wijze verenigde Rabbi Akiwa weer de ‘twee Tora’s’, die beide in dezelfde oorsprong deelden. Deze haast bovenmenselijke activiteit kwam sinds ‘Sinaï’ binnen het bereik van aardse stervelingen. Mosje wilde weten hoe deze hermeneutische, uitleggende en zinzoekende activiteit zou plaatsvinden, hoe men in de komende generaties de ware bedoeling van de Tora-wetgever uit de statische tekst zou deduceren.

En toen werd hem duidelijk, dat de Tora functioneerde als medium tussen de levenspraktijk en de intentie van G’d. De functie van de Tora was er pas na interpretatie. En bij deze zoekende activiteit gaat het niet zozeer om de (individuele) beloning maar veeleer om de voltooiing van de wereld als universeel gegeven. De grootste Geleerden van iedere generatie worden in staat geacht aan de hand van de Tora steeds weer de onmisbare ‘link’ te leggen tussen de vragen uit de praktijk en de ware intentie van de Torawetgever.

Dit is G’ds wil geweest. G’d gaf ons een Tora met duidelijke gegevens waarvoor we niet zo veel moeite hoeven te doen. Maar er zijn ook grote delen van de Tora die pas aan ons geopenbaard worden door de zoekende en verdiepende activiteit van onze Geleerden en onszelf. In de Talmoed Jeroesjalmi (Pea 13a) staat een bekende uitspraak: “Alles wat een erkend Geleerde in de toekomst aan de Toratekst als chidoesj (nieuwe informatie) zal ontlenen, was al eerder aan Mosje op de berg Sinai geopenbaard”. Hoe kan deze `nieuwe’ informatie een `chidoesj’ worden genoemd?
Het antwoord luidt, dat Mosje deze Tora-informatie inderdaad reeds op de berg Sinai van G’d ontvangen had maar dat deze Tora-informatie pas veel later aan ons – door de zoektochten van onze Wijzen – zou worden geopenbaard.

G’d wilde dit zo. G’d wilde, dat het Joodse volk en haar Geleerden actief bezig zouden blijven met de Tora en heeft deze dynamiek ingebouwd in de vorm van de kroontjes, die als kroontjes nog geen duidelijke letters zijn in de Tora-tekst maar – als het ware als `antennes’ – wel aangeven, dat er nog veel meer Tora-informatie besloten ligt in de Tora dan met het blote oog waarneembaar is. Dit analyseren van de Tora-tekst en de noodzaak daartoe liggen besloten in de symboliek van de kroontjes.
Dit is wat G’d van ons verlangt. Dat wij intensief en zoekend bezig zijn met de Tora. Dat is onze levenstaak en voor de problemen van iedere generatie zijn antwoorden aanwezig. Ze moeten alleen gezocht worden…Dat is onze taak en tegelijkertijd ook onze beloning.

Dit staat eigenlijk al in de Spreuken van de Vaderen, Pirkee Avot (5:22). Ben Bag Bag zegt: “Verdiep je telkens en telkens weer in de Tora, want in haar ligt alles opgesloten en door haar leer je helder te kijken. Word oud en versleten met haar en wijk nooit van haar, want een betere levensregel bestaat niet”.
Hier is Rabbi Jochanan ben Bag Bag aan het woord (B.T. Kiddoesjien 10b). Verdiep je telkens en telkens weer in de Tora. Neem het grondig door en je zult erdoor verheven worden want elke keer zal je iets nieuws leren: draai het linksom en rechtsom om ieder facet van de Tora te leren (Rasjie).

In haar ligt alles opgesloten. Alle wereldse wijsheid ligt verborgen in de Tora (Rabbenoe Jona). Men kan alles wat men zoekt, vinden in de Tora (Rasjie, Bertinoro). Verwijzend naar de vorige Misjna waarschuwt Ben Bag Bag dat men na het trouwen de Tora niet mag verwaarlozen, wanneer men bezig is in het eigen levensonderhoud en dat van het gezin te voorzien. Dit gaat over de eerste veertig jaar van het leven (Tiferet Jisra’eel).
En door haar leer je helder te kijken. Door de Tora zal men de waarheid leren zien (Rambam). Dit gaat over de derde levensperiode van twintig jaar (tussen veertig en zestig jaar). Gedurende deze jaren heeft men wijsheid en begrip nodig om zijn kinderen te adviseren over het huwelijk, het zoeken van levensonderhoud en andere soortgelijke zaken. De Tora moet zijn leidraad en inspiratie vormen in al deze zaken (Tiferet Jisra’eel).
Word oud en versleten met haar. Zelfs op gevorderde leeftijd moet men zich bezig blijven houden met Tora leren (Rambam, Bertinoro). Dit gaat over de leeftijd tussen zestig en tachtig wanneer de fysieke krachten afnemen (Tiferet Jisra’eel).

Wijk nooit van haar. Noch bij dag, noch ’s avonds (Rasjie). Deze Misjna geldt als aanvulling op de vorige waarin een beperkt aantal jaren staat voor ieder onderdeel van Tora studie (vijf jaar voor Tenach, etc.). Dit laatste ziet alleen op het verwerven van basiskennis op elk van deze gebieden. Daarna wordt men geacht ieder facet van de Tora dieper te bestuderen en te herhalen tot het einde der dagen (Ja’avets). Ook gedurende de jaren tussen de tachtig en de honderd en daarna, en zelfs in de volgende wereld, zal men Tora leren (Tiferet Jisra’eel).

 

Reacties zijn gesloten.