In een overvolle Grote Sjoel van Brussel herdachten meer dan 1.100 mensen afgelopen maandagavond de slachtoffers van de aanslag op het Joods Museum in de Belgische hoofdstad.
De dienst werd geleid door opperrabbijn Guigui en voorgegaan werd door chazzan Muller, de vaste rabbijn en voorganger van de grote synagoge. Naast toespraken en Tehillim werd er Keel Malee Rachamim gezegd en Kaddisj. Als uiting van Godsvertrouwen werd door de aanwezigen gezamenlijk Sjema Jisra’eel gezegd, gelijk bij het Sjémot zeggen.
Onder de aanwezigen waren vice-premier Marc Reynders, twee ministers, N-VA-leider en burgemeester van Antwerpen Bart de Wever, de burgemeester van Brussel, twee bisschoppen en andere landelijke, regionale en stedelijke bestuurders.
Bij de aanslag op 25 mei kwamen een Israelisch echtpaar en een medewerker van het museum om het leven. Een vierde slachtoffer is in levensgevaar. Een uit Syrië teruggekeerde Jihadstrijder, met de gebruikte wapens nog in zijn bezit, is in Marseille gearresteerd voor de aanslag.
Voorafgaand aan de dienst vond een ontmoeting plaats met een delegatie van de Belgische regering en was er een herdenking voor het nog steeds voor technisch onderzoek gesloten Joods Museum. Op de straat werd een kaars aangestoken, Tehillim gezegd en een Jizkor gemaakt, gevolgd door Kaddisj. Bij deze gebeurtenissen waren ook NIK-voorzitter Jaap Hartog en secretaris Ruben Vis aanwezig.