(Bemidbar/Numeri 33:1 – 36:13)
MASA’EE (tochten):
• Een lange rij van plaatsen wordt opgenoemd waar de Bnee Jisra’eel hun kampen opslaan in de 40-jarige woestijntocht.
• Als ze het Land binnentrekken moeten ze alle bewoners verdrijven en de afgodsbeelden vernietigen. Zo niet, dan zullen ze ‘tot doorns in je vlees worden’.
• Aharon moet de berg Hor bestijgen, alwaar hij sterft.
• Nog eens wordt besproken hoe de verdeling van Het Land moet verlopen en ook worden de grenzen genoemd.
• De Levieten krijgen 48 eigen steden en grond eromheen. Alle Levietensteden zijn ook vluchtsteden maar zes ervan zijn de asielsteden waarin iemand die per ongeluk een moord gepleegd heeft, gratis kan wonen. Drie van de zes belangrijkste vluchtsteden liggen aan de ene en drie aan de andere kant van de Jordaan.
• Enkele stammen zien in dat, als de dochters van Tselofchod trouwen buiten de eigen stam, ze hun grondbezit mee zullen nemen naar die andere stam. Hasjeem stelt vast, dat de dochters binnen de eigen stam moeten trouwen. Hiermee eindigt het vierde boek van de Tora.
Mas’ee is de 43e parsja, bestaat uit 8 parsjiot, afdelingen (6 open en 2 gesloten), telt 132 pesoekiem, verzen, 1461 woorden, 5773 letters en is hiermee de 12 na langste parsja. Mas’ee bevat 2 geboden en 4 verboden.
VERDIEPING I: De grenzen van Erets Jisra’eel
Nog even actueel als toen zijn tegenwoordig de discussies over de grenzen van Israel.
34:1 e.v. Hasjeem zei tegen Mosje: ‘Beveel de Bnee Jisraeel (Bnee Jisraeel) en zeg hun: “Wanneer jullie in het land, Kena’an, aankomen, zullen dit de grenzen zijn van het land, dat jullie als erfgoed zal toevallen: jullie zuidkant loopt vanaf de Tsin woestijn langs Edom; de zuidgrens begint dus voor jullie bij het oostelijk uiteinde van de Zoutzee.
Het land Israël dat Hasjeem beloofde aan Avraham Avinoe heeft andere grenzen dan het land dat door Jehosjoe’a en de Bnee Jisra’eel veroverd werd (in 2488 na de Schepping). De kedoesja (heiligheid) van het land dat veroverd werd door Jehosjoe’a wordt kedoesja risjona (de eerste kedoesja) genoemd. Toen de Joden Erets Jisra’eel verlieten na de verwoesting van het eerste Beet Hamikdasj gingen zij in Babylonische ballingschap. Met Ezra Hasofeer keerden ze, na 70 jaar, terug en veroverden zij het land Israël weer. Maar nu waren de grenzen anders dan die van Avraham en Jehosjoe’a. De kedoesja (heiligheid) naar aanleiding van de terugkeer van de Bnee Jisra’eel (Joden) onder Ezra wordt kedoesja sjenia (tweede kedoesja) genoemd.
Volgend jaar (5775) is het Sjemita-jaar, het Sabbatical year, het zevende jaar waarin voor de vruchten van Israel heel speciale voorschriften gelden. Maar welke grens is tegenwoordig relevant voor Sjemita? In de Talmoed staan hierover verschillende meningen opgetekend.
Geografische identificatie
Zelfs wanneer we zouden weten welke mening we moeten volgen, bestaat er nog steeds het probleem hoe wij de namen van de steden uit Tenach met de tegenwoordige locatie kunnen verenigen. Voor kasjroet-organisaties is het erg belangrijk om op deze punten duidelijkheid te krijgen omdat ze precies moeten weten welke steden en landerijen buiten en welke binnen Erets Jisra’eel vallen.
De noordgrens van Israël (Erets Jisra’eel) ligt ergens in Libanon maar dat is niet zo relevant omdat er tegenwoordig geen Joden leven en ook geen import uit Libanon plaatsvindt. Onze Wijzen bepaalden dat de halachot (voorschriften) van Sjemita ook in Syrië van toepassing zijn omdat de Chagamiem bang waren dat Joden de verleiding niet zouden kunnen weerstaan om Erets Jisra’eel te verlaten om daar te gaan wonen en makkelijker te leven.
De westelijke grens is de Middellandse Zee. De oostelijke grens is het land Jordanië, de oostkant van de rivier de Jordaan (ever hajardeen). De vruchten die daar groeien hebben kedoesjat sjevi’iet, de gewijde status van de vruchten van het Sabbatical year.
De zuidelijke grens van Erets Jisra’eel ligt ergens in de Negev / Arava woestijn. Veel kasjroet-autoriteiten nemen aan dat produkten van Joodse landerijen van de noordelijke delen van de Arava woestijn geen kedoesjat sjevi’iet, geen gewijde status van de vruchten van het Sabbatical year kennen. Dit betekent dat groenten en fruit daar gewoon geplant, besproeid, geoogst en verkocht kunnen worden.
Rabbijn Eljasjiev is echter van mening dat de grens voor de wijding van de vruchten voor het Sjemita-jaar zuidelijker ligt en wel op de dertigste breedtegraad boven de steden Lotan en Ketoera maar onder Jaheel, dat mogelijk nog beschouwd wordt als Erets Jisra’eel.
VERDIEPING II: DE DOCHTERS VAN TSELOFCHOD (vervolg)
Aan het einde van het vierde Tora-boek Bemidbar (Numeri) staat een vervolg op de episode van de dochters van Tselofchod:
36:1 e.v. De familiehoofden van het geslacht van de afstammelingen van Gil’ad, de zoon van Machir, de zoon van Manasjee, van de geslachten van de afstammelingen van Joseef, kwamen naar Mosje en spraken: ‘Hasjeem (G’d) heeft mijnheer geboden om het land als erfgoed door middel van loting onder de Bnee Jisraeel te verdelen en verder is mijnheer door Hasjeem bevolen om het erfgoed, dat onze broer Tselofchad toekwam, aan zijn dochters te geven.
Stel nu dat zij trouwen met iemand uit een andere stam, dan zou hun erfgoed onttrokken worden aan het bezit van onze stamvaders en toegevoegd worden aan het erfgoed van de stam waartoe zij dan zouden gaan behoren; het zou worden afgenomen van dat wat door loting ons als erfgoed toegewezen was.
En als er dan voor de Bnee Jisraeel een Joweeljaar (jubeljaar) komt, zou hun erfgoed voor altijd worden toegevoegd aan het erfgoed van de stam waartoe ze dan zouden behoren en aan het erfgoed van de stam van onze stamvaders worden onttrokken.’
Op bevel van Hasjeem gaf Mosje toen de volgende opdracht: ‘De nakomelingen van Joseef spreken juist. Daarom heeft Hasjeem…het volgende bepaald: ze mogen trouwen met wie in hun ogen de beste is, mits het iemand is uit een familie van hun vaders stam. Want erfgoed van de Bnee Jisraeel kan niet van de ene stam overgaan op de andere…Erfgoed mag niet van de ene stam op de andere stam overgaan; iedereen van de stammen van de Bnee Jisraeel moet gehecht blijven aan zijn erfgoed.’
De dochters van Tselofchad deden exact zoals Hasjeem Mosje geboden had. Machla, Tirsa, Chogla, Milka en Noa trouwden met zoons van hun ooms”. Einde citaat en (bijna het) einde van het boek Numeri.
Bij de entree in Erets Jisraeel ging het nationaal belang overheersen boven het stambelang in de woestijn. De huwelijksbeperking tot de eigen stam van een vermogende vrouw verviel. Dit wordt o.a. op 15 Aw, de grote nationale feestdag, gevierd. Toch heeft dit erfrecht nog een staartje voor vandaag de dag.
Joods en niet-Joods erfrecht
Het Joodse erfrecht staat beschreven in Bemidbar, Numeri 27:8-11: “Wanneer iemand sterven zal terwijl hij geen zoon heeft, dan zult u zijn erfgoed doen overgaan op zijn dochter. En als hij geen dochter heeft, dan zult u zijn erfgoed geven aan zijn broers…Als er geen broers van zijn vader zijn, zult u zijn erfgoed geven aan zijn bloedverwant die hem van zijn familie het meest nabij is; en dit zal voor de kinderen Israëls zijn tot choekat misjpat – rechtsinstelling – zoals G’d Mosjé heeft geboden”.
Het erfrecht van de Tora houdt in dat de familie in onderstaande volgorde erft:
1. De zoons, waarbij de eerstgeborene een dubbel deel krijgt;
2. Hun afstammelingen;
3. De dochters;
4. Hun afstammelingen;
5. De vader;
6. De broers;
7. Hun afstammelingen;
8. De zusters;
9. Hun afstammelingen;
10. De grootvader;
11. De broers van de vader;
12. Hun afstammelingen;
13. De zusters van de vader;
14. Hun afstammelingen, etc.;
Het Joodse erfrecht is dus anders dan het Nederlandse erfrecht. Er zijn veel aspecten bij de verdeling van de nalatenschap die niet in strijd zijn met het Joodse recht.
Toch staan er in het seculiere erfrecht enkele, zeer belangrijke afwijkingen van het Joodse erfrecht die erflaters (ouders) en erfopvolgers (kinderen) in strijd laten handelen met de Tora-wet.
Deze afwijkingen luiden als volgt:
1. Wanneer er zoons en dochters zijn, erven de dochters niet.
3. Een tweede regel waarin het Joodse recht afwijkt van het civiele recht, is dat de man zijn vrouw wel erft, maar een vrouw haar man niet.
4. De eerstgeborene krijgt een dubbel deel in de erfboedel van de vader.
Omdat het Nederlandse erfrecht dwingend recht is en de boedel door een notaris niet anders dan naar het model van het Nederlandse recht verdeeld kan worden, dient een gewetensvolle ouder als erflater – naast de voogdij en andere zaken – ook zijn erfopvolging ‘kosjer’ te maken, als hij zijn echtgenoot of dochters evenveel wil nalaten als zijn zoons. De meeste mensen willen tegenwoordig, dat hun echtgenoot goed verzorgd achterblijft en de dochters evenveel krijgen als de zoons.
De Chagamiem (onze Wijzen) hebben ervoor gezorgd dat een moeder en dochters na het overlijden van de kostwinner goed verzorgd achterblijven.
Dit gaat als volgt. Gedurende het leven mag ieder mens vrij beschikken over zijn eigendom en mag men zijn vermogen schenken aan iedereen die men wil.
Pas na het overlijden is dit anders. Na de dood kan men niet meer beschikken over het vermogen. De Tora-wet neemt het bestuur over en het erfrecht schrijft voor wat er gebeuren moet met het vermogen van de overledene. Dit erfrecht van de Tora kan niet veranderd of aangetast worden door de Nederlandse wet of testamentaire beschikkingen. Elke afwijking die strijdig is met de Tora-wet is in principe ongeldig.
De erfopvolging kan men door tijdens het leven iets te schenken aan vrouw en dochters kasjeren. Dit gebeurt door het maken van een schenkingsakte tijdens het leven aan de echtgenoot of dochters. Vraag uw Rabbinaat om een akte om dit te regelen. Dat kan zelfs zonder tussenkomst van een notaris.
HALACHA: DE NEGEN DAGEN
Tussen Rosj Chodesj Av tot na Tisja BeAv eet men geen vlees en drinkt men geen wijn. Bij een feestmaaltijd ter gelegenheid van een Mitsva, zoals ter gelegenheid van een Briet Mila, een Pidjon Habeen of de afsluiting van een traktaat `lernen’ (bijv. Talmoed) mag men vlees eten en wijn drinken.
Behalve naaste familie mag men tot tien vrienden uitnodigen. Maar men nodigt alleen diegenen uit die men ook anders zou hebben uitgenodigd voor het feest. Dit alles mag zelfs tot de dag voor Tisja BeAv tot voor de middag.
Voor wat betreft de beker wijn bij de Havdala op Motsaee Sjabbat: wanneer er een kind aanwezig is dat het grootste deel van de beker kan leegdrinken, dan geeft men hem dat te drinken. En zo niet, dan mag degene die de Havdala uitspreekt het zelf opdrinken.
Men wast geen kleren gedurende deze negen dagen, zelfs geen kleren die men pas na de vastendag wil dragen. Men trekt ook gedurende deze negen dagen geen schone kleren aan en men spreidt ook geen schoon linnen uit, dat van tevoren gewassen is. Alleen ter ere van Sjabbat is het toegestaan linnen kleren te wassen, een schoon tafelkleed op tafel te leggen en om de handdoeken te verschonen. Men verschoont de lakens niet. Vuile luiers mag men wassen.
Men wast zich niet gedurende deze negen dagen, zelfs niet met koud water. Maar voor de gezondheid is het toegestaan, zelfs met warm water (Bron: Kitsoer NIK).