Parsja Devariem

(Devariem/Deuteronomium 1:1 – 3:22)

Sjabbat Chazon 3e perek

DEVARIEM (Woorden):

  • Mosje geeft standjes over het verleden en memoreert de overwinningen op de Emori en Chesjbon om het volk vertrouwen te geven voor de verovering. Het doel is G’ds wetten nakomen in het land.
  • Vijf weken voor Mosjé’s petira (overlijden) gaf G’d opdracht om het hele volk te verzamelen, alle details van de Tora nogmaals door te nemen en alle twijfelpunten op te lossen. Mosjé meende dat het juist was om zijn halachische verhandeling vooraf te doen gaan door harde woorden. Zonder Jirat Sjamajiem (G’dsvrees) zullen de geboden niet goed nagekomen worden.
  • Mosjé vertelt, dat hij niet meer in staat was om het volk alleen te leiden en dat hij de leiders van de stammen als rechters over het volk heeft aangesteld op G’ds bevel. Rechters moeten zich onderscheiden door Torakennis en andere kwaliteiten. Het is verboden om een rechter aan te stellen om de verkeerde redenen (rijkdom, charisma of relaties). Rechters moeten eerlijk en onpartijdig zijn en mogen de partijen niet vrezen. Mosjé bleef de hoogste autoriteit voor moeilijke zaken.
  • Het volk wordt aangespoord niet te vrezen voor de toekomst. Mosjé waarschuwt de blunders van de vorige generatie niet te herhalen. Zij huilden dat hun kinderen wezen zouden worden maar deze kinderen staan nu op het punt het Land binnen te gaan.
  • Mosjé vertelde ook van de tragische gevolgen van de pogingen om het land tegen G’ds wil binnen te trekken. Het werkt niet zonder G’ds hulp en het kan niet mis gaan met G’ds hulp.
  • Het volk ging naar het noorden en krijgt de opdracht om niet te vechten met het volk van Esau. Ze mochten alleen water en voedsel kopen voor op reis. Ook het land Moaw was een erfdeel voor de afstammelingen van Lot. Verder worden er verschillende volkeren genoemd in verschillende landen in de regio.
  • Achtendertig jaar had men door de woestijn getrokken totdat G’d gebood het land van Ammon en Moaw door te trekken zonder strijd. Maar Edom en Ammon/ Moaw zouden de strijd aanbinden. Sichon werd vrede aangeboden maar hij verwierp het. Zijn land werd veroverd. Og, koning van Basjan, werd ook veroverd.
  • Mosjé gaf deze landen aan Re’oeween, Gad en half Menasje. De overwinningen ten oosten van de Jordaan gaf weer moed.Mosjé herhaalt uiteindelijk instructies voor de twee en een halve stam: pas na verovering van Israël zullen ze terug mogen keren naar hun families en steden. Mosjé gaf opdracht aan Jehosjoe’a om niet bang te zijn aan de westkant van de Jordaan.

Devariem is de 44e parsja, bestaat uit 5 afdelingen (1 open en 4 gesloten), telt 105 pesoekiem, verzen, 1548 woorden, 5972 letters en is de 32 na langste parsja. Bevat 2 verboden.

VERDIEPING I: MOABIETEN

2:8 e.v. “Wij lieten onze broeders, afstammelingen van Esau, die in Seïr wonen, achter ons en verlieten de weg die van Elat en Etsjon-Geber door de Arava gaat, en trokken we de andere kant op naar de woestijn van Moav. Toen zei Hasjeem tegen mij: ‘Wees niet vijandig tegen de Moabieten en daag hen niet uit, want Ik geef je niets van hun land; ik heb Ar aan de kinderen van Lot als erfgoed gegeven.’

Waarom heeft Hasjeem zoveel op met het volk van Moav? En waarom wordt er enkele weken geleden een hele parsja vernoemd naar Balak, de zoon van Tsippor, koning van Moav (Bemidbar/Numeri 22:2–25:9)?

Balak was uit op de totale vernietiging van het Joodse volk, zij het op een verbale manier. Hij huurde Bileam in om het Joodse volk te vervloeken. Kennelijk had Balak iets wat niet zo duidelijk wordt bij oppervlakkige lezing van de Tora. Balak had namelijk `de Masjieach in zijn genen’.

Inleiding:

De Joodse Masjie’ach kent een heel andere geschiedenis dan andere: G’ds wegen zijn ondoorgrondelijk. De ballingschap van het Joodse volk was begonnen met de verkoop van Joseef naar Egypte. Maar voordat het Goles (ballingschap) zou beginnen, wilde G’d het licht van de bevrijding scheppen. Jehoeda en Tamar kregen Perets, de voorvader van de Davidische dynastie. Daar zou uiteindelijk de Masji’ach uit voortkomen.

De voorgeschiedenis van de Davidische dynastie moest weinig eervol zijn. De vereniging van Jehoeda en Tamar verdiende niet de schoonheidsprijs. Koning David stamde af van de Moabitische Ruth. Koning Salomon werd geboren uit Batsjeva. Door hun nederige oorsprong regeerden de Joodse koningen in bescheidenheid en onderdanigheid aan Hasjeem.

De geschiedenis van de Masjieach is moeilijk te begrijpen. Maar dit zijn G’ds wegen. Het lijkt duisternis. Maar alleen G’d kan licht scheppen uit duisternis.

Balak, Moav, Roet en Boaz

In de Zohar staat, dat de nesjama (ziel) van de Masjieach huist in een Hemels gewelf, dat `kan tsippor’ heet, het vogelnest. De parsja (de Tora-afdeling) over het wegzenden van een moedervogel alvorens de kuikens of de eieren te nemen, wordt ook in dit licht uitgelegd.

Rabbi Chaim ibn Attar, de Or Hachaim hakadosj, bespreekt dit thema ook in het kader van de twee vogeloffers, die de melaatse moet brengen bij zijn reiniging, en wijst op de overeenkomst met de twee Meshiechiem, de twee Messiassen, de Masjieach ben Joseef en de Masjieach ben David.

In de Talmoed (B.T. Sota 47a) staat dat in de verdienste van de 42 offers die Balak gebracht heeft bij zijn pogingen tot vloeken met Bileam, hij de voorvader werd van Roet. Rabbi Jose ben Choni stelt, dat Roet de dochter was van koning Eglon van Moav, die op zijn beurt weer de zoon was van koning Balak. Roet was dus een kleindochter van Balak.

Balak, koning van Moav, heet de zoon van Tsippor (vogel), hetgeen duidt op een verband met de Masjieach. Balak probeert de openbaring van het Messiaanse te voorkomen door de vernietiging van het Joodse volk. De zoon van Tsippor is volgens de Kabbalisten in getallenwaarde hetzelfde als Masjieach, zoon van David (434).

Balak vreest het Joodse volk `ki rav hoe’ – omdat het talrijk is. Rav bestaat uit de letters R en B. De R is de eerste letter van Roet en de B is de eerste letter van Boaz. Volgens de berekening van de Chatam Sofeer trouwden Roet en Boaz in de nacht van de 17e tammoez: hij was toen 80 jaar en zij 40. De volgende dag was Boaz gestorven. Maar in die nacht werd Oveed geconcipieerd, de vader van Jisjai en grootvader van koning David.

Ook de regering van Balak de zoon van Tsippor was `ba’eet hahie’. Ba’eet is in getallenwaarde 472 hetgeen weer in verband staat met de 17e tammoez (ook 472 in getallenwaarde).

In het boek Roet staan 85 verzen, pesoekiem. Toen Balak gezanten stuurde naar Bileam om het Joodse volk te vervloeken, stuurde hij hen `petora’, hetgeen wij op eenvoudig niveau vertalen als `naar Petor’. Maar bij nadere analyse bestaat het woord `petora’ uit de letters pee en hee (p en h) die samen het getal 85 vormen. De rest van de letters van `petora’ vormt de naam Roet. Reeds hier staat iets over de 85 verzen van het boek Roet aangeduid.

Waarom de Masjieach via de genen van een rasja (kwaadwillend mens) als Balak moet lopen? Kabbalisten beantwoorden deze vraag met de stelling, dat de nesjama (ziel) van de Masjieach verborgen moet blijven zodat hij zo min mogelijk wordt aangetast en aangevallen door de anti-Messiaanse krachten.

De eerste vonk van de Masjiach werd precies in Sedom opgewekt. De twee dochters van Lot worden gezien als de eerste `buitenbronnen’ van de Messiaanse lijn (B.T. Jevamot 77a).

De verbintenis van Jehoeda en Tamar werd ontsierd door het verbod te trouwen met een schoondochter (Tamar was een schoondochter van Jehoeda).

Ook de verbintenis tussen Boaz en Roet verdiende niet de schoonheidsprijs. Het liep via de dorsvloer op een manier, die zo op het eerste oog geen toonbeeld van tsenioet (ingetogenheid) was en iedereen meende foutief, dat Boaz nooit met een Moabitische vrouw had mogen trouwen.

Ook over het huwelijk tussen David en Batshewa, waaruit koning Salomo (Sjelomo) voortkwam, die weer met de Ammonitische Na´ama huwde, is veel discussie.

Rabbi Joseef Karo, de auteur van de Sjoelchan Aroech (1488-1575), schrijft in zijn werk Magied Mesjariem, dat alleen via deze voor ons duistere sluipwegen de Masjieach de `sitra achra’ (de krachten van het kwaad) aan kan en kan weerstaan. Ook andere wonderlijke episoden uit de Joodse geschiedenis, waar verboden zaken een hoofdrol lijken te spelen, kunnen zo beter begrepen worden.

Maimonides stelt, dat in de woorden van Bileam ook Messiaanse voorspellingen verborgen liggen, zoals “Ik zie hem maar niet nu, ik neem hem waar maar niet van dichtbij”: “Ik zie hem maar niet nu”, slaat op koning David en “ik neem hem waar maar niet dichtbij” slaat op de Melech Hamasjieach, de Messiaanse koning (hilchot Melachiem hoofdstuk 11). 

VERDIEPING II: EN AMMONIETEN

2: 18 e.v. ‘Nu trek je bij Ar langs het gebied van Moav. Je komt dan in de buurt van de Ammonieten. Wees niet vijandig tegenover hen en daag hen niet uit want van het land van de Ammonieten geef ik jullie niets; ik heb het aan de kinderen van Lot als erfgoed gegeven.’

Een kleine aanleiding zoeken voor pogroms

Driehonderd jaar later stuurde (vgl. Richteren 11:12 e.v) de richter Jiftach gezanten naar de koning van de Ammonieten met de vraag wat hem bezielde om het Joodse volk op eigen grondgebied aan te vallen. De koning van Ammon antwoordde Jiftach, dat dat kwam omdat de Bnee Jisraeel (de Israëlieten), toen ze wegtrokken uit Egypte, land van de Ammonieten veroverd hadden en wel het hele gebied vanaf de Arnon tot aan de Jabbok en de Jordaan. De koning van Ammon wilde dat acuut en zonder slag of stoot terug hebben.

Jiftachs antwoord was duidelijk. De koning van Ammon deed aan geschiedsvervalsing: “We hebben nooit land van de Moabieten of de Ammonieten afgenomen! Zo is het echter wel gegaan: toen de Bnee Jisraeel Egypte verlieten, stuurden ze gezanten naar de koning van Edom met het verzoek of ze door zijn land mochten trekken en aan de koning van Moav werd hetzelfde verzoek voorgelegd, maar ook hij willigde het niet in. Vervolgens stuurden de Bnee Jisraeel gezanten naar Chesjbon, naar koning Sichon van de Emorieten. Ze verzochten of ze via zijn grondgebied naar hun eigen land mochten trekken. Sichon vertrouwde de Bnee Jisraeel echter niet, verzamelde een groot leger en viel Israël aan. Sichon werd met zijn hele leger door Israël met G’ds hulp verslagen en het Joodse volk nam het hele gebied van de Emorieten in bezit: het hele gebied van de Arnon tot aan de Jabbok en van de woestijn tot aan de Jordaan”. Einde citaat (Jiftach versloeg de Ammonieten uiteindelijk met een verpletterende nederlaag).

Wat was er gebeurd? Veel eerder – lang voordat de Bnee Jisraeel langs kwamen en om doortocht vroegen – had Sichon dit hele gebied op de Ammonieten veroverd. Driehonderd jaar nadat de Joden van Sichon niet door “zijn” land mochten trekken had de koning van de Ammonieten nog claims jegens de Bnee Jisraeel.

De Ammonieten worden door verschillende verklaarders als voorbeeld gebracht van een typische antisemitische manier van denken. Men zoekt een klein probleempje bij de Bnee Jisraeel en daar worden de meest gruwelijke beschuldigingen, pogroms en decreten aan verbonden.

Reacties zijn gesloten.