SJOFTIEM (rechters):
• Rechtvaardigheid moet steeds betracht worden.
• Afgodendienaren moeten worden onderworpen aan een grondig onderzoek met twee of drie getuigen.
• G’d kiest een koning voor je uit; hij moet bescheiden zijn in materiele zaken en hij moet een Tora-rol schrijven die hij altijd bij zich draagt.
• De priesters krijgen geen erfelijk bezit. Maar zij hebben recht op landbouwproducten.
• Luister niet naar waarzeggers van welke aard dan ook. G’d zal ware profeten zenden om het volk te leiden en geeft aan hoe valse profeten herkend kunnen worden.
• Er worden vluchtsteden ingesteld voor degenen, die per ongeluk een medemens gedood hebben. Dit om aan de bloedwreker te ontkomen. Een moordenaar moet bestraft worden.
• Als twee mensen een valse getuigenis afleggen, dan ondergaan zij het lot dat zij in petto hadden voor hun slachtoffer.
• Als er een oorlog ophanden is, dan moet een priester het volk moed inspreken: G’d is met jullie. Wie niet aan de strijd zullen deelnemen zijn zij die pas een huis gebouwd hebben, een wijngaard geplant, een huwelijksbelofte hebben gedaan, en zij die bang zijn. Als men de vijand nadert moet men eerst vrede aanbieden.
• Vruchtbomen mogen niet geveld worden in een oorlog.
• Als er dode wordt gevonden in het open veld, dan moeten de oudsten van de dichtstbijzijnde stad een kalf een dodelijke nekslag toedienen, hun handen erboven in onschuld wassen en verklaren dat zij niet schuldig waren aan de dood van deze mens.
Sjoftiem is de 48e parsja, bestaat uit 18 afdelingen (3 open en 15 gesloten), telt 97 pesoekiem, verzen, 1523 woorden, 5590 letters en is de 36 na langste parsja, bevat 14 ge- en 27 verboden.
VERDIEPING
Het taalgebruik van de Tora is vaak vaag omdat het tegelijkertijd op vele niveaus spreekt: ”Rechters en politie zult u voor u aanstellen in al uw poorten…zij zullen het volk berechten met rechtvaardige rechtspraak”(16:18).
Op het hoogste niveau gaat het over moesar, zedelijkheid en moraliteit. Deze pasoek (vers) spreekt over de hoge verwachtingen, die wij aan ieder mens stellen.
Moesar-werken beginnen met de vraag waarom de zinsnede `Rechters en politie zult u voor u aanstellen’ in het enkelvoud staat hoewel het een gemeenschapsplicht is om een rechterlijke en politiemacht in te stellen.De bekende kabbalist Rav Chaim Vital stelt, dat deze pasoek ook tot iedereen als individu spreekt daar wij vele poorten in ons lichaam hebben. De zintuigen worden in het spraakgebruik van de Tora ook poorten genoemd. Er is een poort (opening, zintuig) voor het zien, een voor het horen, een voor de reuk, een voor de tast en een om te praten.
Over al deze `poorten’ moet de mens `rechters’ aanstellen om te bezien of hij goed omgaat met zijn zintuigen. Vaak zijn deze `poorten’ namelijk de opening tot zonde. Dit staat ook in de Zohar, het kabbalistische hoofdwerk: “Het menselijk hoofd heeft zeven `poorten’, twee ogen, twee oren, twee neusgaten en een mond”.
Bij alles wat we zien moeten we nagaan of dit het wel is wat Hasjeem van ons wil wat we zien en hoe we het zien. Net zoals er lasjon hara – een kwade tong – bestaat, bestaat er een slechte manier van kijken naar de dingen. Op eenvoudig niveau betekent dit het bekende vraagstuk van `half vol of half leeg’. Zien we alleen de negatieve kanten van ons bestaan en onze omgeving of hebben we ook oog voor het positieve. Denk ik: “Wat ben ik gezegend door Hasjeem want ik heb dit en dat” of denk ik: “Wat een ellende want ik heb dat en dat niet”.
Positief kijken
Positief kijken is een gevolg van of de oorzaak van positief denken. Laatst moest ik een `achterflap’ voor de achterkant van een boek schrijven over een bepaald persoon, die beschreven werd in die biografie. Je kan iets kritisch schrijven maar het kan ook positief. En ik meende wat ik schreef. Waarop focus je? Ik deed dit als volgt: “Niemand die mijnheer X heeft ontmoet, zal hem ooit meer vergeten. Hij is de Ghandi van het Jodendom met zijn vredelievendheid, de rust en geïnspireerde bedachtzaamheid, die hij puur door zijn aanwezigheid verspreidt. De liefde en integriteit, die deze man uitstraalt, zijn slechts de uiterlijke kenmerken van een diepe innerlijke beschaving, een ongekende liefde voor zijn medemensen, een enorme levenswijsheid, een brede blik, uitgebreide kennis en inzichtelijke ervaring door alles wat hij in zijn leven heeft meegemaakt”.
Dat noem ik positief kijken naar andere mensen. En dat is een absolute mitswe! Over kijken gesproken: sommige dingen mag je niet eens bekijken van de halacha (de Joodse wet) bijvoorbeeld zaken, die tot huwelijkse ontrouw leiden en andere dingen moet je niet eens willen bekijken omdat je er alleen maar onnodig angstig of depressief van wordt. Dit laatste heeft niet alleen een negatieve invloed op je leven als geheel maar kan ook je Jodendom ontzettend negatief beinvloeden.
Positief luisteren
Positief luisteren is misschien nog belangrijker. We weten allemaal wat voor een invloed negatieve praatjes over andere mensen kunnen hebben. Als er over iemand ‘Lasjon hara’ (kwaadsprekerij) wordt gesproken, moet men zijn oren dichtstoppen omdat het een desastreuze invloed heeft. ‘Lasjon hara’ wordt zelfs door de Tora vaak verboden. Pesten (op school of elders) trouwens ook. Pesten is overigens meestal een nevengevolg van kwaadsprekerij.
De Chafeetz Chaïm (1838-1933) heeft eenendertig ge- en verboden uit de Tora geïnventariseerd, die men overtreedt wanneer men naar ‘Lasjon hara’ luistert en/of het spreekt. Het aantal overtredingen van de geboden hangt af van de omstandigheden, maar men overtreedt in ieder geval vele mitswot.
Een ieder die deze lijst leest zal begrijpen dat weigeren mee te doen aan of luisteren naar ‘Lasjon hara’ niet alleen ‘zomaar’ een goede daad is, maar zelfs een van de meest belangrijke geboden uit de Tora.
Ik geef wat voorbeelden:
“Pas op dat je de Eeuwige je G-d niet vergeet” (Dewariem 8:11).
Dit is het verbod op verwaandheid en arrogantie. Iemand die een ander belachelijk maakt wordt meestal gedreven door een gevoel van meerderwaardigheid. Als hij zich bewust zou zijn van zijn eigen fouten dan zou hij zeker een ander niet bespotten. De Talmoed stelt arrogantie gelijk aan afgoderij. Ingebeelde, arrogante personen herleven niet bij de opstanding van de doden (Techijat hametiem). De zwaarte van de overtreding neemt toe wanneer de spreker zijn eigendunk laat stijgen door een ander af te kraken. Onze Wijzen zeggen (T.J. Chagiga 2:1) dat zo’n persoon geen deel heeft in de komende wereld.
“Wreek je niet op je volksgenoten en koester geen wrok tegen ze” (Wajikra 19:18)
Indien je om een bepaalde reden kwaad bent op iemand en als wraak spreek je over deze persoon lasjon hara, dan overtreed je deze twee verboden. Bovendien heb je dan ook nog lasjon hara gesproken.
Voor het herinneren van het voorgevallene maak je je schuldig aan “wrok”. Voor het belasteren van de persoon maak je je schuldig aan “wraak”, Je bent verplicht het gehele voorval te vergeten.
Nog een voorbeeld:
“Je zult een meerderheid niet volgen wanneer zij slecht doen “ (Sjemot 23:2).
Wanneer je je aansluit bij een groep om lasjon hara te horen of te spreken, overtreed je dit verbod.
“Je zal niet doen zoals Korach en zijn aanhang deden“ (Bemidbar 17:5).
Dit verbod betekent, dat we niet op een meningsverschil moeten blijven terugkomen (dus geen oude koeien uit de sloot halen). Als je door lasjon hara een geschil laat voortduren, overtreed je dit verbod.
“De een zal de ander niet benadelen” (Wajikra 25:17)
Dit vers verbiedt ons alles te zeggen, dat een ander beledigt of kwaad maakt (T.B. Baba Metzia 58b). Enige voorbeelden kunnen zijn:
(1) Iemand herinneren aan zijn vroegere fouten;
(2) Iemand beledigen vanwege zijn familie;
(3) Iemand belachelijk maken vanwege zijn gebrek aan kennis van Tora;
(4) Iemand beledigen vanwege zijn lage sociale status;
(5) Iemand vragen te antwoorden op een zekere vraag, wanneer je weet dat hij die vraag niet KAN beantwoorden.
Als je lasjon hara vertelt in het bijzijn van het slachtoffer, ben je niet alleen schuldig aan lasjon hara maar ook aan overtreding van het verbod anderen te beschamen.
“Je zal je naaste terechtwijzen en geen zonde op je laden vanwege hem” (Wajikra 19:17).
Dit vers verbiedt ons anderen te beschamen, zelfs wanneer je iemand privé terecht wijst (T.B. Erechin 16b). Terechtwijzingen moeten met tact worden gebracht, zodat ze iemand niet beschamen.
Als je iemand in het openbaar beschaamt, dan bega je zo’n grote overtreding dat je daardoor je deel aan de toekomstige wereld verliest (T.B. Baba Metsia 59a; bron Lashon Hara van Rabbi Zelig Pliskin).