De eersten zullen de eersten zijn

‘Op Rosj Hasjana trekken alle schepselen voorbij aan G’d om te worden beoordeeld als Bnee Maron (Talmoed Rosj Hasjana 17a).

De Talmoed geeft drie verschillende verklaringen van het begrip Bnee Maron.

  • Volgens de eerste mening duidt het op ‘soldaten, die ieder apart werden geteld voor ze in het leger van Koning David werden opgenomen’.
  • Een tweede mening luidt dat Bnee Maron betekent:’Mensen die lopen over een nauw, hooggelegen bergpad boven een ravijn’.
  • Volgens de derde mening zijn Bnee Maron als schapen die bij de ingang van de schaapskooi komen staan, waar ze een voor een worden weggevoerd om te worden geslacht.

Rabbijn mr drs. Raphael Evers, rabbijn van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap

JCC sjoel Amsterdam www Jamim Noraim parochet 2013De Maharasja (Rabbi Sjemoe’eel Eliëzer Edels, 16e eeuw) legt uit dat – zoals wel vaker in aggada (verhalende onderdelen van de Talmoed) – deze drie meningen elkaar niet uitsluiten maar elk hun licht werpen op een ander aspect van het besproken onderwerp. Hier gelden de drie verklaringen elk voor één van de drie groepen mensen die op Rosj Hasjana op hun daden worden beoordeeld:

‘Er worden op Rosj Hasjana drie boeken geopend: één voor de mensen die door en door slecht zijn, één voor de tsaddikiem (de goeden) en één voor de mensen met gemiddelde verdienste. De tsaddikiem worden direct ingeschreven voor het leven, de slechten komen er minder goed vanaf en de ‘gemiddelden’ krijgen tot Jom Kippoer om tesjoeva te doen’ (Talmoed Rosj Hasjana 16b).

 

De Maharsja bedoelt dat de mening die luidt dat de Bnee Maron lijken op de soldaten van het leger van Koning David van toepassing is op de tsaddikiem, want Koning David liet alleen tsaddikiem toe in de rangen van zijn leger.

De interpretatie dat Bnee Maron duidt op mensen zoals zij over een nauw en gevaarlijk bergpad wandelen, geldt voor de mensen met gemiddelde verdienste.

De mening, tenslotte, dat Bnee Maron zijn als schapen die worden geteld voor de slacht verwijst naar de resja’iem, de slechten.

 

02-0050Rabbi Jitschak Blazer (19e eeuw, Rusland) vraagt zich af waarom de Talmoed zegt dat de mensheid op Rosj Hasjana één voor één als individuen worden berecht. G’d, die niet aan tijd is gebonden, is toch zeker wel in staat om ons ineens te berechten?

De Talmoed zegt echter elders (Rosj Hasjana 8b) dat als een ‘gewone’ Jisra’eel en een koning beiden op een proces wachten, de koning voorrang heeft. Dit komt, aldus de Talmoed, omdat G’d de koning een gunstige beschikking toewenst. Zou het gewone volk eerst komen, dan zouden de vele overtredingen wel eens een voor de rechtspraak ongunstig klimaat hebben kunnen veroorzaakt voordat de koning werd voorgeleid.

Als er een ‘negatief klimaat’ in de Hemel is ontstaan is er een kleinere kans dat de koning een gunstige uitspraak krijgt. Daarom zegt de Talmoed dat G’d in Zijn goedheid de koning eerst laat berechten.

Rav Blazer verbindt deze beeldspraak met de ideeën die hierboven zijn beschreven. De tsaddikiem worden het eerst berecht –zij worden het eerst ‘binnengelaten’- om te zorgen dat zij de gunstigste uitspraak krijgen. De resja’iem komen als laatste zodat zij het volle pond krijgen van de G’ddelijke ergernis die zich in de tussentijd heeft opgebouwd, en de ‘gemiddelden’ komen ergens tussenin.

Rav Blazer zegt dat dit laatste zeer redelijk is: G’d behandelt mensen altijd op de manier zoals mensen Hem behandelen. De tsaddikiem zijn de eersten die Hem opzoeken tijdens hun spirituele voorbereidingen op Rosj Hasjana: lang vóór het begin van Tisjri –tijdens de hele maand Elloel- zijn zij al bezig hun daden na te lopen en hun leven te beteren. Omdat zij als eerste ‘naar voren kwamen’ worden zij ook eerder berecht en zijn hun kansen het grootst op een positieve en goede beschikking. De resja’iem, die al helemaal de moeite niet nemen om toenadering tot G’d te zoeken, krijgen hun trekken thuis: als allerlaatsten. Zij met een ‘gemiddelde’ verdienste worden berecht op een moment afhankelijk van de moeite die zij hebben gedaan om dichter bij G’d te komen.

 

Synagoge Arnhem in wit gedekt, voor Jom KippoerDichter bij G’d komen is zelfs mogelijk met één kleine handeling: een klein beetje meer Tora-leren, een enkel gemeend gebed, één daad van menslievendheid. Al deze dingen kunnen iemand dichter brengen bij dat niveau van de tsaddikiem en zo een goed jaar voor zichzelf te bezegelen. Niets is zinloos en elke poging geeft resultaat.

 

Mogen wij het allemaal verdienen om in het boek van de tsaddikiem te worden ingeschreven en wij allen gezegend mogen worden met een goed en zoet nieuwjaar.

Reacties zijn gesloten.