Parsja Toldot 5775

(BEREESJIET/GENESIS 25:19-28:10) 
TOLEDOT (letterlijk: geslachten). Twintig jaar blijft Rivka kinderloos. Hasjeem zegt haar dat ze een tweeling draagt. Hun wegen zullen ver uiteen gaan. Bij de bevalling blijkt de jongste de hiel van de eerstgeborene vast te houden, reden waarom hij Ja’akov (hielelichter) genoemd wordt. De oudste heet Esau. Deze wordt jager. Ja’akov is een tentbewoner.
Op een dag komt Esau moe en hongerig van de jacht. Ja’akov wil hem soep geven als hij zijn eerstgeboorterecht verkoopt. Esau denkt dat hij toch spoedig sterft en staat het eerstgeboorterecht af. Jitschak zegt in Gerar, dat Rivka zijn zuster is. Jitschak wordt erg rijk. De koning van Gerar verzoekt hem het land te verlaten.
Jitschak graaft de putten uit die zijn vader eerder had gegraven. Als Jitschak zijn einde voelt naderen, roept hij Esau om hem de eerstgeboren-zegen te geven. Rivka draagt Ja’akov op zijn vader een gerecht te bereiden om de zegen in ontvangst te nemen. Ja’akov is nog niet weg met de beracha of Esau komt binnen. Jitschak schrikt geweldig, maar handhaaft toch de zegen voor Ja’akov.
Rivka hoort dat Esau zijn broer wil doden en stuurt Ja’akov naar Lawan om uit de familie een vrouw te zoeken.

Toldot telt 106 pesoekiem, verzen, 1432 woorden en 5426 letters. Geen mitsvot, geboden.

VERDIEPING I: VOOROORDELEN EN KWAADSPREKERIJ
Onlangs werd er een onderzoek gedaan onder Amsterdamse scholieren, dat weer eens een duidelijk vooroordeel tegen Joden aan de dag legde. Joden zijn volgens Amsterdamse scholieren rijk en gierig. Het is ongelofelijk, dat deze oude waanideeën over Joden nog steeds bestaan.
Het is allemaal een gevolg van negatieve beeldvorming, dat weer gevoed wordt door kwaadsprekerij. `Heb uw naaste lief gelijk uzelf’ (dat uit de Tora stamt, Leviticus 19:18) is nog niet geïncorporeerd in het Nederlands erfgoed – hoewel lagere overheden de verzoening hoog van de toren blazen.
Niemand wil beroddeld en besproken worden in negatieve zin. Tegen het Joodse volk werd en wordt doorlopend gehetzt en geroddeld. Joden worden van de meest waanzinnige complotten beticht en van de meest gruwelijke en slechte eigenschappen beschuldigd.

Deze jaloezie wordt deze week al beschreven in de Tora: `Jitschak had kudden kleinvee en runderen en een grote stoet dienaren, zodat de Filistijnen jaloers op hem werden’ (26:14). Koning Avimelech van de Filistijnen stuurt Jitschak en zijn gezin daarop weg.

Minstens even moeilijk te verteren vind ik de haat van Esau tegen Ja’akov en de foute beeldvorming over Ja’akov (naar wie zelfs veel niet-Joodse Nederlanders vernoemd zijn). Veel mensen vinden Ja’akov maar een bedriegelijke oplichter terwijl naar mijn mening juist Esau fout bezig is.

Wat was er gebeurd? Op een dag komt Esau moe en hongerig van de jacht terwijl Ja’akov linzensoep kookt. Ja’akov realiseert zich dat Esau, die `de jagerskunst verstond, een man van het veld’ (25:27), niet echt in aanmerking komt om het Jodendom van hun vader Jitschak en grootvader Avraham voort te zetten.
Het eerstgeboorterecht was toen ook het recht om het geloof voort te zetten. Dit is te vergelijken met de status van de koheen (Cohen) tegenwoordig, die als enige gerechtigd is de dienst in de Tempel uit te voeren.

Ja’akov wil hem soep geven als hij zijn eerstgeboorterecht verkoopt. Esau denkt dat hij toch spoedig sterft en verkoopt het eerstgeboorterecht en –zegen voor veel geld. Het bord linzensoep vormt de maaltijd na het sluiten van een `businessdeal’. Esau en Ja’akov waren toen 13 jaar oud.

Wat de meeste mensen ernstig stoort was de verkleedpartij: Ja’akov verkleedt zich als Esau. Ja’akov was toen 63! Het lijkt alsof hij de zegen van vader Jitschak steelt. Maar de oppervlakkige lezer vergeet twee dingen:
1. Een zegen kun je niet stelen. Als een zegen per ongeluk bij het verkeerde adres belandt, sorteert deze geen effect. Uiteindelijk komt alle zegen van G’d. G’d prikt door deze verkleedpartij heen. De blinde vader Jitschak kan bedrogen worden maar G’d niet.
2. Ja’akov had die eerstgeborenzegen al vijftig jaar eerder gekocht van Esau. Was hier misbruik van omstandigheden? Nee, want de Tora verklaart duidelijk: `Esau had minachting voor het eerstgeboorterecht’ (25:34). Esau had er geen enkele behoefte aan en verkocht het zonder blikken of blozen. Maar dat was iedereen al weer vergeten. Esau was dus eigenlijk oneerlijk bezig en niet Ja’akov!

Was Ja’akov er op uit de zegen te stelen van Jitschak? Nee want de beracha was al van hem. Waarom diende dan die verkleedpartij? Jitschak wist niets van die verkoop vijftig jaar eerder. Esau kon hem dat niet vertellen want dan zou hij volledig in ongenade vallen bij zijn vrome vader. Als Jitschak zou weten, dat Esau niets om het eerstgeboorterecht gaf en de daaraan verbonden religieuze rechten en plichten, zou hij ernstig teleurgesteld zijn in Esau.
Ook Ja’akov hield zijn mond. Hij wilde zijn vader niet teleurstellen met zo een zoon als Esau die leefde voor de jacht en hij wilde niet degene zijn die zijn broer Esau beschaamd zou zetten. Om niemand te shockeren of te beschamen moest Ja’akov zich wel verkleden…

ACHTERGRONDEN VAN CHANOEKA
Het is binnenkort weer Chanoeka, waar veel over te vertellen valt, zowel qua achtergrond als in de halacha. Wij worden geacht een licht voor de volkeren te zijn. Is dat niet wat te veel gevraagd? Nee, onze Chagamiem (Wijzen) stelden: “Aansteken is de mitsva”. Hiermee geven zij ons een hint van wat er van ons verwacht wordt.
Het aansteken is de hoofdzaak, zegt de Talmoed. De Tora heeft natuurlijk zelf het G’ddelijke potentieel om overal geaccepteerd te worden. Maar wat er van ons verlangd wordt, is dat wij hiermee een begin maken, ondanks alle obstakels. Het aansteken is onze plicht, de rest mogen wij over laten aan de krachtige G’ddelijke boodschap van de Tora.
Zeven Armen
De zeven armen van de Tempel-Menora staan tegenover de zeven Scheppingsdagen. Wij leven in een driedimensionale wereld. Ons universum kent drie dimensies: lengte, breedte en hoogte. Omdat iedere dimensie twee richtingen heeft, kent onze fysieke wereld zes ‘richtingen’: boven, beneden, links, rechts, voor en achter. Daarom werd de wereld ook in zes dagen geschapen. Sjabbat verenigt alle krachten van onze driedimensionale wereld. Het getal zeven symboliseert de perfectie van de aardse Schepping. De wereld was gereed na zeven dagen. Door op de zevende dag te rusten, gaf G’d een centraal doel aan de Schepping en al ons aardse streven. De zes armen, die voortkomen uit de centrale stang van de Tempel-Menora, symboliseren deze eenheid en geven zo inhoud aan ons geloof: we zien de krachten van het universum niet als niet gerelateerde, losstaande eenheden maar als alle voortkomend uit de Eenheid, die de wereld zijn samenhang verleent: de eenheid van G’d. Dit was ook de oorlogskreet van de Maccabeeën: “Wie is als U onder de machten, o G’d”. Het woord makkabi werd gevormd naar de Hebreeuwse beginletters van deze zin: “Mi chamocha baEliem Hasjeem?”.

Afgoderij is verdeeldheid
De klassieke afgoderij kende voor alle aardse fenomenen een afzonderlijke god. Zo was er een god van de wijsheid, één voor de liefde, een andere voor de schoonheid – ieder gebeuren had zo zijn eigen god. Wij Joden zien alles echter gerelateerd aan de oorspronkelijke Eenheid der dingen. Voor ons geldt, dat ‘verafgoding’ van een macht of kracht (de Mammon, macht, economie, schoonheid, kracht, bodybuilding etc.) los van zijn oorsprong werkelijk afgoderij is. De ‘Kulturkampf’ met de Hellenisten, die de Joden probeerden over te halen tot veelgodendom, was, kort maar krachtig samengevat, de strijd tegen de Eenheidsgedachte, die de Menora uitstraalde. Daarom kreeg het opnieuw aansteken van de Menora in de Tempel, na de ontwijding door de Grieks-gezinde Syriërs, extra aandacht.

 

Reacties zijn gesloten.