Het geweten in Joods perspectief

Rabbijn mr drs. R. Evers, rabbijn van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap

De centrale rol van het geweten is in één oneliner te schetsen. Religie is de ultieme vorm van onzekerheid. G’d is de enige werkelijke realiteit, terwijl wij slechts pionnen lijken. Helaas is in de geschiedenis bijzonder veel misbruik gemaakt van religie. Toch is de Tora als moreel kompas onmisbaar. Wat verstaat de Joodse traditie onder geweten?

Een seculiere definitie van het geweten luidt: geweten is het vermogen om voorafgaand aan of na een handeling die te beoordelen vanuit het perspectief van goed en kwaad (Iersel en Baarda, Werelden apart? Sdu Uitgevers Den Haag, 1997).

Verschilt dit van de Joodse opvatting? Hoe verhoudt het Joodse geweten zich tot de wet? Bestaat er een spanningsveld tussen voorschrift en geweten of ligt het in elkaars verlengde? Als de Tora richtinggevend en bepalend is, welke betekenis heeft ons geweten dan? Spelen de goede en kwade neigingen nog een rol? Is het vraagstuk van de vrije keus in dit verband relevant?

Met Avraham doet het Jodendom zijn intrede in de wereldgeschiedenis. Hitler noemde het Jodendom het geweten van de wereld. Dit was voldoende reden om te proberen het Jodendom uit te roeien.

Wanneer wij het hebben over het geweten, schiet mij altijd de klassieke vraag te binnen: “Waar was G’d in Auschwitz?”. Mijn leraar en aangetrouwde oom, opperrabbijn A. Schuster van Amsterdam z.ts.l., stelde dan altijd de wedervraag: “Waar was de mens in Auschwitz?”.

Het geweten in Joods perspectief

De meeste mensen ervaren het geweten als een innerlijke stem. Deze innerlijke stem beoordeelt alles wat wij doen en vormt een richtsnoer voor ons handelen. Maar wat is de oorsprong van die innerlijke stem? Lang geleden werd aangenomen dat deze innerlijke stem aangeboren is. Maar een andere opvatting is ook mogelijk. Goed voorbeeld, overtuiging, controle en straf zijn externe invloeden die ons motiveren goed gedrag te genereren. Het geweten is de stem van het goede in de menselijke geest, dat door een leerproces wordt geïnternaliseerd. De simpele volksvoorstellingen beelden het geweten af als een engeltje dat op onze schouder zit en ons af en toe in het oor fluistert.

Belangrijk instrument

Het geweten is in de opvoeding een belangrijk instrument omdat het negatieve oprispingen en driftmatige neigingen beheerst en in toom houdt. Anderen omschrijven het geweten als een ethische norm voor een praktische situatie. Deze ethische norm kan aangeleerd zijn of aangeboren. Het Jodendom ziet het geweten als een door G’d gegeven intern kompas. Het is een zacht stemmetje dat gecultiveerd en versterkt moet worden.

Men gaat er nogal snel vanuit dat iedereen wel weet wat goed en kwaad is en dat er sprake is van een natuurlijke moraliteit in de mens. Filosofen hebben veel nadruk gelegd op de historische en culturele context van het geweten. Moderne stromingen bekijken het geweten nogal sceptisch. Een beroep op geweten wordt vaak als opportunistisch ervaren of blijkt te subjectivistisch.

Kleine en grote strijd

Rabbi Chajjiem Luzzatto (1707‑1746) stelt in zijn Mesillat Jesjariem, dat ‘G’d ieder mens in een soort oorlogssituatie plaatst omdat alles in deze wereld, goed en kwaad, een beproeving voor de mens vormt. Rijkdom, armoede, voorspoed en lijden bepalen de contouren van het slagveld. Wanneer hij juist weet om te gaan met alle situaties, wordt hij een ‘Adam Sjaleem’ ‑ een perfect mens’.

Rabbi Bachja ibn Pakoeda (elfde eeuw) verhaalt in zijn Chowot haLewawot van een man die soldaten op weg terug van het slagveld begroet. Hij sprak hen toe, dat zij ‘van een kleine schermutseling terugkeerden naar de grote oorlog: de eeuwige strijd van de mens tegen zijn lagere driften, menselijke zwakheden en immorele neigingen’. Het is deze strijd die koning David bezongen heeft in zijn psalmen.

Latent bewustzijn activeren

Iedereen weet dat het geweten een belangrijke rol speelt in vele intermenselijke situaties. In het maatschappelijke verkeer en in menig politiek debat wordt een beroep gedaan op het geweten, of het nu gaat om het milieu, doping in de sport, invloed van de media, geneeskunde, commerciële praktijken, biotechnologie of politiek. Het kwade in de mens heeft een enorme emotionele impact. Vandaar dat het goede in een soort dialectische spanning met het kwade leeft en sterk emotioneel gekleurd is.

Het Jodendom stelt dat een lagere vorm van geweten aangeleerd wordt in het socialisatieproces, maar dat het ingebed kan worden in een hogere vorm van bewustzijn, die de mens van Boven meegekregen heeft.

De opdracht van de mens is dit latente bewustzijn actief en dominant te maken. In dit opzicht lijkt het enigszins op kennis. De mens heeft een aantal logische structuren  met de geboorte meegekregen – de mens is dus geen tabula rasa. Deze structuren moeten alleen in de praktijk van deze wereld geactiveerd, gecultiveerd en gerealiseerd worden. Het menselijke ideaal is bereikt wanneer het aangeboren en aangeleerde geweten parallel loopt met de Hemelse reflectie van het geweten.

Wie is de natuurlijke bondgenoot van de mens?

Antoninus, de Romeinse keizer, vroeg eens aan rabbi Jehoeda Hanasi: ‘Vanaf welk moment heerst de slechte neiging over de mens? Vanaf het moment van de vorming van de mens in de buik of vanaf het moment dat hij geboren wordt?’ Rabbi Jehoeda antwoordde dat de slechte neiging al aanwezig is vanaf het moment dat de foetus in de baarmoeder een menselijke vorm krijgt.

Antoninus was het niet met hem eens: “Als dat zo is, zou hij zijn moeder een schop geven en de buik verlaten. Men moet zeggen dat de kwade neiging in de mens treedt vanaf het moment dat hij geboren wordt.” Rabbi Jehoeda gaf Antoninus gelijk en leerde dat hiervoor inderdaad een bewijs te vinden is in de pasoek (Genesis 4:7): ‘Bij de ingang loert de zonde’ (B.T. Sanhedrien 91b). De kwade neiging is van begin af aan in de mens aanwezig maar kan gecultiveerd of tegengewerkt worden. Zo noemt Rava (B.T. Soeka 52b) de kwade neiging in eerste instantie een voorbijganger.

Wanneer men er veel aandacht aan besteedt, wordt de kwade neiging een gast, en uiteindelijk de baas, in het leven van de mens. Gewenning aan kwade praktijken leidt tot verslaving. Rav Assi zei dat de kwade neiging ‘in eerste instantie op een draad van een spinnenweb lijkt maar uiteindelijk is hij zo sterk als de leidsels van een wagen (vgl. Jeremia 11:17; B.T Soeka 52b).

Rabbi Sjimon ben Lakiesj zei dat de Satan (hinderaar) `identiek is aan de aardse neiging en hetzelfde is als de doodsengel’ (B.T. Bava Batra 16a). De aardse neiging verleidt de mens tot moreel onrecht, waarna hij hem aanklaagt in de Hemel, om uiteindelijk als doodsengel naar beneden gestuurd te worden.

In ieder geval leidt te veel hechting aan het aardse tot (spirituele) destructie. Goed en kwaad zijn continu in gevecht met elkaar in het binnenste van de mens. Goed zonder kwaad en kwaad zonder goed bestaan niet in deze wereld.

Verborgen strijd

Geweten heet in het Hebreeuws `matspoen’ wat `het verborgene’ betekent. Onder de oppervlakte van de huid wordt doorlopend strijd geleverd tussen goed en kwaad, vaak zonder dat de mens zich hiervan bewust is. Uit de spanning tussen goed en kwaad ontspruiten gewetensvolle ingevingen.

Het enige waar de mens werkelijk vrij in is, is de keuze tussen goed en kwaad. Het geweten is dus het centrale aandachtspunt in ieder menselijk leven. ‘Hoeveel goeds heb ik kunnen realiseren in mijn leven en hoeveel kwaads heb ik kunnen sublimeren tot iets positiefs’ vormt de centrale levensvraag bij ieder individu.

Interne spanning

De kwade neiging is ook kwaadaardig tegenover het goede in de mens zelf. Rabbi Jehosjoe’a ben Levi zegt dat het normaliter zo is dat wanneer iemand twee of drie jaar samenwoont in een omgeving met een ander, men vriendschappelijke contacten heeft aangeknoopt. Maar de slechte neiging groeit met de mens mee tot in zijn ouderdom en blijft nog op hoge leeftijd actief.

Door steeds toe te geven aan de aardse neiging versterkt men zijn invloed door gewenning. Volgens de Talmoed is het mogelijk om de aardse verdorvenheid in de persoon te onderdrukken. Hoewel Rabbi Jitschak stelt, dat de slechte neiging elke dag nieuwe impulsen krijgt en elke dag probeert de mens tot (zelf)vernietigende overtredingen te brengen, is dit nu juist de uitdaging in het leven op deze aardse wereld: het bedwingen en sublimeren van de aardse neiging.

Combinatie van goed en slecht

De mens is een unieke combinatie van goed en slecht. Wanneer wij – ondanks alle weerstand – kiezen voor het goede, is dat een beloning waard in de vorm van nabijheid en benadering van het G’ddelijke. Een ziel in de hemel heeft geen verleidingen en hoeft ook niet voor het goede te vechten. Hier op aarde staat de mens doorlopend bloot aan verleidingen en gelegenheden om zijn niveau te verlagen en zichzelf te degraderen.

In Avot van Rabbi Natan (hfst. 16) staat dat de kwade neiging dertien jaar ouder is dan de goede neiging. Langzamerhand ontwikkelt zich een gewetensfunctie en vanaf de kerkelijke meerderjarigheid (dertien jaar bij een jongen en twaalf jaar bij een meisje) probeert die steeds meer weerstand te bieden aan de aardse impulsen die de mens vanuit zijn jeugd gewend is te volgen.

De kracht van het goede

Ook gaat de Talmoed in op de verschillende manieren waarop de invloed van de goede neiging en het geweten versterkt kunnen worden. Rabbi Levi bar Chama zegt in naam van rabbi Sjimon ben Lakiesj dat men de goede neiging meer energie geeft door zich kwaad te maken over het morele verval. Indien dat niet helpt, moet men zich bezig houden met de Tora. Bezig zijn met G’ds Tora verzwakt de kwade neiging. Indien hiermee de kwade aandrift wordt overwonnen is het doel bereikt. Maar als dit niet lukt, zegt men Sjema – de verklaring van de Eenheid van het Opperwezen. Als ook de kracht van Sjema geen effect sorteert, wendt men het memento mori aan: herinner u de dag van uw dood, omdat dit over het algemeen de aardse neiging tot bedaren brengt. Intellectuele inspanning, zoals Torastudie, koelt de warme passie van de lage driften in de mens af.

De enige werkelijke `held’ in het Jodendom is degene die zijn aardse neiging beheerst (Pirkee Avot 4). Intellectuele Tora-inspanning dooft het vuur van de passie. Tevens geeft de Tora duidelijke richtlijnen waar de kompasfunctie van het geweten nogal eens faalt.

Krachtbron

Toch heeft ook de kwade aandrift een geweldige power. Rav Sjmoe’eel bar Nachman (4e eeuw) zei: “De uitspraak: ‘En zie het was goed’ bij de Schepping slaat op de goede neiging maar de uitdrukking: ‘Zie het was heel goed’ (Genesis 1:31), dat is de kwade neiging.” Is de kwade neiging dan heel goed? In sommige opzichten wel! Zonder materiële `drives’ zouden mensen geen huis bouwen, niet huwen, geen kinderen krijgen en geen handel drijven. Want de wereld ‘is gebaseerd op jaloezie, lust en eerzucht’.

Als men de aardse neiging kan ombuigen tot iets positiefs heeft men er een enorme krachtbron bij. Als de aardse neiging zijn ‘krachtcentrale’ ten dienste stelt van het goede in de mens, ontstaat een metamorfose: een nieuw – en beter – mens. Dit zijn veelal gave mensen, tsadikiem, die niets slechts in de wereld kunnen zien of brengen.

De aardse neiging geslecht

Het Messiaanse toekomstperspectief is voor de kwade aandrift niet positief. Rabbi Jehoeda, de zoon van rabbi Elai (4e eeuw), zei dat in de toekomst G’d de kwade neiging zal slachten voor de heiligen en voor de slechte mensen.

Voor de heiligen leek de kwade neiging altijd een onoverkomelijke `hoge berg’ en voor slechte mensen als een haartje zo licht. Beide partijen zullen huilen bij de uiteindelijke afrekening met de kwade neiging.

De Tsadikiem zullen zeggen: “Hoe konden wij deze moeilijke horde ooit nemen en deze hoge berg bedwingen?!” De verdorvenen zullen huilen en zeggen: “Hoe konden wij dit kleine haartje niet onderdrukken?”.

Vandaag de dag wordt het geweten als een kritische innerlijke stem ervaren. Het wijst ons op onze fouten.

Subjectief en emotioneel

De norm is tegenwoordig subjectief en emotioneel. Het geweten is nu veel meer een emotie dan een intellectuele uitdaging. Is de stem van het geweten een reflectie van ons diepste innerlijk of is het een stem die ons herinnert aan externe normen, vanuit een G’ddelijke opdracht, vanuit onze opvoeding of vanuit de natuur? Wanneer het geweten gedegradeerd is tot een emotie is dat tevens in de discussie een dooddoener. We kunnen er niet verder over praten, omdat het gevoel nu eenmaal de uiteindelijke maat der dingen is waaraan alles wordt afgemeten.

De goede neiging in het Jodendom is wellicht het geweten. Het is dat vonkje G’ddelijkheid in de mens dat hem zijn unieke karakter geeft en verheft boven het dier, dat vooral zijn instinct lijkt te volgen. Het G’ddelijke in de mens moet ontwikkeld en ingekleurd worden in interactie met concrete situaties. Dat geschiedt voornamelijk door studie en verinnerlijking van de Tora.

Tegenstelling

De goede neiging is in alles het tegengestelde van de kwade neiging. De goede neiging komt later aan bod. Het heeft een veel zachtere stem maar heeft desondanks veel invloed op de richting van het menselijk handelen. Uiteindelijk gaat het in dit leven om de keuze tussen goed en kwaad. Deze wereld is de arena waar onze standvastigheid in deze keuze wordt getest.

Geweten is bundeling van al het goede

De Joodse definitie van het geweten is het G’ddelijke in de mens, zijn nesjama – spirituele ziel. In de hersenen zit er ongetwijfeld ergens een `gewetenscentrum’ waar al die geestelijke energie contact krijgt met het lichaam en via ons lichaam met de aardse realiteit. De gewetensinhoud is goedheid, rechtvaardigheid, liefde en barmhartigheid. Het G’ddelijke in de mens is geen verlengstuk van onze persoonlijke idealen. Het G’ddelijke in de mens is ook geen ‘geborgenheid’. Ons geweten, ons G’ddelijke element, is de beste tegenspeler in ons leven. Het leven kent niet alleen positieve maar ook negatieve kanten. Het is niet alles rozengeur en maneschijn of romantische idealen.

Religieuze liefde is hechting aan het G’ddelijke in de wereld. Dat betekent niet altijd een sympathieke keuze in de ogen van onze (seculiere) medemens. Het geweten heeft een tegenspeler nodig om ons leven diepte en zin te geven. Daarom is er in de Talmoed zoveel aandacht voor de kwade neiging in de mens. Door precies te weten hoe wij op het slechte in ons moeten reageren, kunnen wij spiritueel groeien. Door verdrijving of sublimatie van het kwade wordt de mens automatisch `gevuld en gevoed’ door het goede.

Hogere waarheid

Sinds de werken van de filosoof Immanuel Kant weten we dat we uitspraken over het G’ddelijke in de mens niet als gewone waarheden kunnen controleren, verifiëren of falsifiëren. Het G’ddelijke ontstijgt wetenschappelijke waarneming. Het G’ddelijke in de mens eist dat hij op het scherpst van de snede zijn verstand, hart, en ziel inzet voor positieve doelen. Ook het intellectuele aspect in het geweten is uitermate sterk. We moeten dat verheven denken durven gebruiken in de dagelijkse praktijk. Dan zal de wereld er al snel beter uitzien.

Maar uiteindelijk is de menselijke geest te beperkt en te labiel om een onfeilbaar, duidelijk moreel oordeel te vellen tussen goed en kwaad. Dat is de functie van de Tora: het stellen van eeuwige waarden en normen. Zelfs met deze Hemelse richtlijnen en Tora-instructies zijn de keuzes al moeilijk genoeg…

 

Reacties zijn gesloten.