Chanoeka, Kerstmis, Divali, … de verhouding Kerk – Staat is een goed exportproduct

Vorige week stond er een vergelijking van religieuze feesten in de krant. Welke feesten zijn cadeautjes-, eet- of lichtjesfeesten? Kerstmis, Divali, Chanoeka…? Volgens de krant, die Chanoeka afbeeldde met een 9-armige kandelaar, is Chanoeka in ieder geval een cadeautjesfeest maar geen lichtjesfeest. Raar natuurlijk. Maar verder weinig relevant zolang we die lichtjes thuis voor ons raam maar gedurende acht dagen aan kunnen steken als het donker wordt. Want moet de buitenwereld precies weten waar onze feesten voor staan, wat we wel mogen eten en wat niet, hoe laat sjabbat begint of wat de betekenis van Jom Kipoer is? Het hoeft niet. Maar het mag wel!

Mensen, de samenleving, en de overheid die daaraan minstens de noodzakelijke ordening wil geven, ze hebben de neiging om eenvormigheid na te streven. ‘Ah, dus met Kerstmis geef je cadeautjes en met Chanoeka ook.’ We hebben de natuurlijke neiging om verschillen te signaleren en vervolgens ze over één kam te willen scheren of onder één noemer te willen plaatsen; categoriseren. Zoals een scholier het storend vindt wanneer er op een grammaticaregel uitzonderingen zijn. ‘Uitzonderingen, kunnen ze niet opgeheven worden?’ Een begrijpelijke verzuchting van de blokkende scholier maar als het om religie gaat zó niet passend in een maatschappij die sterk en snel individualiseert.

Voor de samenleving is iedere dag een kaarsje meer aansteken op Chanoeka een uiting van Joodse folklore.

Voor de samenleving is iedere dag een kaarsje meer aansteken op Chanoeka een uiting van Joodse folklore. Zoals onze voorouders ooit in servetten gewikkelde matses aan hun niet-Joodse buren brachten. (Doet iemand het nog?) Het heeft ertoe geleid dat er in Nederland meer niet-Joden matses eten dan Joden. Dat geeft niet. Het is slechts een feitelijke constatering verklaard. In wezen is de chanoekia aansteken een uiting van onze religie; een voorschrift dat natuurlijk vele malen sfeervoller is dan een uur wachten tussen vlees eten en zuivel consumeren, maar dat in wezen niet anders is, namelijk een religieuze manifestatie.

Naar inhoud én naar vorm zijn religies in Nederland onderling verschillend. En dat vinden we niet erg en ook niet vreemd.

Religieuze manifestaties zijn ook terug te vinden op twee plaatsen die de gemiddelde Nederlander niet meer vaak tegenkomt of tegen wil komen. Om op die plekken in de samenleving de helpende hand te bieden zijn echter ook daar geestelijke verzorgers nodig. Ik doel op de diensten Geestelijke Verzorging voor gedetineerden of militairen. Er zijn evenveel teams Geestelijke Verzorging als er religies zijn, en ze bieden allemaal dezelfde diensten. Ja, het gaat allemaal om zingeving, plaats geven aan het transcendente, maar de hoe-vraag wordt toch wel sterk variërend beantwoord. Naar inhoud én naar vorm zijn religies in Nederland onderling verschillend. En dat vinden we niet erg en ook niet vreemd.

Nederland kent niet één religie. Terecht. Ieder heeft recht op z’n eigen geloof (of ongeloof). De wet zegt niet voor niets dat kerkgenootschappen vrij zijn om binnen wettelijke grenzen inhoud aan hun religie te geven, ook hun wijze van inrichten is vrij. Inhoud en vorm zijn dus vrij en onderling verschillend als het om religie in georganiseerd verband gaat. Dat is de basis voor de vrijheid van religie en de scheiding van Kerk en Staat. In de westerse wereld is vrijheid van religie een sterk recht. Er wordt aan getornd. We weten het. De strijd om de sjechita staat scherp op ons netvlies.

Maar uit die strijd blijkt ook dat de religievrijheid niet hetzelfde is als de vrijheid van meningsuiting; en dat onder de vrijheid van meningsuiting ook de vrijheid van religie valt en als zelfstandig recht dus uit de wet kan worden gegumd. Religie is meer dan een mening.

Als het om religie gaat heeft Nederland een bijzonder Kerk en Staat-bestel. Een typisch Nederlands bestel ook, dat juist goed kan werken in een seculariserende maatschappij.

Als het om religie gaat heeft Nederland een bijzonder Kerk en Staat-bestel. Een typisch Nederlands bestel ook, dat juist goed kan werken in een seculariserende maatschappij. Gekoppeld aan de vrijheid van religie en het gelijkheidsbeginsel kent Nederland een scheiding van Kerk en Staat. In sommige Europese landen heeft een bepaalde religie de positie van staatskerk. Door de secularisering worstelt men daar nu met dat beginsel.

In Nederland betekent scheiding van Kerk en Staat dat de Staat geen voorkeur heeft voor welke Kerk dan ook; de overheid behandelt iedere religie gelijkwaardig en aan iedere religie wordt zijn eigen inrichting overgelaten.
Toen vorige week gevierd werd dat er honderd jaar geestelijke verzorging bestaat voor de krijgsmacht, stelden vertegenwoordigers van overheid en zes religieuze stromingen vast dat het Nederlandse scheiding van Kerk en Staat-systeem een goed exportproduct zou kunnen zijn. We leven in een wereld waar secularisatie toeneemt. Een wereld die worstelt met overblijfselen van religie. Tegelijkertijd zien we iets verderop, in het Midden-Oosten, maar niet alleen daar, dat steeds meer conflicten een religieuze achtergrond hebben. In dat perspectief is de wijze waarop in Nederland de scheiding van Kerk en Staat al eeuwenlang is geregeld een minstens zo serieus te overwegen exportproduct als militaire vredesmissies en klassieke ontwikkelingshulp.

 

Ruben Vis

[Eerder gepubliceerd in Nieuw Israëlietisch Weekblad, 5 december 2014]

Reacties zijn gesloten.