Jodendom sluit buitenaards leven niet uit

Het onderzoek naar buitenaards leven, dat juist in de laatste vijf decennia zo actueel is geworden met de intrede van de ruimtevaart, werd reeds in de Middeleeuwen door joodse filosofen besproken. Rabbi Chasdai Crescas, een Joodse geleerde uit de 13e eeuw maakte al duidelijk dat het Jodendom het bestaan van buitenaards leven niet uitsluit. 

 

Rabbijn mr. drs. R. Evers, rabbijn van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap

new_horizonsTerwijl de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons het hemellichaam Pluto in zicht krijgt, staan wij, aardse stervelingen, perplex van onze eigen nietigheid ten opzichte van het immense heelal. Toch gaat het jodendom ervan uit, dat het heelal geschapen werd voor de mens.

De bekende Amerikaanse rabbijn Aryeh Kaplan (1934-1983) heeft hierover een belangwekkend artikel geschreven, dat ik kort samenvat.

In de Talmoed Berachot (32b) wordt berekend dat er 1,0634 x 10 tot de macht 18 sterren bestaan, die alle eens de mens ten dienste zullen staan.

Nuchtere denkers zullen zich direct afvragen hoe het mogelijk is, dat de nietige mens op de minuscule planeet Aarde het centrum van het universum kan zijn? Reeds de Psalmist stelt zich deze vraag in Psalm 8

Wanneer ik Uw hemelen aanschouw, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren die U gevestigd heeft. Wat is de mens dat U hem bedenkt? Toch heeft U hem weinig minder gemaakt dan de engelen!

Het is logisch dat omvang en kwantiteit voor een oneindige G’d betekenisloos zijn. Het staat buiten kijf dat het menselijk brein veel complexer is en veel meer informatie bevat dan het totale dode universum. Dat een bijna oneindig heelal geschapen zou zijn voor het wonder ‘mens’ is dus nog wel voor te stellen. De vraag is alleen waarom dit noodzakelijk was.

Maimonides (1140 – 1205) en ook het mystieke werk Zohar stellen dat men vanuit de omvang van het universum enig besef kan krijgen van G’ds grootheid. Maar als we spreken over de mogelijkheid van leven op andere planeten, krijgt de vraag van de omvang van het heelal een geheel andere dimensie. Het onderzoek naar buitenaards leven, dat juist in de laatste 5 decennia zo actueel is geworden met de intrede van de ruimtevaart, werd reeds in de Middeleeuwen door joodse filosofen besproken. Bestaat er leven op een andere planeet?

Rabbi Chasdai Crescas stelde reeds in de dertiende eeuw, dat de joodse theologie buitenaards leven niet uitsluit. Hij citeert een Talmoedische uitspraak, dat “G’d door 18 000 werelden” waart. Deze uitspraak is echter geen sluitend bewijs voor fysiek buitenaards leven. Het kan zijn dat de Talmoed over een bijna oneindig aantal geestelijke werelden spreekt.

Zijn leerling Rabbi Joseef Albo (14e eeuw) gaat hiertegen in. Omdat het heelal voor de mens werd geschapen mogen we aannemen, dat er geen andere schepsels met een vrije wil bestaan. Buitenaardse wezens hebben geen zelfstandige betekenis noch kunnen zij de mens dienen, zoals de dieren en planten op onze aardbol. In de visie van Rabbi Albo zouden deze wezens totaal overbodig zijn.

Tussen beide extreme meningen ligt de gematigde visie van Sefer haBriet (15e eeuw), die van mening is, dat buitenaards leven bestaat, maar dat deze wezens geen vrije wil hebben. De 18 000 werelden zijn volgens hem bewoonde, materiële werelden.

In Richteren (5:23) lijkt dit inderdaad aangeduid te worden. In het lied van Debora zegt de profetes: “Vervloekt is Meroz … Vervloekt zijn zijn inwoners.” In Talmoed Moëd Katan 16a wordt gesteld, dat Meroz een ster is. ‘Zijn inwoners’ duidt op het bestaan van buitenaards leven. Sefer haBriet voegt hier echter aan toe, dat wij niet moeten verwachten, dat deze wezens op aardse wezens lijken. Zij kunnen wel intelligent zijn maar hebben zeker geen morele keuzevrijheid. De vrije wil is een unieke eigenschap van de mens, aan wie exclusief de Tora met alle ge- en verboden werd gegeven.

De opvatting van Sefer haBriet, dat er vormen van leven op andere planeten bestaan, wordt ondersteund door Midrasj en Zohar. Maar alle bronnen lijken eenduidig te stellen, dat slechts de mens morele verantwoordelijkheid kent.

De hoofdvraag blijft: welk nut hebben al deze schepselen en werelden? De Kabbala geeft hierop als antwoord, dat iedere Tsaddiek (heilige) een eigen ster krijgt toegewezen, een eigen wereld, waarin hij zijn spirituele capaciteiten onbelemmerd zal kunnen ontplooien. Onze Wijzen voorzagen dat een overbevolkte aarde te weinig ruimte zou bieden voor alle Tsaddiekiem. Het vervoersprobleem ziet de Talmoed opgelost worden aan de hand van Jesaja (40:31): “Zij zullen optrekken met vleugels als adelaars”, waarop in traktaat Sanhedrien 92b gesteld wordt, dat Tsaddiekiem vleugels zullen krijgen om de aarde te ontstijgen.

In bedekte en symbolische termen lijken de klassieke joodse bronnen ruimtevaart te voorspellen. Vluchten door het heelal vormen de prelude voor de tijd van de Masjie’ach (Messias).

Reacties zijn gesloten.