VAJEESJEV (en hij woonde)
- Ja’akovs meest geliefde zoon, Joseef, krijgt van hem een fraai, kleurig gewaad.
- Joseef vertelt zijn broers van zijn dromen: de ene waarin de graanschoven van de broers buigen voor de zijne, de andere waarin de zon, de maan en de sterren voor hem buigen.
- De broers krijgen een hekel aan hem en als Ja’akov hem erop uit stuurt om naar de welstand van de elders weidende broers te informeren, besluiten ze hem te doden. Op voorspraak van Re’oeween werpen ze hem echter in een droge put.
- Jehoeda stelt voor hem aan een juist langskomende karavaan te verkopen. Het gewaad dopen de broeders in het bloed van een geitenbokje en laten het door een gezant aan Ja’akov brengen. Deze veronderstelt dat Joseef door een dier verscheurd is. Hij is ontroostbaar.
- In Egypte wordt Joseef verkocht aan Potifar, de overste van de lijfwacht.
- Hoofdstuk 38 onderbreekt het verhaal van Joseef voor de geschiedenis van Jehoeda, zijn zonen en Tamar, de vrouw van zijn eerstgeborene. Zij wordt weduwe van de oudste zoon van Jehoeda. Volgens de regels van het zwagerhuwelijk trouwt ze met de tweede zoon, die echter zijn zaad verspilt om zwangerschap te voorkomen. Ook hij sterft. Tamar ziet dat Jehoeda haar zijn derde zoon niet geeft en besluit nakomelingschap te verwerven via Jehoeda. Dat lukt via een truc. Zij wordt één van de voormoeders van koning David.
- Weer terug naar Joseef: hij verwerft de gunst van zijn meester en zijn meesteres wil hem verleiden. Hij weigert. Door deze belediging beschuldigt zij hem valselijk, zodat hij in de gevangenis wordt geworpen. Ook daar klimt hij op. Hij duidt de dromen van de wijnschenker en de bakker van Fara’o juist. Na zijn vrijlating vergeet de schenker een goed woordje voor Joseef te doen bij Fara’o.
Vajeesjev is de negende parsja. Vajeesjev telt 4 kleine afdelingen, waarvan 3 open, petoechot en 1 gesloten, setoema, 112 pesoekiem, verzen, 1558 woorden, 5972 letters en is hiermee de 24e na langste parsja.
VERDIEPING I: Machloukes en discussie: rolmodel voor democratie
Rabbi Joseef Ariel brengt een interessante anecdote. Op het Berlijnse congres van 1878 klaagde Otto Von Bismarck, de Duitse kanselier, tegen Benjamin D’Israeli, de premier van Engeland, over zijn parlement. Hij ergerde zich aan het feit dat over al zijn voorstellen gestemd moest worden. Von Bismarck wilde zijn parlement de mond snoeren, maar D’Israeli antwoordde hem dat hij er totaal anders tegenaan keek. Hij zou zelfs bereid zijn om zijn parlementsleden te betalen om met hem in discussie te gaan. Alleen door een oprechte en kritische discussie zou de waarheid naar boven komen.
Von Bismarck stond verstomd. Von Bismarck vroeg aan D’Israeli waar hij deze wijsheid vandaan had. D’Israeli antwoordde dat hij dat uit de Tora had. In zijn Joodse opvoeding had hij geleerd dat de Misjna en Talmoed vol meningsverschillen staan: “Ik ben opgevoed met liefde voor vruchtbare meningsverschillen”. Machloukes kan positief zijn.
Rabbi Jechiel Epstein (19e eeuw), de schrijver van Aroch Hasjoelchan, is van mening dat juist de vele meningsverschillen in de Talmoed haar een bijzondere uitstraling geven. Het is te vergelijken met een orkest. De vele verschillende geluiden produceren een rijkdom aan klanken: ”Dit is nu juist de schittering van onze heilige Tora. De hele Tora heet een lied. Een mooi lied bestaat uit zeer verschillende geluiden. Degenen, die in de zee van de Talmoed zwemmen, leren de verschillen waarderen”.
Weerstand is altijd belangrijk. Het is niet goed om alleen maar één mening te horen. De waarheid is een groot goed. Bovendien zijn er gebieden waar er nooit werkelijk sprake is van waar of onwaar. Alles is daar even juist en waardevol.
De Talmoed (B.T. Berachot 34a) vertelt dat Rabbi Eliezer zowel een leerling die snel davvende (bad), als een die langdurig davvende, prees en steunde. Kan men zeggen dat de een gelijk heeft en dat de ander fout zit? Absoluut niet. Iedereen davvent op zijn manier.
Er zijn echter een aantal gebieden waar slechts één antwoord juist is. Maar ook daar kan discussie leiden tot het vinden van het meest juiste antwoord. Op andere gebieden stellen pluralisme en verschillende meningen de mens in staat zijn eigen, persoonlijke bestemming te vinden. Daar gaat het om de vervulling van de persoonlijkheid.
Tot de tijd van Ja’akov had iedere generatie slechts één tsaddiek. Adam was zo iemand, en ook Seth, Metusalem, Noach, Sjeem, Avraham, Jitschak en Ja’akov waren spirituele reuzen, uniek in hun generatie. Met de kinderen van Ja’akov ontstaat een heel volk. Deze overgang van unieke geesten tot een heel volk van kohaniem (priesters) ging niet zonder kleerscheuren. De broederlijke meningsverschillen liepen zo hoog op dat men zelfs Joseef verkocht.
De splitsing in twaalf stammen was nodig. Iedere stam had zijn eigen karakteristieken. Deze veelkleurigheid leidde natuurlijk tot botsing van karakters. Het culmineerde in de verkoop van Joseef. Rabbiner Hirsch meent dat de verschillende talenten alleen maar bijdragen aan de pluriforme symfonie van verschillende levenshoudingen. Al die verscheidene emoties en gaven dienen het gezamenlijke doel van het hele Joodse volk (Bemidbar 1:2).
Deze multiculturele eenheid is ons uiteindelijk duur komen te staan. De Tempel werd verwoest en wij zijn in goles gejaagd. Maar kennelijk is het nut groter dan de schade. Schermutselingen en wrijvingen zijn ons deel, maar alleen dat kan ons dichter bij onze nationale bestemming brengen.
VERDIEPING II: CHANOEKA: Jodendom eenheid
Het Jodendom beziet alles in het licht van zijn relatie tot de oorspronkelijke Eenheid der dingen. De Grieken hadden voor vele fenomenen echter een afzonderlijke god. Zo was er een god van de oogst en het graan, één voor de druiven en de wijn, één voor de wijsheid, één voor de handel, één voor de liefde, een andere voor de vruchtbaarheid en weer een andere voor huis en haard – ieder gebeuren had zo zijn eigen god. Voor ons geldt, dat ‘verafgoding’ van een macht of kracht (de zon, de Mammon, macht, sport, het menselijk lichaam etc.) los van zijn oorsprong werkelijk afgoderij is. De Hellenisten, de Grieks-gezinde Syriërs hingen een totaal andere cultuur aan en streden eigenlijk tegen de Eenheidsgedachte, die de Menora uitstraalde.
Daarom kreeg het opnieuw aansteken van de Menora in de Tempel, na de ontwijding door varkensoffers en godenbeelden, extra aandacht.
De Menora symboliseerde de uitstraling van de eenheidsbevorderende, alles overstijgende G’ddelijke wijsheid, die van Boven kwam. De Grieks-gezinden probeerden de Joden te overtuigen van de superioriteit van hun filosofisch systeem, dat vanuit het menselijk brein ontsproot. In de Menora brandden de lichten juist boven de houders om ons aan te geven, dat er een G’ddelijke wijsheid bestaat, die hoger reikt dan de beperkingen van de zevendaagse Schepping.
Uiterlijk en innerlijk
De Tora treedt streng op tegen afgoderij. Het toekennen van macht en kracht aan lagere wezens dan G´d kan gewoon niet. De hele schepping, zowel de hogere als de lagere werelden, kunnen alleen maar functioneren door de levenskracht van de Schepper. Alle lagere `functionarissen’ zoals de Engelen, alle spirituele- en ziele-energieën en andere krachtbronnen – van zon tot zwaartekracht – in het universum zijn niets anders dan een bijl in de hand van de Houthakker, een instrument in de handen van G’d om het heelal te besturen.
Als men de bijl gaat verafgoden in plaats van de Houthakker, dan is dat een grote belediging voor de Houthakker. De bijl is geen zelfstandige kracht. Als men het instrument verafgoodt, is dit een teken, dat men niet veel snapt van oorzaak en gevolg, en geen verschil kan maken tussen Hoofdzaak en bijzaak. Dat komt natuurlijk, omdat de bijzaak – alles in deze zichtbare wereld – makkelijk herkenbaar is maar G’d niet. Toch mogen wij ons niet laten verleiden door de schijn en lagere wezens te gaan aanbidden in plaats van G’d.
Net zoals de mens maar ook de natuur een buitenkant en een binnenkant heeft (de buitenkant is het uiterlijk van de dingen en de binnenkant zijn al die spirituele wetmatigheden en onzichtbare natuur- en andere wetten) zo ook vinden wij iets dergelijks terug bij de mens in zijn relatie tot G’d.
Binnen- en buitenwereld, schijn en wezen
Het Jodendom leert, dat de enige echte werkelijkheid G´d is. Hoewel dit vreemd lijkt en de meeste mensen het omgekeerde denken (‘de enige echte werkelijkheid zijn wij en het is nog maar de vraag of G´d bestaat’- redeneren zij) wordt onze wereld en ons bestaan als een G´ddelijke droom gezien. Stelt u zich voor dat u ´s nachts droomt van twee mensen, die werkelijk menen dat zij bestaan. Die gaan met elkaar discussiëren etc. Zodra u wakker wordt, bestaan ze niet meer.
Zo ongeveer ziet het Jodendom de relatie tussen G´d en de wereld en tussen schijn en wezen. De echte werkelijkheid is G´d en het is nog maar de vraag of wij zelf bestaan. Wij ervaren onszelf als mensen met een vaste gedaante maar de modernste theorieën stellen, dat wij – fysiek bezien – een hoeveelheid energietoestanden zijn of een zak beenderen vol chemicaliën en water (66%), Het is maar hoe je het bekijkt. Het blijft een kwestie van perspectief!
Band met het Hogere
De Menora geeft aan, dat wij de G’ddelijke wijsheid uit de Tora hoger stellen dan menselijke filosofieën. De vlammen symboliseren onze band met het Hogere. Het vertegenwoordigt onze ‘verlichting’ door de Tora. De Grieks-gezinden wilden juist dit licht doven. De olie van de Menora moest rein zijn. De Grieks-gezinden wilden desnoods onrein licht tolereren maar het zuivere G’ddelijke licht probeerden zij te doven. Een onaangetast kruikje olie werd gevonden, waarmee de Menora, wonder boven wonder, zelfs acht dagen kon blijven branden
Tempel-Menora en Chanoekia
De zeven armen van de Tempel-Menora staan tegen over de zeven Scheppingsdagen. Lengte, breedte en hoogte zijn onze dimensies. Omdat iedere dimensie twee richtingen heeft, kennen wij zes ‘richtingen’: boven, beneden, links, rechts, voor en achter. Daarom werd de wereld ook in zes dagen geschapen. Sjabbat verenigt alle krachten van onze driedimensionale wereld. Het getal zeven symboliseert de perfectie van de aardse Schepping. Door op de zevende dag te rusten, gaf G’d een centraal doel aan de Schepping en ons aardse streven. De zes armen, die voortkomen uit de centrale stang van de Tempel-Menora, geven zo inhoud aan ons geloof: de krachten van het universum zijn geen ongerelateerde, losstaande eenheden maar komen alle voort uit de Eenheid, die de wereld zijn samenhang verleent: de eenheid van G’d.
Dit was ook de oorlogskreet van de Maccabeeën: “Wie is als U onder de machten, o G’d”. Zeven is de perfectie van de wereld. Acht symboliseert het bovennatuurlijke, de Macht boven de aardse Schepping. Chanoeka is het jongste Joodse feest en is ontstaan in een periode van intense geestelijke duisternis. Toch bleef de Jood innig verbonden met het G’ddelijke als door een bovennatuurlijke kracht.
Olijfolie
Olijfolie brandt pas goed na een proces van uitpersen en fijnstampen. Hetzelfde kan gezegd worden van het Joodse volk. Onze geschiedenis leert ons, dat wij ons geloof nooit hebben opgegeven, ondanks alle vervolgingen.
De olie brandde langer dan de volkeren hadden verwacht; de historicus Mark Twain verbaasde zich reeds jaren geleden over de geestelijke veerkracht van het Joodse volk. Dat is het getal acht, ons wonderlijk bestaan. Dat is de kracht en betekenis van Chanoeka! Chag sameach.