(Sjemot/Exodus 10:1 – 13:16)
BO (kom)
- De hovelingen van Farao zijn wanhopig. Toch blijft Farao weigerachtig. Wel wil Farao de mannen laten gaan, maar dat weigert Mosjee.
- Daarna overvallen sprinkhanen het land. Wat er nog over was van veldgewas en bomen vreten de sprinkhanen aan. Desondanks volhardt Farao in zijn weigering.
- Dan daalt een tastbare duisternis over het land maar ook dat verandert Farao’s houding niet.
- Er volgt een uitgebreide instructie over het Pesachoffer (waarvan het bloed aan de deuren gesmeerd moet worden) en het wegruimen van het gezuurde (chameets).
- Tenslotte sterven alle eerstgeborenen van Egypte van zowel mens als dier. Na deze verschrikkelijke gebeurtenis dringt Farao er bij Mosjé en Aharon op aan ogenblikkelijk te vertrekken.
- Hierna volgen de geboden van Tefillien en het lossen van mens en dier.
Bo is de 15e parsja, telt 106 pesoekiem, verzen, 1655 woorden en 6149 letters. Bo bevat 20 mitsvot, 9 ge- en 11 verboden.
VERDIEPING I: Na de 10e plaag kregen we onze eerste nationale mitsva.
“Deze maand zal bij jullie zijn het begin van de maanden, de eerste zal zij zijn voor jullie van de maanden van het jaar” (12:2).
Rasjie geeft hier twee verklaringen: G’d toonde Mosjé de maan in haar vernieuwde staat en zei tegen hem: “wanneer de maan zich vernieuwt zal dit het begin zijn van de maand voor jullie”.
Rasjie vervolgt: “De pasoek (vers) verliest echter niet zijn eenvoudige verklaring. G’d sprak in feite tegen Mosjé over de maand Nisan: deze maand zal het begin van de nieuwe volgorde van de maanden zijn zodat Ijar de tweede en Sivan de derde maand zal heten.
De pasoek herhaalt zichzelf. Volgens Rasjie (in eerste instantie) laat G’d hem eerst de methode van het bepalen van de nieuwe maan zien op grond waarvan hij een nieuwe maand moet uitroepen. Daarna vertelt G’d aan Mosjé dat het sikkeltje de eerste maand en het nieuwe kalenderjaar betekent.
Maar Rasjie heeft verschillende problemen met zijn eerste verklaring. Normaliter betekent “chodesj” in Tenach “maand” en niet “nieuwe maan”. Bovendien staat er “deze nieuwe maan is het hoofd van de maanden” (meervoud terwijl enkelvoud beter op zijn plaats zou zijn). Vandaar dat Rasjie eigenlijk voorkeur geeft aan de eenvoudige verklaring (hoewel het wel dubbel overkomt).
VERDIEPING II: diepe achtergond van het maanjaar
Aan het begin van de Tora schrijft Rasjie, dat de Tora met deze mitswa (gebod) van de Joodse kalender had moeten beginnen omdat de Tora geen geschiedenisboek is maar een sefer mitswot, een boek van ge- en verboden.
Wat is er zo bijzonder aan de Joodse kalender? Vanaf Adam telden de mensen de jaren naar de zon. Pas na de Exodus begon het Joodse volk het maanjaar te tellen. Er wordt in de Toratekst sterk benadrukt, dat deze telling slechts `voor jullie’ bestemd is en niet voor anderen.
Waarom tellen wij een maanjaar en geen zonnejaar? Omdat de maan `ups en downs’ kent. Soms is er een volle maan en soms is de maansikkel totaal verdwenen. Het Joodse leven is soms totaal duister en paniekerig. Er lijkt geen sprankje hoop te gloren. Maar wij beseffen, dat er na donkere dagen altijd weer hoop opduikt en het licht weer gaat branden. We werden in de verschillende galoejot (ballingschappen) vervolgd maar uiteindelijk ontstond er weer continuatie van een bloeiend Joods leven.
Dit is ons bestaanritme. Daarom was de wijding van de nieuwe maan de allereerste opdracht voor het Joodse volk. De wijding van de nieuwe maan werd ons nog eerder opgedragen dan het Pesach-offer. Om ons er telkens weer aan te herinneren, dat de basis van ons bestaan afwisseling van duisternis en verlichting vormt, dat er na ieder diep dal weer een hoogtepunt volgt en ons hele leven gevormd wordt door een stijgende lijn van vallen en opstaan.
Daarom tellen wij volgens de maan en de rest van de wereld volgens de zon. De zon beschijnt ons alleen overdag maar de maan is zowel ’s nachts als overdag zichtbaar.
Dit heeft een diepe betekenis. Want dit houdt in, dat G’d ons telkens weer opwekt vanuit een lethargische geestelijke sluimertoestand. Zelfs als wij meegesleurd worden door duistere, onreine krachten redt G’d ons hieruit, ook wanneer wij nog niet gereed zijn voor een G’ddelijke Openbaring. Dit gebeurde in Egypte. Het Joodse volk was gezonken tot een diepe onreinheid in het ontuchtige en afgodische Egypte. Niettemin vond G’d het de moeite waard ons te redden en ons te verheffen tot het volk van het Boek.
VERDIEPING III: ELKE DAG NIEUW…
“Deze maand zal bij jullie zijn het begin van de maanden” is ook een les voor ieder lid van het Joodse volk. Maand, chodesj in het Hebreeuws betekent vernieuwing. Eigenlijk staat er “Deze vernieuwing zal bij jullie zijn het begin van de vernieuwingen”.
De allereerste opdracht is om constant aan onze verbetering en psychische innovatie te werken. Het zonnelicht verandert niet veel en is niet aan het vernieuwen. Het maanlicht verandert steeds en is een lichtend voorbeeld van constante vernieuwing, die een waarachtig religieus mens moet meemaken.
VERDIEPING IV: De joodse kalender – loeach – in Nederland
Het verzorgen van de loeach is traditioneel een van de belangrijke taken van het NIK. Tijden en data bepalen veel van ons Joodse leven. De Joodse kalender is altijd een toonbeeld van astronomische kennis geweest. Ons burgerlijk jaar is een zonnejaar. De Joodse kalender is gebaseerd op de omlooptijd die de maan nodig heeft om één keer in de maand weer dezelfde positie in te nemen tussen zon en aarde. De synodische maand duurt 29 dagen, 12 uur, 44 minuten en bijna 3 seconden. In het Jodendom hebben wij een combinatie van het lunaire en het zonnejaar, omdat Pesach in de lente moet vallen en Soekot in de herfst. Daarom moeten wij het zonnejaar harmoniseren met het maanjaar.
Techniek van de harmonisering
De Joodse Geleerden, die zeer bekwaam waren in astronomie, hebben voor deze harmonisering een zonnejaar op 365 dagen, 5 uur, 55 minuten en 25 9 /19de seconde gesteld en een maand op 29 dagen, 12 uur, 44 minuten en 3 1/ 3de seconde. Zo werd de tijdsduur van 235 maanden precies gelijk aan 19 jaar.
Slechts zeven schrikkelmaanden waren in 19 jaar nodig om de beide kalenders gelijk te laten sporen. In de jaren 3, 6, 8, 11, 14, 17 en 19 wordt daarom een extra maand Adar II ingevoerd.
De feitelijke invulling van de loeach
Er zijn verschillende tradities, waarvan ik hieronder enkele laat volgen.
Op het titelblad wordt de ‘kewie’a’ of jaarvorm aangegeven met drie Hebreeuwse letters.
-De eerste letter rechts geeft de weekdag aan, waarop in dat jaar Rosj Hasjana invalt,
-de eerste letter links geeft de weekdag aan, waarop de eerste dag Pesach invalt
-terwijl de middelste letter aanduidt of het jaar onvolledig, regelmatig of overvolledig is.
Dit laatste is weer afhankelijk van de lengte van de maanden Chesjwan en Kislew, die – in verband met invoeging van schrikkeldagen – beide 29 of 30 dagen kunnen tellen.
Verder staat op het titelblad het jaartal sinds de Schepping vermeld en wordt de vraag beantwoord of het een gewoon of schrikkeljaar is.
In de loeach verschijnen veel tijden omdat het religieuze leven erg aan tijd gebonden is. Een typische berekening laat ik hier volgen.
Het eetverbod voor chameets (gerezen producten) op de dag voor Pesach begint na verloop van 1/3 van de dag, waarbij de dag gerekend wordt van alot hasjachar (de ochtendkrieken) tot tseet hakochawiem, het verschijnen van drie middelmatige sterren (in de volksmond nacht genoemd).
Hier volgt een voorbeeld van de berekening uit het jaar 5757:
21.34 nacht
4.28 alot hasjachar (ochtendkrieken)
————————-
3/17.06\5.42 = 1/3 van de daglengte
+ 4.28 alot hasjachar
______________________________+
10.10 uur ’s ochtends chameets eetverbod
De Nederlandse loeach is een stukje van Neerlands Joodse trots, die niet verloren mag gaan !
VERDIEPING V: WAAROM NISAN TOT EERSTE MAAND?
Het klassieke Rosj Hasjana, Joods Nieuwjaar, dat begint met de schepping van Adam en Eva, valt op de eerste Tisjri (ergens in september). Nisan (ergens in april) is de maand van de Joodse bevrijding. Het is het beginpunt van alle Joodse feestdagen omdat het (nog steeds) het beginpunt vormt van de ontwikkeling van de Joodse spirit, de Exodus.
Maar uiteindelijk is ook de Exodus slechts een voorbereidend stadium voor de essentie: Matan Tora, het aanvaarden van de Tora op de berg Sinai.
Het echte Joods nationale bestaan begon pas bij de berg Sinai in de derde maand. Waarom is dan de derde maand Sivan niet de eerste maand op de Joodse kalender? Uiteindelijk ging het daarom! De Tora zou centraal moeten staan als startpunt van de nieuwe kalender.
Wil de Tora enige betekenis voor ons hebben, dan moeten wij de Tora op waardige wijze ontvangen. De acceptatie van de Tora moet levensvatbaar zijn. Dat de Tora een centrale rol zou spelen in ons leven is afhankelijk van al die stadia van geestelijke voorbereidingen die de Joden maakten voordat zij aan de voet van de berg Sinai arriveerden. Ons gevoel voor recht en waarheid, geloof en gerechtigheid moest ontwikkeld worden. Onze positieve karaktereigenschappen moesten gaan overheersen, onze negatieve persoonlijkheidstrekjes moesten geminimaliseerd worden. Dit zelfreinigende proces begon met de uittocht en duurde 49 dagen.
Daarom begint het tellen van de maanden vanaf Nisan, toen dit spirituele proces begon. Alleen na deze voorbereidende stadia zou de ontvangst van de Tora in Sivan mogelijk zijn. We zien uit deze Tora-keuze dat ouders een geweldige verantwoordelijkheid hebben bij het opvoeden van hun kinderen. Een zuiver karakter en een oprecht geloof zijn de voorwaarden voor bezig zijn met de Tora. Tora-leren is niet alleen een intellectuele bezigheid. Een immense en intense voorbereiding is nodig, wil de Tora onze levensgids worden om ons bewustzijn van het G’ddelijke in de wereld te doordringen. Dat is onze uitdaging vandaag de dag.