(Sjemot /Exodus 13:17 – 17:16)
BESJALLACH (bij het zenden).
- Het volk gaat de woestijn in. Mosjee neemt het gebeente van Jozef mee.
- Overdag leidt G-d het volk met een wolkzuil, ’s nachts met een vuurzuil.
- Farao krijgt spijt dat zoveel slaven weg zijn en achtervolgt hen met zijn krijgsmacht.
- Mosjee heft zijn staf en G-d splijt de zee.
- De Egyptenaren volgen het volk maar toen ze midden in de zee waren, keerde het water terug.
- Mosjee zingt een danklied met de mannen en Mirjam met de vrouwen.
- Na 3 dagen trekken klagen de mensen omdat er alleen bitter water is, dat Mosjee echter in drinkwater weet te veranderen.
- Na enige tijd klaagt men dat er geen eten is en bejammert men de vleespotten van Egypte. G-d laat dan kwartels ‘invliegen’ in de avond en ‘dropt’ manna elke morgen, behalve op Sjabbat. Op vrijdag kon men een dubbele portie inzamelen. Eén kruik werd gevuld met manna als bewijs voor de komende geslachten.
- Later is er weer geen water en het volk klaagt. Op aanwijzing van G-d weet Mosjee water aan een rots te onttrekken.
- Amalek valt Israël aan. Jehosjoea leidt de strijd, terwijl Mosjee met Aharon en Choer de heuveltop beklimmen. Als Mosjee zijn handen opheft, winnen de Bné Jisraeel. Aharon en Choer ondersteunen Mosjee’s handen. De Amalekieten worden verslagen.
Besjallach bestaat uit 14 parsjiot, afdelingen waarvan 9 open en 5 gesloten zijn, telt 116 pesoekiem, verzen, 1681 woorden, 6423 letters en is de 23e na langste parsja. Besjallach bevat 1 mitsva, techoem sjabbat, dat men niet meer dan 2000 el buiten de woonplaats mag lopen op Sjabbat.
VERDIEPING I: MOSJE DE WARE LEIDER
Mosje bevrijdt het Joodse volk. Hij was de grootste profeet uit de geschiedenis, wiens boodschap van het ethische monotheïsme tot op de dag van vandaag nog bruisend en inspirerend is.
Maar toch was Mosje vooral de man van de broederlijke liefde voor zijn mede-Joden. Hij kwam voor ze op, was onvoorstelbaar vergevingsgezind en werd gesierd door een ongekende dankbaarheid. Mosje paarde een grote intellectuele begaafdheid aan een diepe medemenselijke betrokkenheid. Dat was de ware leider…
Toen hij werd geconfronteerd met een Egyptenaar die een Hebreeuwse slaaf bijna doodsloeg, doodde hij de Egyptenaar. Hij riskeerde zijn loopbaan en leven om een broeder te redden. Toch was het Joodse volk Mosje niet dankbaar voor zijn heldendaad. De volgende dag kwam Mosje twee Hebreeuwse slaven tegen die met elkaar vochten. Hij wilde ze scheiden, maar zij waren cynisch en arrogant: “Wie heeft jou tot rechter over ons benoemd? Wil je ons doden zoals je de Egyptenaar gedood hebt?” (2:14).
Mosje realiseerde zich dat hij moest vluchten. Het paleis van Fara’o was voor hem inmiddels gesloten. Bij zijn eigen volk zou hij geen onderdak vinden en hij verdween de woestijn in. Toch bleef Mosje altijd bereid om zijn broeders te helpen.
Bij het brandende doornbosje weigert Mosje zes dagen lang om leider te worden van het Joodse volk. Mosje voelt zich bezwaard omdat hij stottert. Uit zijn grote liefde voor het Joodse volk wil hij dat alleen de beste kandidaat G’ds woordvoerder wordt. Mosje en Aharon – als zijn woordvoerder – gaan naar Fara’o om hem te bewegen tot vrijlating. Maar in plaats daarvan draait Fara’o de duimschroeven nog strakker aan. Mosje klaagt over het Joodse lot bij G’d, hoewel hij verworpen werd door zijn broers.
G’d wilde Mosje als leider omdat hij bereid was om alles te vergeven. Mosje was geen politicus. Hij kon niet eens goed spreken en hij wist precies hoe ondankbaar het volk kon zijn en hoe moeizaam men zijn autoriteit zou aanvaarden. Een echte Joodse leider is iemand die met iedereen kan omgaan en weet te betrekken, zelfs wanneer zij de leider alleen maar kunnen vervloeken. Dàt was Mosje’s kracht.
Mosje mocht de Nijl niet slaan. Het was Aharon, die de Nijl moest veranderen in bloed en ook de kikvorsen eruit naar boven moest brengen. De rivier had Mosje immers beschermd toen hij er in het rieten mandje in werd gezet door zijn moeder.
Iemand met de eigenschap van werkelijke dankbaarheid kan dit begrijpen. Mosje was zó gevoelig voor het feit dat hij ooit door de rivier beschermd werd, dat hij het water niets kon aandoen.
Vergevingsgezindheid en dankbaarheid zijn altijd leidende Joodse idealen geweest. Het lukte Mosje deze eigenschap over te dragen op zijn discipelen.
Want ook de acceptatie van het Opperwezen als G’d over Israël was gebaseerd op dankbaarheid.
De Midrasjverzameling Mechilta (Jitro 5:2) vergelijkt het met een koning die een land binnenkwam en tegen de inwoners zei: “Ik wil jullie koning zijn”. De burgers antwoordden hem: “Je hebt nog niets voor ons gedaan”. De koning bouwde een muur rond de stad, groef bronnen en voerde oorlogen. Toen zei hij weer: “Ik wil jullie koning zijn”. Daarmee konden de burgers toen instemmen.
Hetzelfde geldt in onze relatie tot G’d. Hij bevrijdde ons uit Egypte, splitste de Rode Zee, bracht Manna, sloeg een bron, stuurde ons kwartels en voerde oorlog tegen Amalek.
Toen zei G’d tegen ons: “Ik wil jullie Koning worden”, waarna het Joodse volk dit maar al te gaarne aanvaardde. Dankbaarheid is de basis van al onze gevoelens tegenover G’d!
VERDIEPING II: HET MANNA
Het is een goede gewoonte om iedere dag de parsja, de afdeling over het Manna te zeggen. Dit staat ook aan het einde van het ochtendgebed in sommige Nederlandse siddoeriem (gebedenboeken).
Hiervoor bestaan twee redenen:
* opdat de mens zal geloven, dat alle parnassa (levensonderhoud/inkomen) van Boven komt. Dit wordt duidelijk gesteld bij het Manna: niemand kreeg te veel of te weinig van het Manna; iedereen kreeg zijn Omer (ongeveer 2 kilo) Manna.
* opdat de mens er op zal vertrouwen, dat hij zijn parnassa van Boven krijgt.
Geloven is meer een intellectuele activiteit en creëert verstandelijke zekerheid terwijl vertrouwen een meer emotioneel getinte zekerheid geeft. Een intellectueel kan weten, dat hij alles van G’d ontvangt maar zodra hij op de proef wordt gesteld, kan hij in paniek raken. De mens die werkelijk op G’d vertrouwt, zal veel moeilijker van zijn stuk te brengen zijn omdat hij een emotioneel gelover is.
Versterking van geloof, dat alles van Boven komt, is iets duurzaams, dat altijd van toepassing is. Daarom zou de afdeling over het Manna ook op Sjabbat gezegd mogen worden.
Maar als de afdeling over het Manna meer gezien wordt als een `afwending van alle storingen in de parnassa’ zou men er goed aan doen deze afdeling niet op Sjabbat te reciteren omdat men op Sjabbat rust moet nemen en geen dagelijkse behoeften mag vragen aan het Opperwezen.
Het blijft dus een kwestie van individueel niveau van geloof en vertrouwen…
DE VIERDE MAALTIJD VAN SJABBAT
Het is een mitswa (gebod) een vierde maaltijd te houden, vlak na Sjabbat, de zgn. Melave demalka, het uitgeleide doen van de Koning (Sjabbat). Het blijft moeilijk te begrijpen, dat men de Sjabbat uitgeleide doet terwijl de Sjabbat al verdwenen is.
De verplichting van een Melave deMalka wordt afgeleid uit het Manna. Op vrijdag viel het Manna dubbel, eenmaal voor de 2 maaltijden van vrijdag en eenmaal voor de 2 maaltijden van de Sjabbat. Wat zijn deze twee maaltijden van de Sjabbat? Deze twee maaltijden zijn te vergelijken met de twee maaltijden op vrijdag: een ’s ochtends en een ’s avonds. Op Sjabbat eten we een maaltijd ’s ochtends en een ’s avonds, na nacht. Dit is de bron voor de befaamde en gezellige avondmaaltijd na afloop van Sjabbat.
We begeleiden Koningin Sjabbat ook of misschien juist wanneer het geen Sjabbat meer is. Hoewel de kedoesja (heiligheid) van de Sjabbat alweer verdwenen is, is de beracha (zegen) van de Sjabbat nog steeds aanwezig. Daarom is een Melave demalka nog steeds een goed idee want we hebben de zegen van de Sjabbat de hele week nog nodig!