Parsja Jitro 5775

(Sjemot/Exodus 18:1-20:23)

JITRO. De schoonvader van Mosjé heeft gehoord van de wonderen, verheugt zich erover en brengt offers. Jitro ziet dat Mosjé als enige rechtspreekt en raadt aan meerdere rechters aan te stellen voor zaken van geringere omvang, zodat Mosjé de belangrijke zaken kan berechten. Mosjé zoekt 78.600 rechters.

De Bné Jisra’eel arriveren bij de berg Sinaï waar G’d een Verbond aanbiedt dat zij aanvaarden. Ze moeten zich 3 dagen voorbereiden op de ontvangst van de Tora. G’d daalt neer op de berg Sinaï en Mosjé moet, als enige, de berg bestijgen. Het volk blijft op afstand. Onder hevig sjofar-geschal geeft G’d de Tien Geboden.

Het volk is zo verschrikt dat ze Mosjé vragen met G’d te spreken en als bemiddelaar te functioneren. G’d drukt Mosjé op het hart dat het Joodse volk haar verantwoordelijkheid neemt en trouw aan G’d blijft.

Jitro bestaat uit 4 open en 7 gesloten parsjiot, afdelingen, telt 75 pesoekiem, verzen, 1105 woorden, 4022 letters, is de 47e na langste parsja. Bevat 3 ge- en 14 verboden.

VERDIEPING I: “Toen Jitro, de priester van Midjan, de schoonvader van Mosje, hoorde van alles dat G’d had gedaan voor Mosje, en voor Israel, Zijn volk en dat G’d Israel uit Egypte had gevoerd” (18:1).

Jitro was een markante persoonlijkheid met veel facetten. Hij had een diep inzicht in hoe G’d zich verhoudt tot de wereld en was intens emotioneel betrokken bij de Tora. Daarom had hij onder andere de namen Re’oe-eel en Jeter Rasji legt uit hoe die namen de verschillende aspecten van zijn persoonlijkheid weergaven:

    • Re’oe-eel, vriend van G’d,

 

  • Jeter, hij heeft een stukje aan de Tora toegevoegd.

Re’oe-eel, vriend van G’d

Hij hield van Hasjeem (G’d) omdat hij begreep, dat Hasjeem de mens precies straft zoals hij misdreven heeft en alleen op die wijze het kwaad weer kan rechtzetten, het goede in balans trekt en het recht kan herstellen.

Dat kan een mens niet, in ieder geval nooit volledig. Daarom faalt ons juridisch (strafrechts)systeem zo vaak: omdat de mens alleen met een exacte straf terecht gewezen kan worden en het onrecht alleen op een exacte manier weer recht getrokken kan worden.

[Ons geloof gaat zelfs zover dat wij aannemen, dat de mens eigenlijk alleen veroordeeld kan worden door zichzelf tot een bepaalde minder prettige situatie. De Ba’al Sjem Tov, een chassidische leider uit de 18e eeuw verwoordde dit als volgt: “de straf die men krijgt, wordt door hem/haarzelf bepaald”. Als wij iemand anders zien zondigen of zien misdrijven, dan staan wij altijd direct klaar met een oordeel. Wij denken ook vaak direct hoe deze zondaar of misdadiger gestraft zou moeten worden. We vergeten in de snelheid alleen, dat we hiermee ook ons eigen lot bezegelen. We spreken tegelijkertijd als het ware ook het vonnis over onszelf uit. Want ook wij begaan of begingen dezelfde misstappen].

Deze opvatting vinden we terug in de woorden van Jitro zelf: “Nu weet ik dat G’d groter is dan alle andere goden, juist door de zaak waarin zij moedwil tegen hen hebben gepleegd” (18:11).

Volgens de verklaring van Rabbijn J. Vredenburg moet deze frase – in navolging van Onkelos, Rasjbam en Seforno – als volgt begrepen worden: “want Egypte werd gestraft door de zaak waarmee zij moedwillig tegen Israel handelden”.

De ellende, die Egypte voor de Joden had bedacht, kwam uiteindelijk op hen terecht. En dat is alleen iets dat door een Hogere Macht kan worden gedaan en niet door mensen.

Jeter, hij heeft een stukje aan de Tora toegevoegd.

Jitro voegde de parsja van de aanstelling van rechters over 10, 50, 100 en 1000 gezinnen toe. Dit is uitzonderlijk! Wat was er gebeurd? Vlak na zijn aankomst bij het Joodse volk, vond er een herkenbaar tafereel plaats. Mosje berechtte het volk de hele dag door. Jitro vond dat niet goed. Schoonvader Jitro maakte zich zorgen over Mosje en zijn volk.

Maar waarom deed Mosje het dan toch? Omdat hij uit ervaring wist, dat de meeste `machloukessen’ (meningsverschillen) als sneeuw voor de zon verdwenen bij confrontatie met de Sjechina. G’ddelijke Aanwezigheid.

Jitro bekeek het probleem vanuit de menselijke kant. De rechterlijke dichtheid binnen het Joodse volk was enorm: 78.600 rechters op 603.550 mannen tussen de 20 en 60 jaar, telkens een rechter op iets meer dan 7,6 mensen!

VERDIEPING II: “Jitro verheugde zich over al het goeds, dat G’d had gedaan voor Israel, die Hij uit de hand van de Egyptenaren had bevrijd” (18:9).

Verheugen (vajichad) kan ook vertaald worden als `Jitro besneed zich’. Dit is de mening van Rav (3e eeuw). Maar zijn tijdgenoot Sjemoe’eel zei, dat Jitro helemaal kippevel kreeg van de vernietiging van het Egyptische leger. Rav zei: “Zo zeggen de mensen: tien generaties lang mag men geen Arameer beledigen in aanwezigheid van een man of vrouw, die Joods zijn geworden” (B.T. Sanhedrien 94a).

Rav vult Sjemoe’eel aan. Jitro identificeerde zich met het Joodse volk en besneed zichzelf. Niettemin meent Sjemoe’eel, dat hij ook nog banden had met zijn niet-Joodse verleden en achterban. Hij was hen niet vergeten en treurde over hen. Maar volgens Sjemoe’eel nam hij na zijn `sjiwwe’ over de verdronken Egyptische strijdkrachten volledig afscheid van hen en werd hij een volledige bekeerling, die zijn schepen helemaal achter zich verbrandde. Sjemoe’eel zou het dan niet eens zijn met Rav. Rav stelde: “Zo zeggen de mensen: tien generaties lang mag men geen Arameer beledigen in aanwezigheid van een man of vrouw, die Joods zijn geworden”. Maar volgens Sjemoe’eel is dat alleen maar een spreekwoord, die niet voor iedereen opgaat.

VERDIEPING III: “Jitro zei: Geprezen (Baroech) is G’d die jullie bevrijd heeft uit de hand van Egypte en uit de hand van Farao…(18:10).  Het was enigszins beschamend voor het Joodse volk, dat Jitro – als buitenstaander – de eerste was, die G’d prees met Baroech – Geprezen, aldus de Talmoed (B.T. Sanhedrien 94a). Deze stelling is moeilijk te begrijpen: in de vorige parsja hebben de Joden G’d uitbundig bedankt voor hun redding. Wat voegt Jitro hier toe?

Rabbi Sjelomo van Radomsk verklaart, dat Jitro een nieuwe dimensie aan ons dawwenen (bidden) en onze dankzegging toevoegde. Tot nu toe hadden de Joden G’d alleen gedankt voor hun eigen redding. Jitro voegde een verdieping toe: ook voor andermans redding dankt men G’d.

VERDIEPING IV: “Nu weet ik dat G’d groter is dan alle andere goden…” (18:11). Is dit geen moeilijke uitspraak? Jitro lijkt hiermee te impliceren, dat er andere machten en krachten in het universum bestaan buiten G’d?! We vertalen het Hebreeuws echter verkeerd. Het moet als volgt vertaald worden: “Nu weet ik dat G’d groot is. Dit weet ik uit de andere goden. Ik heb alle afgoden gediend en niets had enige diepere inhoud”. Jitro had alles uitgeprobeerd. Hij was de man van de `eigen ervaring’. Hij wilde alles zelf aan de lijve ondervinden.

VERDIEPING V: “Het gebeurde in de ochtend, dat Mosje het volk zat te berechten; de mensen stonden om Mosje heen van de ochtend tot de avond” (18:13). Waarom hebben veel Rabbijnen geen specifiek spreekuur? Rabbi Sjemoe’eel Salant placht te zeggen, dat een Joodse leider G’d moet imiteren. G’d beantwoordt iedereen op elk gewenst moment: “oemefarnees otanoe tamied bechol jom oevechol sja’a” –  G’d onderhoudt ons iedere minuut.

VERDIEPING VI: “Jij moet vanuit het volk geschikte mannen uitzoeken, G’dvrezende mensen, mensen van waarheid, die ongerechtvaardigd voordeel haten” (18:21).

Eens brak er een machloket (meningsverschil) uit over de Rabbinale aanstelling van een Premisjlaner chassied. De zaak werd voorgelegd aan Rabbi Sjelomo Kluger als Dayan (rabbinale rechter). De Rebbe, Rabbi Meir Premishlaner schreef, dat zijn chassied over alle kwaliteiten van een goede Rabbijn beschikte.

Rabbi Sjelomo Kluger antwoordde de Premishlaner Rebbe, dat er bij het uitzoeken van de 78.600 rechters volgens een mening geschikte rechters door middel van roeach hakodesj, profetische gave gescreend moesten worden.

Maar Rabbi Eliezer Hamodai opponeert: Mosje moest bij de aanstelling zijn eigen, menselijke visie volgen. Hetzelfde geldt hier: als we een Rabbijn beoordelen doen we dat volgens menselijke maatstaven omdat hij met zijn gemeenteleden moet kunnen opschieten.

(Gebaseerd op de sichot van Rabbi M.M. Schneursohn en Itoeree Tora van Rabbi A.Y. Greenberg).

Reacties zijn gesloten.