(Sjemot/Exodus 25:1 – 27:19)
De Bnee Jisraëel moesten een heffing inzamelen van goud, zilver, koper, etc. om hiermee een Heiligdom te maken en o.a. ook een Ark van acaciahout, 2.5 el lang, 1.5 el breed en 1.5 el hoog. Die moest overtrokken worden met louter goud. Aan de Arke moesten draagstokken bevestigd worden. In de Arke moest men de Tafels van Getuigenis neerleggen.
Teroema is de 19e parsja. Teroema bestaat uit 9 parsjiot, afdelingen waarvan 4 open en 5 gesloten zijn, telt 96 pesoekiem, verzen, 1145 woorden, 4692 letters en is de 42 na langste parsja. Teroema bevat 2 ge- en 1 verbod.
Institutionalisering en eigen inbreng: balans en equilibrum in alle aspecten van het leven
‘Maak Mij een heiligdom – Misjkan – zodat Ik in jullie hart kan wonen’ (25:8). G’d wil in en bij de mens wonen.
De voorwerpen van het Misjkan deden denken aan verschillende organen in het menselijk lichaam: de draagbomen komen overeen met de ribben, gordijnen lijken op de huid. De kior, het wasbekken komt overeen met het lichaamsvocht, de ketoret, het reukwerk met de reuk. De menora symboliseert de geest van de mens, de sjoelchan (de tafel) de maag. Engelen met hun uitgespreide vleugels doen ons denken aan de longen, de Aron, heilige Arke lijkt op het hart.
Symbool voor de mens
Zo was het heiligdom een symbool voor de mens. Dat zegt de Tora ook: ‘Maak Mij een heiligdom zodat Ik in jullie hart kan wonen’. Dát was de bedoeling van het Misjkan, de Tabernakel, het draagbare heiligdom in de Sinai woestijn, die symbool stond voor de latere Tempel in Jeruzalem.
Het Misjkan is een typisch voorbeeld van de Joodse wet: vaste bouwvoorschriften, duidelijke afmetingen, voorgeschreven materialen, harde regels. Maar toch stond in de architectuur de mens centraal. Een wonderlijke combinatie van G’ddelijke opdracht en de mens in zijn breekbare veranderlijkheid. Ook het lichaam van de mens is een wonderlijke combinatie van water en vaste materie. Vastigheid en veranderlijkheid maken onze menselijke flexibiliteit, waar de Joodse structuur naadloos bij aansluit.
Opmerkelijk is dat bij de donaties voor het Misjkan, de Tabernakel sprake is van twee verschillende houdingen: “Neem voor Mij een heffing, van iedereen wiens hart hem aanspoort”. Er waren twee soorten heffingen: verplichte gaven en vrijwillige donaties. Vaste en variabele bijdragen.
Het Jodendom is een levend systeem vol spanning. Het Jodendom benadrukt het religieuze belang van het handelen maar verliest daarbij de emotionele en intellectuele inhoud, die de daad moet bevruchten, niet uit het oog.
Het traditionele Jodendom is erin geslaagd verheven geloofsbeginselen om te zetten in een nauwkeurig gereguleerde gedragscode met religieuze en ethische inhoud. In het gedrag wordt voortdurend in concrete vorm uiting gegeven aan theologische ideeën, ethische normen en religieus‑historische beginselen.
De nadruk op deze eenheid van schijnbare tegenstellingen ‑ wet en profetie, institutionalisering en charisma, het aardse en het bovenaardse – vormt de basis voor vele principes van het Jodendom.
Zeer actueel
We werden allemaal opgeschrikt door het terroristisch geweld van mensen, die iedere balans in de maatschappelijke omgangsvormen uit het oog hadden verloren. Uitsluitend het eigen gelijk staat voorop, iedere vorm van zelfspot of zelfkritiek is ver te zoeken, wederkerigheid, verantwoording, rekenschap en enige humor bestaat niet.
Discussie en debat vlogen weer door de ether. Heeft Parijs invloed op de vrijheid van meningsuiting met betrekking tot religie? Moeten gelovigen berusten in het feit, dat geloof en religieuze overtuiging onderwerp zijn van spot en kritiek? Zet het bekritiseren van geloof aan tot haat tegen gelovigen of geeft het een vrijbrief voor discriminatie? Mogen we in een rechtstaat inderdaad alles zeggen en schrijven wat we willen?
Juiste bedoelingen
De institutionalisering van rechten en plichten in onze maatschappij leidt tot wetgeving maar ook tot verstarring. De dialectische structuur van het leven lijkt verloren te gaan. Een opwelling van medemenselijkheid, een spontane uiting van medelijden wordt gedefinieerd en gereguleerd. Vrijheid van religie, van meningsuiting en vergadering worden verplicht en in een juridisch keurslijf gedwongen.
Ondanks objectivering en concretisering van rechten (en plichten) blijf ik hameren op de juiste geestesgesteldheid van de burger. We moeten blijven proberen spontane opwellingen naar de ander toe te combineren met de antithese hiervan: regulering en wetgeving.
Gulden middenweg
Het ideaal luidt steeds een middenweg, een balans vinden tussen geven en nemen, tussen verantwoordelijkheid en zelfkritiek, tussen goed zijn maar niet gek, tussen egoïsme en altruïsme. Subjectief wisselt af met objectief, geïnspireerd door regelmaat en eigen inbreng, intiem maar toch formeel, emoties worden afgezet tegen gezond verstand. Zoals bij elke synthese is ook bij de mensenrechten de spanning tussen beide uitersten aanzienlijk. Soms dreigt de synthese te vervallen ten gunste van één der antithesen.
Het gedrag kan onwettig worden, de spontane actie vormloos. De spanning tussen vorm en inhoud gaat over in tegenstellingen tussen recht en liefde, wet en moraal, gedrag en attitude. Beide blijven belangrijk bij alles wat wij in ons korte leven ondernemen.
En wie bepaalt wat mag en kan in Nederland? De meerderheid der stemmen? Of de rechter misschien?
Nee, wij met zijn allen. Het gaat om intermenselijke gevoeligheid. Het is geen kunst om iedereen in je omgeving te beledigen. Het gaat hier niet om angst voor aanslagen na een verkeerd gevallen cartoon maar om intermenselijke waarden, normen en fatsoen. Die borrelen bij fatsoenlijke mensen vanzelf uit hun binnenste op en zijn niet het gevolg van angstvisioenen over mogelijke aanslagen. Fatsoen dicteert dat je zeer duidelijk rekening houdt met de gevoelens van anderen.
Met alle beroep op vrijheid gaan de mensenrechten uiteindelijk om het creëren van een vredige en menswaardige omgeving. De Lubavitscher Rebbe, Rabbi Menachem Mendel Schneursohn heeft daar veel aandacht aan besteed. Ook het Jodendom lijdt onder het gebrek aan een goede omgeving. En dat kan alleen wanneer je rekening houdt met heel veel andere mensen, hun idealen, waarden en normen.
Het juridiseren van allerlei maatschappelijke fricties is geen goede zaak. Vele dingen kunnen we gewoon op onze klompen aanvoelen. We moeten niet altijd de grenzen van de wet willen opzoeken om ons gelijk maar te zien zegevieren. Soms getuigt het zelfs van morele lafheid om maar alles aan de rechter te willen overlaten. Die is ook maar een mens en heeft niet altijd de wijsheid in pacht. Ook het juridische proces heeft zijn beperkingen en ook de rechtsgang is geen oplossing van alle maatschappelijke euvels.
Zelfs Mozes en Aaron zochten vrede met Korach, Datan en Aviram, notoire ruziezoekers. Het gaat om een mensvriendelijke maatschappij.
Vrijheid van meningsuiting is geen eiland op zich. Het is een van de mensenrechten en als zodanig ingebed in het totaal van alle mensenrechten. Doel van de mensenrechten is het creëren van een prettige leefomgeving met basale waarden, waarin iedereen zo veel mogelijk zijn capaciteiten en talenten kan en mag ontplooien. De juridische realiteit is maar een klein deel van de werkelijkheid. Recht kan alleen gedijen waar fatsoen en respect de basis scheppen voor een tolerante maatschappij.
Zelfs Mozes en Aharon – hoewel ze gezanten waren van G’d – moesten de moordenaar Farao toch met veel eerbied benaderen. Zij waren ook verder in de Tora in staat om de `sjalom’ vrede hoger te stellen dan hun eigen `kowed’, eergevoelens.
Anderen zwart maken is in vrijwel ieder rechtsstelsel verboden. Relativering en enige minzame zelfspot was bij ons altijd onderdeel van onze traditie. Maar dat is onze eigen verdienste. Dat anderen dat niet kunnen opbrengen, kunnen wij hen niet altijd verwijten. Nee, er bestaat geen recht om (nodeloos) intermenselijk te kwetsen.
Is het bespotten van een religie zwaarder dan van een andere overtuiging?
Religie raakt bij religieuze mensen zeer vaak de kern van hun bestaan, hun idealen en hun levensdoel. Als je daar aan komt, raak je de essentie van de persoon. En dat moet je niet eens willen: andermans essentie kwetsen.
Als je daar toch op uit bent, laat dat zien, dat je van de fundamenten van de mensenrechten niet veel kaas gegeten hebt.
Maar dat betekent natuurlijk niet dat iedere lange teen gerespecteerd moet worden. Er zijn grenzen…
In ons cultuurpatroon is een van de eerste lessen, dat we niet meteen een kalasjnikov inzetten tegen religieuze onmin maar doorpraten en discussiëren om een acceptabele intermenselijke omgangsvorm te vinden.
Helaas zijn uiteindelijk Joden vaak direct, maar ook indirect het slachtoffer van terreur. En niet alleen van de aanslag zélf, maar ook van de nasleep: ‘De Mossad zit erachter.’ Dit wordt tamelijk breed gedacht, helaas!!
Dat is complotdenken en dat moet zo spoedig mogelijk met wortel en al worden uitgebannen uit de denkwereld van sommige groeperingen. Dit heeft niets met de werkelijkheid te maken en is duidelijke antisemitische fictie in het kielzog van het aloude bloedsprookje.
Moet men niet allereerst het radicalisme in eigen kring bestrijden? Dit lijkt in een verantwoordelijke samenleving een belangrijke plicht. We mogen niet toelaten, dat onze democratie ingezet wordt om de democratie zelf een kopje kleiner te maken. Dit kan de overheid doen door duidelijk stelling te nemen tegen extremisme in al zijn uitwassen, zoals Maimonides (1140-12050 al zegt, dat alleen de middenweg de gulden regel is.
Verder moeten onderwijs en rechtspraak worden ingezet om voor jong en oud duidelijk te maken dat stoer peergedrag of primitief imitatiegedrag een garantie vormen voor maatschappelijke ontsporing. En dat was nooit de bedoeling van onze hoog ontwikkelde maatschappij.
Ik bepleit matiging, joodse solidariteit maar ook terughoudendheid als uiting van ons fatsoen en wederzijds respect. Maar nooit als antwoord op terrorisme; als een volk voor terreur zwicht, dan dooft het licht…
Iedere vorm van leedvermaak is bij ons verboden. Geen juichende menigten op de daken in Tel Aviv als Israël eindelijk – na x jaar bombardementen – eens de bomnesten het zwijgen probeert op te leggen: “Verheug je niet wanneer je vijand valt” (Spreuken 24: 17).
Soekot, het Loofhuttenfeest heet de `tijd van onze vreugde’ (zeman simchatenoe). Maar op Pesach roepen we de simcha (vreugde) niet van onze daken. We vieren onze onafhankelijkheid na de Exodus. Maar omdat dit ten koste ging van de Egyptenaren, onze beulen, juichen we niet. Bij het uitspreken van de 10 plagen dippen we op Seideravond onze vinger in de wijn om te tonen dat wij niet blij zijn, ook niet met de slachtoffers van de andere zijde. Daar kunnen velen nog wat van leren.
Wij zijn het volk van het Boek. Zeker op de langere termijn mogen wij ons niet verlagen tot het niveau van onze vijanden. Joodse solidariteit is de enige overlevingsstrategie, die 3400 jaar geleden zijn vruchten afwierp en nog steeds werkt. Gelukkig is de solidariteit ook nu nog groot.
De identiteit van het Joodse volk in Egypte kwam tot uitdrukking in vier dingen; zij veranderden hun namen en taal niet, waren ingetogen op seksueel gebied en er waren geen verklikkers onder hen (Vajikra Rabba 32:5). Al deze aspecten duiden op eenheid en saamhorigheid. Niemand wilde die eenheid doorbreken, zelfs al zou dat veel lijden kosten.
Waar het om gaat uiteindelijk? Het perfectioneren van onze samenleving – tikoen olam – en het ontplooien van onze individuele en gemeenschappelijke identiteit.
En voor ons is sjalom een belangrijk onderdeel van onze identiteit: bij ieder gebed, iedere wens en iedere begroeting gebruiken we het woord sjalom, vrede…