G’DS WOONPLAATS SYMBOLISEERT DE BERG SINAI WAAR HET ALLEMAAL BEGON
Heeft u ooit extase gevoeld, een topervaring, geluksroes, verruimd bewustzijn of spirituele verheffing? Die topervaringen kunnen op ieder terrein liggen: van kunst en wetenschap tot liefde en mystiek. Waar het mij om gaat is de mystieke topervaring, die eigenlijk ieders deel zou moeten zijn als hij of zij in contact komt met het Jodendom.
Een mystieke topervaring ontstaat wanneer je langzamerhand jezelf en je aardse beslommeringen verliest. Je ontstijgt jezelf in de concentratie op een intense, bijna zintuiglijke ervaring van het G’ddelijke in de wereld, tegelijkertijd ontzagwekkend maar ook intens genieten.
Dit opgaan in het G’ddelijke gaat samen met een sterk gemeenschapsgevoel, een diep gevoel van vereenzelviging, sympathie en genegenheid met de hele mensheid.
Toppers hebben dat verrukkelijke vermogen om zelfs de meest eenvoudige en fundamentele gegevens telkens opnieuw fris en naïef, met ontzag, plezier, verwondering en zelfs extase te appreciëren, hoe oudbakken die ervaringen voor anderen ook geworden zijn.
Bij de berg Sinai hadden de Joden zo een topervaring. Ze ervoeren het G’ddelijke heel direct en van onvoorstelbaar nabij. Volgens de oude traditie lieten ze zelfs bij iedere G’dsspraak het leven omdat een mens G’d niet kan ervaren en blijven leven. Telkens herbeleefden ze die ervaring weer zodat ze de volgende van de Tien Geboden konden horen. Iedereen ervoer daar aan de voet van de berg Sinai 3327 jaar geleden intense mystieke ontmoetingen met het Bovenaardse.
Dit gevoel wilden de Joden vasthouden. Deze topervaring van ontmoeting met het Opperwezen zou voortaan mogelijk worden in de Tabernakel.
“Maakt Mij een Heiligdom, zodat Ik tussen jullie kan wonen” (25:7). Met deze openingszin uit de parsja van vorige week (Teroema) eindigt de parsja van deze week ook weer. De bouw van het Heiligdom in de woestijn had als doel om G’d tussen de mensen te laten wonen, hoe vreemd dit misschien ook klinkt. De Sinai-ervaring kwam binnen ieders bereik en was altijd toegankelijk. De Sinai-ervaring reisde overal met hen mee.
Ging de parsja van de vorige week voornamelijk over de Tent van samenkomst en de voorwerpen – `het meubilair’ van het Heiligdom, de heilige Arke, de Menora en de tafel met de toonbroden – deze week staan de mensen, in de vorm van de kohaniem (priesters) met hun kleding centraal.
G’d liet Zijn Aanwezigheid rusten op de berg Sinai, waar de Tora gegeven werd: ”De glorie van Hasjeem (G’d) rustte op de berg Sinai en de wolk bedekte hem…de verschijning van Hasjeems glorie werd door de Kinderen Israels gezien als een verterend vuur op de top van de berg” (24: 16-17).
Na de oplevering van het Heiligdom staat een gelijkluidende uitdrukking: “Want de wolk van Hasjeem rustte overdag op de Woning en ’s nachts was er continu een vuurgloed in, zichtbaar voor alle Joden op al hun tochten” (40:34-38).
De Woning was bedoeld als een reizende berg Sinai waar doorlopend G’ddelijke inspiratie was. Wat een spirituele luxe in die onherbergzame woestijn!
Deze week staat de dienst en de kleding van de kohaniem (priesters) centraal. Eerst richtte G’d Zijn Heiligdom in. Maar het was zonder mensen en activiteiten een lege Tabernakel.
In het Heiligdom konden de mensen hun inspiratie van het Bovenaardse en Bovennatuurlijke opdoen. Dagelijks waren daar de diensten van het wierook en van de offers. De offers symboliseerden de noodzaak het aardse te verheffen tot iets spiritueels en het wierook symboliseert de binding aan G’d. Deze week is de mens aan zet om die G’ddelijke stroom van Boven om te zetten in aardse verheffing. De mens wordt uitgedaagd iets terug te doen … .
“Zuivere, gestoten olijfolie voor de luchter om voortdurend licht te ontsteken.”(27:20)
Dit is het gebod om de Menora (de luchter) aan te steken in het Heiligdom. Het woord ‘gestoten’ (katiet) is in getallenwaarde 830 en duidt op het aantal jaren dat de Menora heeft geschenen in het eerste en het tweede Beet haMikdasj. De Eerste Tempel bleef 410 jaar bestaan en de Tweede Tempel 420 jaar.
Rabbi Jitschak Karo wijst erop, dat het einde van de vers (om voortdurend licht te ontsteken) slaat op de Derde Tempel, die voor eeuwig zal blijven bestaan, en waar het licht van de Menora nooit zal uitgaan.
Rabbi Mosje Leib uit Sassov zegt dat de woorden ‘katiet la ma’or’ het volgende betekenen: pas wanneer de mens zijn jetser hara (slechte neiging) kapot stoot komt hij in aanmerking om een lichtbron te zijn voor anderen en de glans van de Sjechiena (G’ddelijke Aanwezigheid) uit te stralen. Zoiets dergelijks zegt ook Rabbi Mosje Mikoebrien: als je gestoten bent en alle lusten, passies en slechte eigenschappen in jezelf hebt opgeruimd, kun je het zechoet (verdienste) smaken om de Hemelse Uitstraling deelachtig te worden.
WEET WAT U MOET ANTWOORDEN
De Italiaanse verklaarder Sforno (1475-1550) legt uit, dat wij het Misjkan hebben gekregen na de zonde van het gouden kalf. De bouw van de Tabernakel was nodig om aan te tonen dat de zonde van het gouden kalf vergeven was. Het was een antwoord aan de spotters die meenden dat G’d het Joodse volk verlaten had. Ook wij moeten weten wat te antwoorden aan onze belagers. Ik zag een prachtige dewar Tora van Rabbi Label Lam, dat ik u niet wil onthouden.
Een prachtige anekdote uit de Midrasj: “De slechte Turnus Rufus vroeg Rabbi Akiva, “Waarom wordt de naam van G’d vermeld in de eerste vijf van de Tien Geboden, maar niet in de laatste vijf?”. Rabbi Akiva ging zijn paleis binnen naar zijn wapenkamer. Turnus Rufus liet hem al zijn wapens zien. Vervolgens ging Rabbi Akiva naar zijn badkamer en vroeg hem: “Waarom slaat u hier niet een deel van uw wapens op?”. Turnus Rufus antwoordde: “Het zou een schande zijn om ze in een dergelijke walgelijke plaats op de plaats!”, waarna Rabbi Akiva zei: “Zo is het ook met de eerste vijf geboden. Die vormen een eervolle context. De laatste vijf betreffen moord, overspel, diefstal, valse getuigenis en lust. G’d wilde Zijn naam daarmee niet direct associëren”.
Antwoord een dwaas naar gelang zijn dwaasheid
adviseert koning Sjelomo (Salomo) in Misjlee. Het is een dagelijkse uitdaging.
Ik stond eens op het punt om een gevangenis binnen te gaan om iemand te bezoeken en de bewaker vroeg mij: “Waarom dragen jullie hoeden en waarom kleden jullie je zo?”. Ik legde hem uit, dat er alleen in de kleren een duidelijk verschil bestaat tussen cipier en gevangene. De bewaker heeft een grijs shirt met een paar strepen en de gevangene draagt een beige shirt. Iedereen draagt een bepaald uniform. Zelfs degenen, die zeggen dat zij daar niet aan meedoen dragen hetzelfde soort kleding. Jouw uniform zegt “Ik ben een bewaker!” en de mijne zegt “Ik ben een bewaker, maar dan van een andere soort”.
Een man waar ik bij een simche (feest) naast zat, begon luidkeels de evolutieleer te verdedigen. Niemand reageerde. Toen draaide hij zich naar me om en zei: “Ik verwacht niet dat je het met me eens bent, omdat je religieus bent!”. Ik antwoordde toen: “Ik ben niet zo religieus als jij”. Hij zei dat hij niet religieus was. Toen ging ik door: “Elke Jood is religieus! Jij gelooft in de evolutie. Ik probeerde jou niet over te halen maar jij deed wel je best om mij en mijn vrienden te overtuigen of te bekeren! Jij bent zelfs religieuzer dan ik ben”.
Een Russische Jiddisje Memme zocht een appartement voor haar dochter. Op een gegeven moment stond zij tegenover een antisemitische bureaucraat van de communistische partij, die haar meteen beschuldigde voor de moord op zijn god. Zij vroeg hem toen: “Waarom heb jij me dan niet gestopt?”. Hij antwoordde: “Ik was er niet!”. Toen zei ze: “Ik ook niet!” en ze kreeg het appartement.
We hoeven niet altijd te antwoorden, maar het is belangrijk om te weten ‘wat te antwoorden’.
TETSAVE (beveel):
- Mosjee moet de Menora brandend houden en Aharon en zijn zonen aanstellen als priesters (kohaniem).
- De koheen gadol (Hogepriester) krijgt onder andere een borstschild, een voorhoofdsplaat, een schoudermantel (efod), een tulband en een gordel.
- Twee stenen met daarin de namen van de stammen gegraveerd moeten aan de schouderstukken gehecht worden.
- Het borstschild ’voor bijzondere beslissingen’ moet Aharon op zijn hart dragen.
- Voor de aanvaarding van het priesterschap moeten er offers gebracht worden en
- De nieuwe priesters moeten zich zeven dagen voorbereiden.
- Aharon wordt ook gezalfd met olie, met een meeloffer, olie en wijn.
- Ook andere offers worden voorgeschreven.
Statistieken
Tetsave is de 20e parsja, telt 101 pesoekiem, verzen, 1412 woorden, 5430 letters en is hiermee de 23 na langste parsja. Bevat 4 ge- en 3 verboden.