Parsja laatste dagen Pesach 5775         

Omdat het deze vrijdag en Sjabbat de laatste dagen Pesach zijn zullen er deze week andere verklaringen gegeven worden in plaats van de gebruikelijke Parsja verklaringen.

LESSEN VAN KERIAT JAM SOEF, HET SPLIJTEN VAN DE RIETZEE – HET BEGIN VAN DE VOLLEDIGE BEVRIJDING –

Wat kunnen we leren van de splijting van de Jam Soef op de zevende dag Pesach, dat het begin van de volledige bevrijding vormde?

Dankbaarheid. Geen gewapend conflict met Egypte

“Gewapend trokken de Bné Jisraëel uit het land Egypte” (Sjemot/Ex. 13:18). Waarom heeft G’d de Bné Jisraëel niet geboden te vechten met de Egyptenaren aan de oever van de Jam Soef?

De Egyptenaren hadden de Bné Jisraëel in eerste instantie toch veel gastvrijheid hadden geboden, hoewel dat later omsloeg in slavernij en onderdrukking. Wij mogen niet spugen in de put waaruit wij gedronken hebben. Daarom heeft G’d ons ook opgedragen (Dewariem/Deut. 23:8) dat wij de Egyptenaren niet mogen verafschuwen “omdat u een vreemdeling was in zijn land”. Dankbaarheid is een belangrijke eigenschap. Aharon moest daarom de Nijl slaan met bloed en kikvorsen. Mosje mocht dat niet doen omdat Mosje in de Nijl beschutting had gevonden toen zijn moeder hem verborg voor de Egyptische soldaten. Dankbaarheid is voor velen tegenwoordig een moeilijk begrip. Het Jodendom benadrukt het telkens weer. Zo ontstaat een betere maatschappij, tikoen olam.

G’ds wegen zijn ondoorgrondelijk

Meestal neemt men aan dat de Rietzee over de hele lengte van de zee spleet, van de ene oever tot de andere oever en dat de Joden zo hun vrijheid verwierven. Maimonides (1135-1204) is van mening dat de zee zich in twaalf wegen splitste naar het aantal stammen. In totaal waren er dus twaalf doorwaadbare plaatsen in de Jam Soef. Deze doorwaadbare gangen hadden echter de vorm van een halve cirkel. De Joden kwamen dus aan dezelfde kant uit de Jam Soef als zij er in gegaan waren. Vaak begrijpen wij G’ds wegen niet. Maar we mogen er zeker van zijn, dat het allemaal een betekenis en bedoeling heeft.

Durf en opofferingsgezindheid

In Sjemot/Ex. 14:22 staat geschreven: “En toen kwamen de Bné Jisraëel in de zee op het droge”. De Midrasj vraagt: “Indien men in de zee aankwam, waarom heet het dan `op het droge’? Als het droog was, waarom heet het dan zee?”. Hieruit leert men dat de zee pas spleet toen ze tot aan hun lippen in het water stonden.

Een belangrijke gedachte! Men moet durf en opofferingsgezindheid tonen. Daarzonder gaat het niet in het Jodendom!

  1. Geen woorden maar daden

In de Talmoed (B.T. Sota 36b) meent Rabbi Meïr, dat toen de Joden aan de oever van de Jam Soef stonden de stammen elkaar toeriepen: “Ik ga als eerste de zee in” en de andere meende dat hij als eerste wilde afdalen.

Toen zei Rabbi Jehoeda tegen Rabbi Meïr: “Zo is het niet gebeurd! De ene stam riep dat zij niet als eerste de zee in zouden springen en de andere stam riep dat zij dat niet als eerste zouden doen. Daarop sprong Nachsjon ben Aminadav als eerste in de zee”.

Er is eigenlijk geen meningsverschil tussen Rabbi Jehoeda en Rabbi Meïr. Rabbi Meïr meent dat iedereen ook werkelijk serieus zei, dat hij als eerste in de zee zou springen. Rabbi Jehoeda gaat ermee accoord, dat ze dat oorspronkelijk inderdaad ook allemaal riepen maar toen er werkelijk om actie werd gevraagd, toen begon iedereen te twijfelen en terug te trekken. Opeens moest de ander maar als eerste te water gaan, totdat Nachsjon het initiatief nam en daadwerkelijk de zee insprong. Een doordenker in onze maatschappij, die uitblinkt in prachtige volzinnen! Geen woorden maar daden!

Natuur belangrijker dan wonderen

Na de splitsing van de Jam Soef staat er geschreven (Sjemot/Ex. 14:27): “En Mosje neigde zijn hand over de zee en de zee keerde terug tot zijn kracht tegen het wenden van de ochtend”.

Rasjie legt uit, dat de zee weer zijn oorspronkelijke kracht terugkreeg.

Dit is moeilijk te begrijpen. Het is toch logisch dat de zee zijn oorspronkelijke kracht herkreeg. Waarom moet de Tora dit expliciet vermelden? Wanneer een dam het water stuwt, stroomt het water weer met enorme kracht voort in zijn oorspronkelijke bedding, zodra de dam verwijderd wordt. Dit was echter niet het geval aan het einde van de keriat Jam Soef. Toen Mosje opdracht kreeg om zijn hand over de zee te bewegen, kreeg de zee haar oorspronkelijke kracht terug zonder te ontaarden in een bruisende, kolkende watermassa.

Een totaal andere uitleg is ook mogelijk. Het kan zijn dat de Tora juist het omgekeerde wil benadrukken, dat hoewel de “diepe afgronden midden in de zee bevroren waren” en ijs slechts langzaam smelt, het water toch snel zijn oorspronkelijke kracht herkreeg om de Joden te hulp te schieten.

Hoe het ook zij, de Tora geeft aan, dat de natuurlijke toestand van alle elementen de meest gewenste is. Wanneer G’d de natuur even opheft, doet Hij dit zo min mogelijk ingrijpend. Het water keerde gewoon weer naar zijn natuurlijke toestand terug, zonder veel ophef.

Een belangrijke les in ons dagelijks leven. Het Jodendom moet onder de meeste gewone, alledaagse omstandigheden beleefd en uitgedragen worden. Wonderen zijn prachtig maar in het Jodendom draait het om het heiligen van de natuurlijke Schepping.

Inzicht komt vaak pas later

De Egyptenaren realiseerden zich pas aan het einde van de keriat Jam Soef – toen de zee hen verzwolg, dat “Ik G’d ben”. Waarom pas zo laat? Daarvoor was de zee al gespleten en liepen de Joden op droog land door de Jam Soef, hetgeen een veel groter wonder was dan dat de zee weer tot zijn gewone, natuurlijke staat terugkeerde en de Egyptenaren verdronken.

Waarom zagen de Egyptenaren niet eerder in dat hier sprake was van een wonder en zij G’d hadden moeten erkennen als baas over de natuur? De Netsiew uit Wolozhyn zegt dat de Egyptenaren meenden dat de zee soms laagstand had. Zij dachten dat de Joden bij eb de zee overgestoken waren en daarom op droog land liepen. Toen de Egyptenaren zich realiseerden dat precies op dat moment de zee hen overviel en er sprake was van een enorme vloed, pas toen begrepen ze dat dit een groot wonder was om de Bné Jisraëel te redden.

Verzekeren en herverzekeren?

In Sjemot/Ex. 14:22 staat geschreven dat “de Bné Jisraëel in de zee kwamen op het droge”. Daarna staat het omgekeerde (Sjemot 14:29): “En de Bné Jisraëel gingen op het droge midden in de zee”.

Dit leert ons iets belangrijks. Wanneer we ons in een moeilijke situatie bevinden, staan we als het ware “midden in de zee”. Toch moeten we realiseren, dat hulp van Boven als in een oogopslag gegenereerd kan worden. Woelig water kan binnen de kortste keren weer “het droge” worden. Aan de andere kant, wanneer de mens denkt dat hij sterk staat – met beide benen of zijn schaapjes op het droge, het lijkt alsof de ‘kracht van zijn hand hem deze macht heeft bezorgd’ – juist dan moet hij beseffen, dat het droge heel makkelijk in zee en onstabiliteit kan veranderen. Een belangrijke gedachte in onze tijd van verzekeren en herverzekeren!

HET EINDE VAN DE SLAVERNIJ

Gedwongen vertrokken

De Tora maakt duidelijk, dat onze Exodus uit Egypte eigenlijk een gevolg was van Egyptische druk: “En Egypte drong aan bij het Joodse volk om het snel uit het land te laten gaan” (Sjemot 12:33). Israël verliet Egypte niet graag. We zien dit thema regelmatig herhaald in de veertigjarige omzwerving in de woestijn.

Elke gelegenheid greep men aan om terug te willen naar Egypte; bij ieder obstakel begon het volk te morren. Wellicht is het daarom begrijpelijk, dat de keriat Jam Soef wordt ingeleid met “Wajehie”, omdat hier toch gewag gemaakt wordt van een trieste houding bij het Joodse volk. Vreselijk is het om te moeten lezen, dat, als Farao ons niet Egypte had uitgestuurd, wij de diaspora niet op eigen kracht hadden willen verlaten.

Toen de dageraad begon te gloren en de bevrijding aanbrak, werden de Egyptenaren opeens weer vriendelijk voor de Joden: “En G’d bewerkte, dat de Egyptenaren het Joodse volk gunstig gezind waren”. Zelfs Farao vroeg aan Mosje en Aharon: “Wilt u mij ook zegenen?” (12:32). Deze emotionele omslag bracht de Joden aan het twijfelen. We hebben een te gering gevoel van eigenwaarde.

Ons nationale minderwaardigheidscomplex had de uittocht bijna verhinderd. We vergaten maar al te snel de misdaden tegen de Joodse mensheid. Zodra de omgeving ons vriendelijk toelacht, geloven we dat ze weer onze beste vrienden zijn. Op verschillende wijzen wordt deze psychische zwakte aangegeven bij de Exodus: “En het gebeurde toen Farao ons uit Egypte uitgeleide deed”. De werkwoordsvorm geeft aan dat Farao ons begeleidde op onze uittocht. Hij leek weer ons vriendje.

“En het geschiedde: toen Farao het volk liet wegtrekken, voerde G’d hen niet de weg door het land van de Filistijnen, omdat het nabij was; want G’d zei opdat het volk geen berouw zou voelen, wanneer zij de oorlog zien en terugkeren naar Egypte” (13:17). Rasjie legt hierbij uit dat het eenvoudig zou zijn om via dezelfde route naar Egypte terug te keren. Rasjie had bij deze pasoek het volgende probleem: nabijheid is over het algemeen een pluspunt.

Maar hier is het juist een reden om die route niet te volgen. Door het land van de Filistijnen – langs de Middellandse Zee naar Israël – trekken, leidde sneller tot het doel.

Maar Rasjie waarschuwt ons, dat we niet moeten vergeten dat het ook dichtbij het punt van vertrek was. Daarom verklaart hij dat “het makkelijk zou zijn om terug te keren naar Egypte”.

De Joden waren nog zwak van geest. Ieder obstakel, dat ze zouden tegenkomen, zou hen kunnen doen besluiten om terug te keren. Daarom liet G’d het volk via een omweg uit Egypte trekken. Op dat moment was men nog te labiel om de volksmissie onder harde omstandigheden door te zetten. Het zaadje moest nog ontkiemen.

Eigenwaarde

De Joden moesten hun zelfvertrouwen en eigenwaarde nog leren opbouwen. Dezelfde achtergrond vinden we in een van de eerste verzen bij de feitelijke exodus: “En Mosje nam het gebeente van Joseef mee” (13:19). De volkeren hadden de Tora verworpen omdat ze meenden dat deze onuitvoerbaar was. Hoe kan de mens zijn passies bedwingen? Deze gedachte beïnvloedde ook de Joden. Maar Joseef was het bewijs van het tegendeel.

In de woestijn droeg het volk twee Arken met zich mee. De ene Arke bevatte de Stenen Tafelen en de andere de beenderen van Joseef: “Die ene heeft vervuld wat in de andere voorgeschreven staat”. Joseef was in staat de verleidingen van de vrouw van Potifar te weerstaan. Hij was het bewijs dat de mens zijn passies kan ontstijgen.

Bovendien hadden de voormalige slaven een minderwaardigheidscomplex. De kist van Joseef, die uit het koninklijke mausoleum van Egypte gehaald was door Mosjé, gaf hen hun trots terug omdat dit toonde dat de Joden van adellijke afstamming waren. Awraham, Jitschak en Ja’akov – die aanzien als koningen hadden genoten in Kena’an – waren immers hun voorouders!

Reacties zijn gesloten.