Parsja Tazria 5775

TAZRIA (conceptie en geboorte)
(Wajikra/Leviticus 12:1-13:59)

  • Na de bevalling van een zoon of een dochter wordt de kraamvrouw onrein; ze moet een offer brengen.
  • De briet-mila (besnijdenis) moet op de achtste dag geschieden.
  • Uitvoerig wordt melaatsheid (een verkleuring of aandoening) beschreven, die bovendien kleding en gebouwen kan aantasten.

Metsora (melaatse)
(Wajikra/Leviticus 14:1 – 15:33
)

  • Wie genezen wordt verklaard van tsara’at moet een offer brengen, al het lichaamshaar afscheren, baden, de kleding wassen en nog zeven dagen wachten alvorens terug te keren naar de legerplaats.
  • Uitvoerig wordt beschreven hoe het offeren moet geschieden.
  • Indien een huis aangetast (b)lijkt door tsara’at dan moet het huis leeggeruimd worden en ook hier moet de koheen een oordeel over geven.
  • Als de aandoening aan het huis zich uitgebreid heeft, dan moet het huis afgebroken worden en al het puin moet naar een onreine plaats gebracht worden.
  • Heeft de uitslag zich niet uitgebreid, dan is het rein. Ook thans moet een offer gebracht worden.
  • Vloeiingen veroorzaken onreinheid. Als de vloeiing ophoudt moet men in het mikve gaan, kleren wassen en een offer brengen.

Tazria is de 27e parsja van de Tora, telt 67 pesoekiem, verzen, 1010 woorden, 3667 letters en is de 48 na langste parsja. Bevat 5 ge- en 2 verboden.

Metsora is de 28e parsja, telt 90 pesoekiem, verzen, 1274 woorden,  4697 letters en is de 39 na langste parsja. Bevat 11 geboden.

VERDIEPING I: REINHEID EN ONREINHEID

Een aspect van rituele reinheid en onreinheid is, dat hier het scherpe contrast tussen leven en dood blijkt. Dit kan gezien worden in de voorschriften van nida (menstruatie), de regels van zwangerschap en de onreinheid van een joledet (kraamvrouw).

Wanneer een vrouw nida wordt, betekent dit dat er geen leven in haar groeit. Een zwangere vrouw voelt leven in zich ontwikkelen en is rein. Wanneer dat leven haar verlaat, begint ze weer aan haar cyclus.

De geboorte van een kind is zo bijzonder dat de Tora opdraagt hiervoor twee offers te brengen. Eén als dankoffer en één als schuldoffer, omdat sommige vrouwen vanwege de barenspijnen zweren, dat ze nooit meer kinderen willen krijgen.

Moeilijk te verklaren is echter dat de Tora de 7 onreine en de 33 reine dagen na een jongen bij de geboorte van een meisje verdubbelt: 14 dagen onreinheid en 66 dagen reinheid.

Welke invloed heeft het geslacht van het kind op moeders status? Dieper gaat de vraag waarom een moeder na de geboorte van een kind überhaupt onrein wordt?!

Onreinheid heeft altijd iets te maken met de dood. G’d draagt ons op om het leven te kiezen. Het leven is een geschenk. Deze wereld moet een Koninkrijk G’ds worden. Daarom is alles dat een bedreiging vormt van het leven ritueel onzuiver.

Niet alleen de dood maar zelfs onvervuld of onvolgroeid levenspotentieel vormt toema   onreinheid. Daarom brengt de menstruatiecyclus onreinheid. Iedere maand wordt er een eitje geproduceerd. Als geen bevruchting plaatsvindt, desintegreert de baarmoederwand, waarna de maandelijkse vloeiing volgt. Dit bloed betekent dat het potentieel voor nieuw leven niet gerealiseerd werd.

Waarom resulteert de bevalling in onreinheid? Uit het scheppen van nieuw leven zou juist tahara – reinheid   moeten voortvloeien! Bij een bevalling naderen leven en dood elkaar dicht. Tot ongeveer 85 jaar geleden was de bevalling een van de belangrijkste doodsoorzaken bij vrouwen. Gedurende de weeën lijden de meeste vrouwen zoveel, dat zij het gevoel hebben niet ver van de dood te staan. Daarom moeten zij ook gomeel bensjen   G’d danken na de geboorte   op dezelfde manier waarop men G’d dankt na een ernstige confrontatie met de dood. Maar omdat bij de geboorte niet alleen sprake is van een confrontatie met de dood, zijn de reine 33 dagen veel meer dan de onreine 7.

De verhouding is bij een jongetje 33:7 en bij een meisje 66:14. Bij de geboorte van een meisje tellen de dagen dubbel omdat de vrouwelijke fysiologie het ‘drama van leven en dood’ herhaalt. Een meisje wordt een volwassen vrouw, die diezelfde menstruatie  en geboortecyclus zal herhalen.

VERDIEPING II: ‘En op de achtste dag zal hij besneden worden’ (12:3). Dit voorschrift werd al eerder gegeven aan Avraham (Bereesjiet/Gen. 17:12). Onze pasoek  (vers) licht een extra aspect van de besnijdenis toe: op de achtste dag – zelfs op Sjabbat – moet de Briet Mila geschieden (B.T. Sjabbat 132a). In de Midrasj (achtergrondverklaring) wordt hierbij een vergelijking (masjal) geschetst: twee ministers kwamen voor de koning. Niemand wist wie hoger in rang was. Toen de één de ander voorliet begreep iedereen dat degene die voorging de belangrijkste was.

Hetzelfde geldt voor de verhouding tussen de Sjabbat en de Briet Mila. Sjabbat weegt op tegen de hele Tora (J.T. Berachot 1:5). Toch is de Briet Mila groter omdat daardoor 13 verbonden tussen G’d en het Joodse volk werden gesloten (B.T. Nedariem 31b). De besnijdenis schuift de Sjabbat terzijde. Waarom is dit zo? Tosefet Beracha meent dat de Briet Mila het stempel van het Jodendom op de persoon drukt. Sjabbat is het teken van het verbond tussen G’d en het Joodse volk. Eerst moet men dit besnijdenisverbond zijn aangegaan. Pas daarna kan men werkelijk Sjabbat houden.

Sjabbat is de getuigenis dat G’d  Hemel en aarde heeft geschapen. De Briet Mila is het teken dat wij G’ds dienaar zijn. Alleen getuigen dat G’d Hemel en aarde heeft geschapen is onvoldoende. We moeten weten dat wij Zijn dienaar zijn en Zijn mitsvot in acht nemen. Dit is ons doel in het leven.

Verklaarders gaan verder in op de vraag waarom de Briet Mila alleen overdag mag geschieden. De Tora schept een contrast: misdadig bloedvergieten geschiedt vaak ’s nachts. De dag is het symbool voor het goede: besnijden is geen verminking maar een positief verbond. Zo staat ook bij de eerste besnijdenis uit de geschiedenis: “Midden op deze dag werden Awraham en Jisjma’eel, zijn zoon, besneden” (Bereesjiet/Gen. 17:26). Het vereiste van overdag geldt ook voor offerbloed. Offers konden alleen overdag gebracht worden. Dieren doden is in principe verboden tenzij het een hoger doel dient.

Toch blijft het moeilijk dat men op Sjabbat een Briet Mila mag uitvoeren. Een aantal andere mitswot (geboden) die ook op Sjabbat moesten worden vervuld, werden opgeheven omdat men vreesde dat de uitvoerders van het gebod het draagverbod zouden schenden. Zo is het verboden op Sjabbat Rosj Hasjana op de sjofar te blazen en op Sjabbat Soekot een loelav (plantenbundel) te schudden. Men vreesde dat men de sjofar of de loelav op straat zou meenemen. Waarom is men niet bang dat de moheel (besnijder) zijn instrumentarium over straat zou vervoeren op Sjabbat? Eigenlijk had men de besnijdenis moeten verbieden op Sjabbat. Waarom gebeurt het dan toch?

Rabbi Baroech Epstein (20e eeuw) legt uit dat Rosj Hasjana en Soekot (Loofhuttenfeest) een onzekere datum hebben. Omdat wij niet meer de kalender vaststellen volgens de voorschriften kan het zijn dat ze op een andere dag zouden moeten vallen. Het kan dus zijn dat de mitswa van Sjofar of Loelav vandaag niet gedaan hoeft te worden. Daarom is de mitswa al enigszins ‘verzwakt’. Vandaar dat wij rekening houden met het mogelijk schenden van het draagverbod. De achtste dag van de besnijdenis is echter altijd zeker en duidelijk de achtste dag. Daarom hoeven we niet te vrezen voor een mogelijke overtreding van het draagverbod.

Rabbenoe Bachja ibn Pakoeda (11e eeuw) meent op grond van de vergelijking tussen Briet Mila en offeren, dat er een verplichting tot een se’oeda (maaltijd) bij de besnijdenis bestaat. Zo staat er in Sjemot 29:33 dat “men de offers moet eten waardoor er kappara (verzoening) plaatsvindt”. Daarom maakt men ook een se’oeda op de dag van de besnijdenis. De Briet Mila wordt vergeleken met een offer. Het wordt gezien als een opoffering voor de ouders om hun kind zo te zien lijden. De Mila geeft kappara (verzoening) als een korban (offerdier). Daarom is de Mila ook op de achtste dag bepaald want pas vanaf de achtste dag wordt een korban als offer geaccepteerd (Wajikra 22:27).

VERDIEPING III: Mikve en briet mila: rectificaties van de zondeval

In parsja Metsora worden ook vloeiingen van mannen en vrouwen besproken. Deze vloeiingen maken man en vrouw ritueel `onrein’. Deze `onreinheid’ kan worden opgeheven door onderdompeling in een ritueel bad, het mikve.

Het woord mikve betekent letterlijk `een verzameling water´. We vertalen het als het rituele bad omdat de wassing geen hygiënisch maar een religieus, ritueel doel dient.  Wat was er misgegaan?

Na een bloedvloeiing bezoekt een vrouw het mikve. Seksueel contact gedurende de menstruatieperiode is verboden. Hoewel dit een chok (een onbegrijpelijke wet) heet, heeft de maandelijkse onthouding toch enige logica. Beperking van lichamelijk contact voorkomt sleur en verveling. Iedere keer wanneer de vrouw uit het mikve komt, is het een herbeleving van de wittebroodsweken.

Seksualiteit heet bij ons ‘heilig’. Er bestaan vele menstruatietaboes in primitieve maatschappijen. Maar wat is die menstruatie? Biologisch gezien lijkt dit oneconomisch. Waarom kan de vrouw niet net zoals de man constant gereed zijn voor het voortplantingsproces? Biologen noemen dit een onbegrijpelijke inefficiëntie van de natuur. Voor primitieve volkeren was dit afschrikwekkend en onlogisch. Het werd toegeschreven aan een kwade macht.

Maar bij ons past dit in het patroon van menselijke onvolmaaktheid na de zondeval. We kunnen ons niet makkelijk perfectioneren. De grootste menselijke onvolmaaktheid is zijn sterfelijkheid, ook een gevolg van de paradijselijke zondeval. Potentieel zouden mensen zichzelf constant kunnen vernieuwen en eeuwig leven. Maar dat is geen realiteit.

Een ander gevolg van de zondeval was dat een vrouw tijdens de baring als in doodsnood verkeert. Onze houding tegenover ons eigen lichaam en tegenover seksualiteit werd totaal anders. Kinderen krijgen zou een normale, biologische functie moeten zijn maar bevallen werd zware arbeid en seksualiteit soms een bron van frustraties en taboes.

Onbesnedenheid en menstruatiecyclus staan in verband met onze ontaarde toestand, onze breuk met de natuur en herinnert ons constant aan onze zondeval. Was men onrein dan mocht men niet in de Tempel, want de Tempel is het Paradijs in miniatuurvorm. Het huwelijk heet ‘kidoesjien’ – heiligheid. Het vermogen om kinderen te scheppen is heilig.

De Briet-mila (besnijdenis) is de eerste stap op weg naar verheffing uit onze gevallen toestand. Hierdoor wordt de band met Gan Eden (het Paradijs) – ook Adam werd besneden geschapen – hersteld. Voor de vrouw geschiedt het herstel van de band met het Paradijs via het mikve.

 

Het mikve bestaat uit regenwater en is spiritueel verbonden met de rivier, die uit Eden voortkwam (zoals in het Scheppingsverhaal wordt verteld nadat Adam en Eva uit het Paradijs waren verdreven).

Al het stoffelijke heeft een spirituele tegenhanger. Het lichamelijke aspect van de mens gaat in het fysieke mikve maar onze nesjomme (ziel) gaat in het spirituele mikve. Water symboliseert de vloeibare toestand. Het verschil tussen vloeistof en vaste stof is verandering.

Het mikve is aarde en water, vastigheid en vloeibaarheid. Leven is een doorlopende combinatie van bestendigheid en verandering. Bestendigheid en behoud van identiteit tegenover doorlopende groei. De mens is stof en water: vaste vorm en verandering. Wanneer iemand het mikve ingaat, dompelt hij zich onder in het basisidee van verandering. Men maakt zijn ego kapot (onder water kan men niet leven). Dat is geestelijke reiniging, wedergeboorte. Elke keer opnieuw weer een microbekering tot echt geloof.

Reacties zijn gesloten.