(BEMIDBAR / NUMERI 4:21 – 7:89)
In Naso worden verdere opdrachten omtrent het transport meegedeeld.
Daarna wordt opgedragen iedereen die ritueel onrein is, buiten het kamp te plaatsen.
Er volgt een voorschrift voor wie zaken ontvreemd heeft.
Als een man in een vlaag van jaloezie zijn vrouw van ontrouw verdenkt, kan hij haar naar de priester brengen, die een aantal handelingen uitvoert, waaronder het mengen van stof van de vloer van de Tempel met water en het schrijven van G’ds naam op een stuk perkament. Na nog een ceremonie moet de vrouw het vloekbrengende water drinken en zal blijken of ze al dan niet schuldig is; zo ja dan zwelt haar buik op en vallen haar dijen in. Zo nee, dan zal ze (weer) kinderen krijgen.
Voorts worden de wetten van het nazireeërschap vermeld: een nazier is een man of een vrouw, die vrijwillig een gelofte op zich neemt gedurende een zekere tijd. In die periode mag de nazier geen wijn drinken of wat dan ook van de wijngaard eten, dan wel andere sterke drank gebruiken. Voorts mag zijn hoofdhaar niet geschoren worden en mag hij zich niet verontreinigen aan een lijk. Aan het einde van de periode brengt de nazier(a) een offer in de Tempel, scheert het hoofd en hervat het normale leven.
De kohaniem moeten het volk zegenen. Het Heiligdom krijgt van alle stammen dezelfde geschenken, die per stuk worden opgenoemd.
Naso is de 35e parsja, telt 176 pesoekiem, verzen, 2264 woorden, 8632 letters en is de langste parsja. Bevat 18 mitsvot, waarvan 7 ge- en 11 verboden.
Verdieping I: Birkat kohaniem, de priesterzegen
Op de feestdagen wordt in Nederland bij het ochtendgebed en het moesaf-gebed de priesterzegen uitgesproken zoals deze week in Bemidbar 6:24-26, beschreven wordt.
In Talmoed en halacha worden veel aspecten van de birkat-kohaniem, de priesterzegen, behandeld. Er zijn ook veel diniem (voorschriften) en minhagiem (gebruiken).
Bij de Bnee edot hamizrach in Israel is het de gewoonte, dat de kohaniem het volk iedere dag zegenen. Bij de Asjkenaziem geldt hetzelfde, behalve in Haifa en andere steden in de Galiel waar de kohaniem het volk alleen zegenen bij Moesaf (het extra gebed) op Sjabbat, Rosj chodesj (nieuwemaandsdag), Jom tov (feestdagen) en Chol hamo’eed (tussendagen).
Elke koheen, die in sjoel aanwezig is, moet zijn handen wassen voordat de chazzan de beracha van retsee begint. Zodra de chazzan de beracha van retsee begint, moet de koheen zich in de richting van de doechan (het podium vanwaar gezegend wordt) begeven. Zolang de chazzan nog niet bij de woorden “hamachazier Sjechinato LeTsion”
is aangekomen, mag de koheen naar de doechan gaan. Heeft de chazzan de woorden “hamachazier Sjechinato LeTsion” uitgesproken en is de koheen nog niet richting doechan gegaan, dan mag hij het volk niet meer zegenen.
Als de kohaniem hun handen zijn gaan wassen toen de chazzan nog niet bij de woorden “hamachazier Sjechinato LeTsion” was aangekomen maar pas na deze woorden zijn gaan lopen richting de doechan, mogen zij niet meer doechenen. Daarom doet de chazzan er verstandig aan – als hij ziet dat de kohaniem nog niet bij de doechan gearriveerd zijn – om iets langzamer voor te davvenen als er te vrezen valt, dat de kohaniem het anders niet halen.
De chazzan doet er goed aan om de pesoekiem (verzen) van de birkat kohaniem hardop aan de kohaniem voor te zeggen en dit niet zachtjes te doen.
Bij het doechenen staat het volk met het gezicht richting de kohaniem. Wanneer er geen kohaniem in sjoel zijn en de chazzan het vervangende stukje met de birkat kohaniem zegt, hoeft men niet te staan. Sommigen stellen, dat het niettemin goed is hierbij ook te staan.
Wanneer men in de sjemonee esree (het achttiengebed) staat, stopt men met davvenen en luistert men aandachtig naar de birkat kohaniem maar men antwoordt geen ameen.
De chazzan zelf zegt in principe geen ameen op de birkat kohaniem. Als de chazzan uit een siddoer voordavvent en er zeker van is dat hij na het antwoorden van ameen gewoon kan doordavvenen en niet in de war raakt, mag hij ameen antwoorden op de drie berachot uit de birkat kohaniem maar niet op de beracha `asjer kidesjanoe bikedoesjato’. De Bnee edot hamizrach zeggen zelfs op de drie berachot uit de birkat kohaniem geen ameen.
Nadat de kohaniem de birkat kohaniem hebben uitgesproken, is het de minhag (gewoonte), dat men de kohaniem jijasjeer kochaga of chazzak baroech zegt.
Het is toegestaan om met de handen te tonen hoe de kohaniem hun vingers spreiden bij de birkat kohaniem maar het is niet toegestaan de handen naar boven te houden en de vingers precies zo te spreiden als de kohaniem doen tijdens de de birkat kohaniem (Bron: Halacha sjebeparasja van Rav A.J. Schwartz).
Verdieping II: Intentie en richting bij de offers van de voorzitters
Ik heb een probleem. Bij iedere sjoeldienst doen de meeste aanwezigen in sjoel hetzelfde. Iedereen heeft een talliet (gebedskleed) aan, iedereen zegt dezelfde gebeden. Ik leg dezelfde tefillien, gebedsriemen als Mosje. Wat is het verschil tussen de mensen?
Wellicht is hierop een antwoord te vinden bij de inwijding van het Misjkan, de Tabernakel deze week.
Aan het einde van de parsja wordt verteld, dat iedere voorzitter van de twaalf stammen een offer bracht. De Tora herhaalt ieder, identiek offer bij elke vorst nog een keer. Waarom? Volgens Nachmanides (13e eeuw) wilden alle stamvorsten dezelfde dag en tegelijkertijd een offer brengen. Enkel het vermelden van het eerste offer van de belangrijkste stamvoorzitter Nachsjon, de zoon van Aminadav en daarna bij iedere volgende stamvoorzitter vermelden “zie boven”, zou van minachting getuigen voor de eer van de overige stamvorsten.
leder had zijn eigen individuele manier om G’d te dienen en al die speciale bedoelingen en intenties komen in een aparte vermelding tot uiting. Rabbi Simcha Zisel van Kelm (19e eeuw) legt het als volgt uit: Men zou kunnen denken, dat, omdat zoveel mensen dezelfde mitswa doen, G’d de mitswa van ieder individu steeds minder waardeert. Daarom staan alle offers met dezelfde details steeds opnieuw beschreven om ons duidelijk te maken, dat elke offer even geliefd was in de ogen van G’d. Hetzelfde geldt voor onze gebeden.
Maar daar is wel speciale intentie voor nodig. Het unieke van ieder mens ligt met name in zijn intenties, emoties, levensstijl en –richting. In het Hebreeuws wordt het unieke van ieder individu gevat in het woord `kavvana’. Kavvana kan op verschillende manieren worden vertaald: gevoel, emotie, concentratie of toewijding. De stam van het woord “kavvana” is “kiveen”: richten op. Dit suggereert, dat kavvana “gericht bewustzijn” is.
Tegenwoordig kennen we geen offers meer. De gebeden zijn in plaats van de offers gekomen. Daar is nog meer gericht bewustzijn voor nodig.
In onze jachtige, moderne maatschappij lijkt er weinig tijd en aandacht te bestaan voor het unieke van het gebed. In het drukke, aardse leven van sommige mensen lijkt een tefilla, waarin onze aanhankelijkheid aan het Opperwezen wordt betoond, niet meer te passen. Toch is deze ervaring, een `touch van het G’ddelijke’, ook voor de moderne mens onmisbaar.
Rabbi Aryeh Kaplan geeft ons hierover enkele gedachten mee. Vaak worden we geconfronteerd met studenten, die zich erover beklagen dat het opzeggen van de gebeden hun zinloos overkomt omdat onze dagelijkse gebeden elke dag weer bijna dezelfde inhoud hebben. Hoe is het mogelijk dat we drie keer per dag dezelfde woorden uitspreken en deze woorden hun betekenis toch blijven houden?
Rabbi Kaplan gaat in op zijn ontmoetingen met beoefenaars van meditatie. Meditatie bestaat o.a. uit het voortdurend herhalen van een mantra, een speciaal woord dat opgegeven wordt door een meester. “Is dat alles?” vroeg hij ongelovig. “Dat is alles” was het antwoord. “Als je steeds weer dezelfde woorden herhaalt, brengt je dat in een verhoogde staat van bewustzijn”. Wij nemen aan dat meditatie niets te maken heeft met ons begrip van davvenen, het gebed. Maar toch kunnen we iets van de menselijke psyche begrijpen uit de verschillende psychologische reacties, die meditatie oproept. Wanneer het steeds herhalen van een betekenisloos woord een bepaald psychologisch effect kan hebben, mag men ook aannemen, dat het herhalen van een betekenisvol gebed een nog veel sterkere invloed zal hebben op onze psyche. En daar ging het om bij de offers vroeger en het gebed tegenwoordig: de diepten van onze ziel bereiken en zo het unieke van ieder individu vorm geven.