(Bemidbar/Numeri 13:1-15:41)
Mosje stuurt twaalf mannen, één van iedere stam, om Kena’an te verkennen. Ze keren na veertig dagen terug en vertellen dat het land inderdaad overvloeit van melk en honing. De vruchten zijn groot en als bewijs tonen ze een druiventros die aan een draagstok door twee man gedragen moet worden. Maar de mensen in dat land zijn groot en de steden versterkt. Tien van de twaalf verkenners raden aan om niet op te trekken omdat het volk daar te sterk is en ze vrezen dat vrouw en kinderen krijgsbuit zullen worden. Alleen Kalev en Jehosjoe’a pleiten ervoor wel op te trekken omdat G’d met hen is. Het volk jammert dat het terug wil naar Egypte.
Hasjeem wil het volk vernietigen, maar Mosje weet dat door gebed te voorkómen. Voor elke dag van verkennen moet het volk echter een jaar in de woestijn blijven en zij die HaSjeem geminacht hebben, zullen het land niet zien maar in de woestijn sterven, met uitzondering van Jehosjoe’a en Kalev. Sommigen van het volk, met spijt over hun houding, trekken toch op maar worden smadelijk teruggeslagen.
G’d geeft Mosje instructies over uiteenlopende offers en gewijde gaven die gebracht zullen worden als het volk in het land gevestigd is. Een man die hout sprokkelde op Sjabbat moest ter dood gebracht worden. De mitsva van tsietsiet (schouwdraden) volgt.
Sjelach lecha is de 37e parsja, telt 119 pesoekiem, verzen, 1540 woorden, 5820 letters en is hiermee de 27 na langste parsja. Bevat 3 mitsvot, waarvan 2 geboden en 1 verbod.
Verdieping I: Kwaadsprekerij, lasjon hara van Mirjam en de verspieders
De verspieders zagen alleen de negatieve kanten van het land Israël. Ze zagen reuzen en werden bang. Ze schouwden niet door de oppervlakte van het wezen van de dingen heen.
“De steden zijn ontzettend stevig versterkt” (13:28). In de Midrasj Tanchoema (Sjelach 8) wordt de volgende vraag gesteld: “Waarom volgt de afdeling over de meragliem, de verspieders direct na de afdeling over de melaatsheid van Mirjam? Omdat zij gestraft werd vanwege de lastertaal die ze gesproken had over haar broer Mosje. Deze slechte verspieders zagen dit en hebben daar geen les uit geleerd”.
De verspieders waren in principe bijzondere mensen. Maar zij kenden geen `moessar’. Moessar betekent, dat je leert van iedere gebeurtenis. Niets gebeurt voor niets in je leven. Alles heeft een betekenis voor jou persoonlijk. Als niets je raakt, en niets je leven verandert, mis je de boodschappen van Boven. Het leven is een grote les. G’d stuurt ons iedere dag `twitters’ en `app-boodschappen’ waar wij iets van moeten leren.
Wat voor het wereldse nieuws geldt, geldt ook voor Tora leren. Er zijn mensen, die Tora leren maar geen jota in hun gedrag wijzigen. De Tora spreekt hen niet aan.
Moessar leert ons hoe wij ons persoonlijk kunnen aangesproken voelen door alles wat er om ons heen gebeurt. De Midrasj leert ons dat dit het verschil kan zijn tussen een rasja (slecht mens) en een tsaddiek (goed mens). Goede mensen zijn betrokken op de wereld om hen heen en weten daaruit lering te trekken, ook op heel persoonlijk niveau.
Verdieping II: Mogen wij op onze eigen slimheid en moraal vertrouwen?
Op weg naar Israël kwamen de verspieders langs Chevron (13:22). Slechts één verspieder ging deze stad binnen. Volgens de Talmoed was dit Kalev, die `zich uitspreidde’ (ging davvenen) bij de graven van onze Aartsvaderen. Hij vroeg hulp tegen de slechte intenties van de verspieders: “Mijn voorouders, vraag voor mij medelijden dat ik gered zal worden van de kwalijke plannen van de overige tien verspieders”.
Mag men zich in het gebed richten tot overleden voorouders? Overtreedt men niet het verbod uit Wajikra/Leviticus “gij zult de doden niet verzoeken”? Het Jodendom is puur monotheïsme en kent geen intermediairs. Wij mogen nooit bidden tot tussenpersonen of mediums. Wij davvenen (bidden) bij graven van tsaddikiem (gave mensen) tot G’d, dat G’d ons verhoren moge in de verdienste van de tsaddikiem, die hier begraven liggen.
Kalev begreep, dat hij op eigen morele kracht niet opgewassen was tegen de overredingskracht van de tien slechte verspieders. Zij hadden goede argumenten om voorlopig niet naar Israel te willen. In Israel zouden ze gewone boeren worden en de hele dag moeten werken voor hun inkomen. In de woestijn leefden zij op bovennatuurlijke wijze en konden zij zich de hele dag wijden aan hogere gedachten en Tora. Maar dit was niet de bedoeling van het Jodendom omdat het Jodendom propageert, dat je vroom en verbonden met G’d kunt zijn juist temidden van een woelige, materieel-georienteerde maatschappij.
Kalev moest tegen de meerderheidsmening in gaan. Dat was niet eenvoudig, zeker niet omdat de anderen goede en ogenschijnlijk steekhoudende argumenten hanteerden. Maar Kalev kende G’ds bedoeling. Kalev wendde zich tot G’d in de verdienste van de Aartsvaders, die in Chevron begraven liggen omdat hij besefte, dat zijn eigen morele kompas het wel eens kon begeven tegen zo veel `vrome’ weerstand. Voor de waarheid heeft men in deze `wereld van leugen’ veel Hemelse bijstand nodig.
Verdieping III: Waarheid en leugen
De verspieders keerden na veertig dagen terug en vertelden dat het land overvloeide van melk en honing. De vruchten waren groot. Dit was de waarheid.
Maar de mensen waren groot en de steden versterkt. Tien van de twaalf verkenners rieden aan om niet op te trekken. Ze vreesden dat vrouw en kinderen krijgsbuit zouden worden. En dit was de leugen.
Onze Wijzen vertellen ons dat pure leugen snel ontmaskerd wordt. Wil een leugen geloofd worden, zal men iets van waarheid moeten vertellen. Verschillende ideologieen vonden de afgelopen eeuwen aanhang omdat ze een kern van waarheid bevatten. Dat deze waarheidselementen later misbruikt werden en daardoor hun glans verloren, heeft met het menselijk tekort te maken. Sommige vormen van communisme illustreren deze gedachte. Communisme was bedoeld om sociale rechtvaardigheid te brengen. Machtswellustelingen misbruikten deze fraaie idealen om hun eigen belangen na te streven.
Onze Wijzen stellen, dat de Masjieach zal komen in een generatie, die of volledig goed of volledig slecht is. In een generatie, die volledig verdorven is, zal de waarheid vanzelf bovendrijven omdat `sjekker’ (leugen) uiteindelijk het onderspit delft en de waarheid vanzelf duidelijk wordt.
Verdieping IV: Waar gaat het om in onze gebeden?
Na het debacle van de verspieders wilde G’d de Joden vernietigen en een nieuw Joods volk maken met Mosje als Aartsvader. Mosje davvende voor het behoud van het volk en zei o.a., dat als G’d de Joden in de woestijn zou vernietigen, de omringende volkeren zouden claimen, dat G’d niet bij machte was om de Joden naar Israel te brengen en Hij hen daarom in de woestijn zou slachten. Dit zou resulteren in een chiloel Hasjeem (ontwijding van G’ds Naam) en geen kiddoesj Hasjeem (heiliging van de Naam) zijn.
Wat we hiervan kunnen meenemen, is, dat ieder gebed een element van kiddoesj Hasjeem moet bevatten. Willen onze gebeden effectief zijn, dan moeten wij niet alleen aan onze eigen belangen denken maar ook gericht zijn op `G’ds belang’: als onze gebeden verhoord worden moet dat ook tot meerdere glorie van G’ds heerschappij hier in deze materiele wereld leiden.
Niet alleen ons dagelijkse leven maar ook onze gebeden – ook de meest persoonlijke – moeten gericht zijn op het vestigen van G’ds Koninkrijk op aarde, zelfs wanneer wij slechts davvenen om gezondheid, parnose of succes. Want ook onze gezondheid, parnose of succes zijn onderdeel van G’ds Masterplan met dit universum. Alleen als wij gezond zijn kunnen wij ten volle aanwezig zijn bij en genieten van G’ds Aanwezigheid.
Verdieping V: Ma’apiliem – stoutmoedigen
Toen ze Israel niet meer in mochten kreeg een aantal Joden spijt over hun houding. Ondanks G’ds verbod en Mosje’s waarschuwingen trokken ze toch op:
“Eigenzinnig trokken ze toch naar de top van het gebergte hoewel de Ark van het Verbond met Hasjeem en Mosje niet uit het kamp weken. De Amalekieten en Kena’anieten, die in dit gebergte woonden, kwamen naar beneden en brachten hen een verpletterende nederlaag toe…” (14: 40-45).
Hoe kwam dit? Omdat ze ook in tweede instantie niet luisterden. G’d wilde dat de Joden nog even in de woestijn zouden rijpen tot een volk van het Boek. Met je hoofd door de muur gaan is geen tesjoewa (oprechte terugkeer; voorgaande is gebaseerd op Rav Wolbe on Chumash van Rabbi Yitschok Caplan).