Parsja Pinchas 5775

(Bemidbar/Numeri 25:10 – 30:1)

PINCHAS (persoonsnaam): Pinchas krijgt van Hasjeem Zijn vredesverbond aangeboden, omdat hij het recht van Hasjeem heeft opgeëist door het leven te nemen van de ontuchtige Midjanietische Kozbi bat Tsoer en haar minnaar Zimri ben Saloe. Tevens beveelt G’d vijandelijkheden tegen de Midjanieten te openen, omdat ze de Joden in de (afgoden)valstrik lieten lopen. Mosjée en Elazar moeten van het volk de 20-jarigen (dienstplichtigen) en daarboven tellen. Er volgt een lange lijst met namen van families en het getal van de volwassen mannen is meer dan zeshonderdduizend. Mosjée moet het land in erfelijk bezit verdelen naar de omvang van iedere stam. De Levieten horen niet bij de getelden en krijgen geen erfelijk bezit. De vijf dochters van Tselofchad claimen land, omdat hun overleden vader geen zoon had. Hasjeem wijst hen land toe en onderwijst het erfrecht. G’d gebiedt Mosjée vanaf de berg Arawiem uit te kijken over het Beloofde Land, waarna Mosjée moet sterven. Mosjée vraagt G’d iemand aan te wijzen die het volk kan leiden. Jehosjoe’a wordt aangewezen. In het openbaar draagt Mosjée op hem zijn leiderschap over. Daarna volgen een aantal voorschriften omtrent de offerdienst.

Pinchas is de 41e parsja van de Tora, telt 168 pesoekiem, verzen, 1887 woorden, 7855 letters, is hiermee de twee na langste parsja en bevat zes mitsvot, geboden.

VERDIEPING: WAAROM MOSJÉ AF EN TOE HALACHOT (voorschriften) NIET KENDE

In de vorige, deze en de volgende parsja kan Mosjé geen halachische (wettelijke) beslissingen nemen omdat de halacha (wet) voor hem verborgen werd gehouden:

  1. In de zaak van Zimri en zijn Midjanitische vriendin (einde Balak, parsja van vorige week);
  2. In de erfrechtelijke zaak van de dochters van Tselofchad (midden van  parsja Pinchas);
  3. In de vraag van het kasjeren van eetvoorwerpen (parsja Matot, volgende week).

“Mosjé bracht hun rechtsvraag voor Hasjeem (G’d)” (27:5)

Mosjé wist het antwoord niet op de vraag van de vijf dochters van Tselofchad of zij land zouden erven in Israel.

Dit was niet de eerste keer in korte tijd, dat Mosjé de halacha niet wist. Aan het einde van de vorige parsja (Balak), toen Zimri zijn Midjanitische vriendin voor Mosjé plaatste en Mosjé confronteerde me de vraag of hij met haar kon trouwen, was Mosjé ook de halacha kwijt.

Zimri benaderde Mosjé op een heel persoonlijke manier: “Als u mij gaat vertellen, dat mijn Midjanitische vriendin voor mij verboden is, dan stel ik u een wedervraag: wie heeft u toegestaan te trouwen met uw Midjanitische vrouw Tsippora?” (voor alle duidelijkheid: Mosjé en Tsippora waren voor Matan Tora, de wetgeving op de berg Sinai met elkaar getrouwd en waren beiden bij Matan Tora Joods geworden).

In de volgende parsja (Matot) volgt een episode over het kasjeren (kosjer maken) van eetvoorwerpen waar Rasji (31:21) uitlegt dat Mosjé de halacha niet wist omdat hij zich kwaad had gemaakt (daar wordt dus een duidelijke reden aangegeven).

Objectief paskenen (beslissen)

Maar waarom kende Mosjé in beide andere gevallen de Joodse wet niet? Het benadrukt de absolute noodzaak van objectiviteit en onpartijdigheid bij wetsbeslissingen.

In Talmoedtractaat Jewamot (77b) stelt Rabbi Abba in naam van Rav, dat een rabbijn, die wil paskenen totaal objectief en onbevooroordeeld moet zijn: “Een geleerde (talmied chagam) die iets wil paskenen (beslissen) moet dat doen voordat hij bij een zaak betrokken raakt (hij moet reeds van te voren over dit soort zaken zijn mening hebben kenbaar gemaakt). Raakt hij bij een zaak betrokken, zodat hij bevooroordeeld is, dan kan hij niet meer paskenen” (zie ook de Rema, Jore Dea einde hoofdstuk 243).

Bij twee beslissingen betrokken

Mosjé werd zowel bij de Midjanitische vriendin van Zimri als bij de erfeniskwestie van de dochters van Tselofchad persoonlijk betrokken. Zimri stelde het eigen huwelijk van Mosjé met zijn Midjanitische vrouw Tsippora ter discussie zodat Mosjé hierin niet meer objectief kon oordelen.

Liefde voor het land

Ook bij de verdeling van het grondgebied van Israel ontstond er persoonlijke betrokkenheid bij de erfkwestie. Machla, Choĝla, Noa, Milka en Tirtsa hielden van het land. Omdat Tselofchad geen zonen had, vreesden zijn dochters, dat de naam van hun vader verloren zou gaan. De dames wilden een erfdeel. Tselofchad was van de stam Menasjé. Menasjé mocht in Trans-Jordanië wonen. Maar hun liefde voor het Heilige Land was zo groot, dat ze niet aan de andere kant van de Jordaan maar midden in het echte Joodse land wilden wonen.

Hoger beroep

Niemand wist het antwoord op hun vraag of zij ook een deel in het land konden krijgen. De vijf zussen richtten hun verzoek aan Mosjé, Elazar en de zeventig oudsten, hoewel zij het niet prettig vonden om voor zo’n groot rabbinaal tribunaal te verschijnen. De dochters van Tselofchad legden de vraag voor toen Mosjé de wetten van het leviraatshuwelijk – Jiboem – in het Beet hamidrasj (Leerhuis) behandelde.

Professioneel pleidooi

Ze hadden hun pleidooi professioneel opgebouwd: “Onze vader is in de woestijn gestorven. Omdat hij Egypte heeft verlaten, heeft hij automatisch een deel in het land Israël. Onze vader heeft zijn deel in het land niet verloren want hij hoorde niet bij de klagers over het Manna of over het water of bij de groep van Korach. Hij heeft ook anderen niet aangezet tot zonde maar stierf vanwege zijn eigen fout.

Mosjé vergat om belangenverstrengeling te voorkomen

Toen Mosjé hoorde dat Tselofchad niet bij de groep van Korach was, begreep hij, dat hij in deze zaak niet kon paskenen. Korach was in opstand gekomen tegen Mosjé. Toen de dochters van Tselofchad claimden, dat hun vader niet in opstand was gekomen tegen Mosjé, raakte Mosjé – zij het subtiel -bevooroordeeld en mocht hij niet meer paskenen. Daarom bleef de halacha voor hem verborgen.

In het geval van Zimri kon Pinchas, die zich de halacha wel herinnerde, ingrijpen doordat Mosjé het niet meer wist. Bij de dochters van Tselofchad werd de rechtsvraag aan G’d Zelf voorgelegd.

Discussie met Tselofchads dochters

Maar wat was nu precies de claim van Tselofchads dochters? Hoe verliep de discussie tussen hen en Mosjé? Zij stelden: “Waarom zou de naam van onze vader vergeten worden omdat hij geen zoons heeft? Laat ons als zijn dochters erven!”. Mosjé meende dit verzoek te moeten afwijzen.

De dochters van Tselofchad lieten het hier niet bij zitten: “Als meisjes niet beschouwd worden als erfgenamen, mag onze moeder hertrouwen met één van de broers van onze vader, volgens de bepalingen van het zwagerhuwelijk. Misschien krijgt ze dan nog een zoon, die een deel van onze vader zal erven in het Land!”. “Wanneer er dochters zijn, is het zwagerhuwelijk niet van toepassing. Jullie moeder mag dus niet met één van jullie ooms trouwen”, zei Mosjé. Daarop zeiden de vijf dames: “Mosjé Rabbenoe, wat is dit nu voor redenering? Als we als kinderen beschouwd worden wat het zwagerhuwelijk betreft – daarom mag onze moeder niet hertrouwen om de naam van onze vader voort te zetten – zouden we dan ook niet een deel kunnen krijgen in het Heilige Land?”. Mosjé legde de vraag voor aan het Opperwezen.

G’d antwoordde de dochters van Tselofchad dat zij hun vaders deel zullen krijgen en een dubbel deel in hun grootvaders land (omdat Tselofchad de eerstgeborene van Chefer was).

Moraal van het verhaal

De dochters van Tslofchad gingen in tegen de tijdsgeest. Zij probeerden de tij van kritiek op het Joodse Land te keren. Dat lijkt niets bijzonders, maar is absoluut noodzakelijk als we op het rechte pad willen blijven. Er bestaat veel weerstand tegen Israel. Daarom moeten wij onze gehechtheid aan Israel duidelijk laten blijken (mede gebaseerd op Sefer Pninim Kehot Publ. Soc. 2005)

Reacties zijn gesloten.